Ik
moet met Claire naar een crematie. Een gelegenheid waarnaar ik niet
met vreugde uitzie. We kennen de dode uit het café,
waar hij altijd een montere indruk maakte, ook toen hij al ziek bleek
te zijn. Het is de zoveelste die wegvalt uit de kring van vrienden en
bekenden. De zoveelste op jonge leeftijd, waaronder ik voor het gemak
iedereen rangschik die van mijn leeftijd of jonger is.
De
generatie boven mij bestond nog grotendeels uit wat we 'kwieke
oudjes' noemden. Mijn moeder werd negentig, mijn vader zesentachtig.
Jong vergeleken bij enkele van mijn ooms en tantes. Die mensen hadden
de oorlog meegemaakt, de hongerwinter en de gewoonte om 's avonds
voor het slapen gaan een lepel Draisma's levertraan te nemen.
Wij
babyboomers mochten ook nog even van die levertraan meegenieten. De
gezondheidsraad bestond nog niet, of misschien ook wel, maar hij liet
nog niet van zich horen. Ik zie de fles met die ranzige walvistroep
nog weleens in een droom nadat ik zwaar heb getafeld. Je nam het in
met een lepel, of een speciaal daartoe gemaakt, vettig maatglas.
Glaasje eigenlijk. Omdat de smaak door geen beschaafd mens was te
verdragen, kreeg je een suikerklontje toe. Dat alles ter versterking
van de vitale organen. Roken, ook tijdens de zwangerschap, werd toen
nog als gezond beschouwd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten