Ik
zit in het complot om aartshertog Franz Ferdinand te vermoorden, maar
ik moet dringend urineren. Iemand wijst mij een toilet. De deur hangt
bijna een meter boven de vloer. Ik kijk in een pot vol drollen en
trek door. De drollen verdwijnen maar gedeeltelijk. Ik raak eerst in
paniek, maar begin, ondanks mijn walging, toch te pissen. Daarna
schrik ik wakker.
Vroeger
mocht je geen pissen zeggen. Dat vonden ze een onfatsoenlijk woord.
Ik werd geïnterviewd door Janny Groen, een oud-klasgenote, die stage
liep bij de NCRV.
Ze maakte een radioprogramma over dromen. Ze had gehoord dat ik mijn
dromen opschreef, maar niet dat ik daar alweer mee was opgehouden. Ik
mocht over de mooiste dromen vertellen, die ik deels verzon. Ik mocht
geen onfatsoenlijke woorden gebruiken, die werden door de
eindredactie geknipt.
Ik
vertelde dat ik vaak over de stad vloog. Ik gebruikte dan de
schoolslag, zodat het een soort luchtzwemmen was. Er kwamen ook mooie
eilanden en tuinen in mijn dromen voor. Dat ik eigenlijk alleen
droomde van wateren in gore toiletpotten, of bezemkasten, vertelde ik
haar niet. Janny maakte een mooie uitzending, met dromerige muziek.
Nu schrijft ze in de Volkskrant. Daar is niets dromerigs aan, evenmin
als aan de moord in Sarajevo.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten