Ik rijd op een huurfiets door het dorp Hippolytushoef. Een plaats die in vervlogen tijden enige faam genoot vanwege het grote aantal cafés. Dat zegt Wikipedia. Of het waar is, weet ik niet, maar het dorp maakt een brandschone, welvarende en uiterst doodse indruk. Je moet heel goed rondkijken om een kroeg te bespeuren en als ik er toch een zie, blijkt hij gesloten. Het is zondagmorgen. In Hippolytushoef komt men bij van de bruisende zaterdagavond. Een paar kilometer verderop ligt Den Oever, waar ik gisteren de havendagen bezocht. Rondgekeken op een oude mijnenveger, zodat ik nu alles weet van de mijnenvegerij. Handig voor als de Russen komen.
In Den Oever was het kermis. De hele dag een draaiorgel voor de deur, ga er maar aan staan, of een loeiende attractie. Je zou er van aan de drank gaan. In het café waar ik koffie bestelde, bracht een bonkige serveerster bier. 'Sorry, ik heb nog een kater van gisteravond.' Het zat vol grofstoffelijke mannen met oorringen, alsof de geest van de Watergeuzen er nog rondwaarde. Ik ging een visje eten aan de haven en bekeek de waterwerken. De robuuste, dit jaar vernieuwde, knip in de dijk, de toegang tot de haven, die bij springvloed en superstorm wordt afgesloten door twee oerdikke, houten deuren. Aan de zeewering wordt nog gewerkt. Aan weerszijden van de knip hebben ze al wel damwanden in de dijk geslagen, maar de beschoeiing moet nog worden afgewerkt.
Ik liet de kermis voor wat hij was. Langs de buitenkant van de dijk die het voormalige eiland Wieringen beschermt tegen de Waddenzee, fietste ik op mijn logeeradres aan, met op vijf over twaalf het silhouet van Den Helder en op kwart over twaalf de contouren van Texel. Ik dacht aan het Eiland van Dordrecht: altijd zomer en weinig wind. De huurfiets heeft zes versnellingen, maar de derde en vierde trappen consequent door. Dat heb je vaker met huurfietsen en tegenwind.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten