Als hij door de Dominee Tuitknakstraat loopt, denkt hij vaak aan een zomeravond in zijn jeugd. Hij was vijftien en ging om met Gradus, de zoon van schoenmaker Klomp, die op nummer 16 woonde en aan huis zijn werkplaats had. Schoenmaker was toen al een uitstervend beroep, denkt hij.
Op die avond stonden ze voor de deur te roken. Gradus mocht dat van zijn ouders, Warnaar nog niet. Als hij wachtte tot zijn achttiende, zou hij een zakje geld krijgen, maar zijn ouders kwamen nooit in de Dominee Tuitknakstraat, dus kon hij het er gerust op wagen. De zon was al aardig gezakt. Op een gegeven ogenblik ging even verderop, waar de straat omhoog liep naar de Slaperdijk, een licht aan. Voor het raam stond Vera Vogel. Vera was een van de populaire meisjes van de school. Dat had ze meer aan haar vormen dan aan haar verstand te danken. Gradus en Warnaar vonden Vera 'een stoot', maar haar aanspreken hadden ze nog nooit gedaan, omdat ze alleen maar omging met jongens uit de eindexamenklas en dan uitsluitend met de gespierde exemplaren.
Zich niet bewust van wie buiten bij Klomp stonden te peuken, begon Vera zich uit te kleden. Shirtje, beha, rokje. Gradus leek nerveus te worden, hij liet zijn shaggie vallen. Terwijl hij zich bukte om het op te rapen, trok Vera met een ruk de gordijnen dicht. Toen hij Gradus jaren later nog eens tegenkwam en naar Vera informeerde, hoorde hij dat ze het leger in was gegaan.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten