Ik
heb meer met het verleden dan met het heden. Dat komt door tante
Christien. Een vriendin van mijn oma en een groot kindervriend. Ik
mocht vaak bij haar spelen. Een nachtje logeren was een hoogtepunt.
Ze vertelde altijd over vaderlandse geschiedenis. Toen ik naar de
kleuterschool ging was ik al volkomen vertrouwd met figuren als Jan
van Schaffelaar, Willem de Zwijger en Michiel Adriaansz de Ruyter.
Vanaf
mijn eerste stukje in de schoolkrant van de mulo, beschouwde ik
mezelf als dichter en schrijver. Al maakte ik toen vaak romantische
rijmpjes voor meisjes waarop ik verliefd was, maar die ik dat als
verlegen puber niet durfde vertellen. Eén
keer zou ik naar Heerjansdam fietsen, waar een lieftallig
klasgenootje woonde, om een zwijmelende blik op haar kamerraam te
werpen. In Zwijndrecht begon het te stortregenen. Dat betekende het
einde van een ontluikende liefde.
Omdat
met dichten weinig of niets te verdienen viel, ben ik historicus
geworden. Ik kijk nog altijd met grote belangstelling achterom. Tot
2010 gaf ik ook geschiedenisles. Daarbij vertelde ik vooral verhalen,
al mocht dat eigenlijk niet meer van de 'vernieuwers' op het
ministerie. Die kregen in gedachten een dikke middelvinger. Tot het
uiteindelijk te bar werd. Toen ben ik gestopt om alleen nog maar te
schrijven. Over veel verleden en weinig waan van de dag.
Foto: archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten