dinsdag, augustus 28, 2018

Huurfiets



Ik rijd op een huurfiets door het dorp Hippolytushoef. Een plaats die in vervlogen tijden enige faam genoot vanwege het grote aantal cafés. Dat zegt Wikipedia. Of het waar is, weet ik niet, maar het dorp maakt een brandschone, welvarende en uiterst doodse indruk. Je moet heel goed rondkijken om een kroeg te bespeuren en als ik er toch een zie, blijkt hij gesloten. Het is zondagmorgen. In Hippolytushoef komt men bij van de bruisende zaterdagavond. Een paar kilometer verderop ligt Den Oever, waar ik gisteren de havendagen bezocht. Rondgekeken op een oude mijnenveger, zodat ik nu alles weet van de mijnenvegerij. Handig voor als de Russen komen. 

In Den Oever was het kermis. De hele dag een draaiorgel voor de deur, ga er maar aan staan, of een loeiende attractie. Je zou er van aan de drank gaan. In het café waar ik koffie bestelde, bracht een bonkige serveerster bier. 'Sorry, ik heb nog een kater van gisteravond.' Het zat vol grofstoffelijke mannen met oorringen, alsof de geest van de Watergeuzen er nog rondwaarde. Ik ging een visje eten aan de haven en bekeek de waterwerken. De robuuste, dit jaar vernieuwde, knip in de dijk, de toegang tot de haven, die bij springvloed en superstorm wordt afgesloten door twee oerdikke, houten deuren. Aan de zeewering wordt nog gewerkt. Aan weerszijden van de knip hebben ze al wel damwanden in de dijk geslagen, maar de beschoeiing moet nog worden afgewerkt. 

Ik liet de kermis voor wat hij was. Langs de buitenkant van de dijk die het voormalige eiland Wieringen beschermt tegen de Waddenzee, fietste ik op mijn logeeradres aan, met op vijf over twaalf het silhouet van Den Helder en op kwart over twaalf de contouren van Texel. Ik dacht aan het Eiland van Dordrecht: altijd zomer en weinig wind. De huurfiets heeft zes versnellingen, maar de derde en vierde trappen consequent door. Dat heb je vaker met huurfietsen en tegenwind.

Foto: auteur


donderdag, augustus 23, 2018

Nepnieuws en propaganda



Op 20 augustus 1672 werden Johan en Cornelis de Witt vermoord. In Den Haag, op het Groene Zoodje. Daar staat nu een standbeeld van Johan de Witt. Zijn broer, die een hoofdrol speelde in de tocht naar Chatham (1667), werd voor het gemak vergeten. Dordrecht heeft het wat dat betreft beter gedaan. Daar werd op 20 augustus 1918 op de Visbrug een beeld van beide broers onthuld. Precies honderd jaar geleden. Sinds vorig jaar staan wij op 20 augustus voortaan bij dat beeld even stil bij de moord op de gebroeders De Witt. Dat stilstaan wordt georganiseerd door radiomaker Ben Corino. Achter deze Italiaanse achternaam gaat een tot Dordtenaar genaturaliseerde Rotterdammer schuil, met een groot hart voor de de stad. Mijn vader was ook een tot Dordtenaar genaturaliseerde Rotterdammer. Hij was twee toen het beeld van de gebroeders werd onthuld. Mijn moeders vader, ras-Dordtenaar en geboren op de Visbrug in het pand van Centre Ville, was toen zevenentwintig. Hij verdedigde in 1918 het vaderland met schoenen poetsen voor een luitenant. Hij was misschien wel bij de onthulling, want de luitenant was gelegerd in Dordt.

Er zijn allerlei redenen te verzinnen om deze politieke moord te herdenken. Het belang van de gebroeders, bijvoorbeeld, maar de reden die er voor mij uitspringt is dat zij het slachtoffer zijn geworden van wat we tegenwoordig nepnieuws en propaganda noemen. Nepnieuws en propaganda worden in onze tijd verspreid door foute media en vooral via de sociale media, die zich in snel tempo aan het omvormen zijn tot levensgevaarlijke bronnen van misinformatie. Denk maar aan die dwaze anti-vaccinatiefanaten. In de zeventiende eeuw ging dat door het verspreiden van pamfletten. De snelle verbreiding van de Hervorming, na het aanplakken van zijn proteststellingen door Maarten Luther in 1517, zou niet mogelijk zijn geweest zonder de uitvinding van de drukpers. De godsdiensttwisten die daarna uitbraken hebben een tomeloze ellende veroorzaakt. Moord en doodslag alom, IS en de Taliban zijn er niks bij.

In het geval van de gebroeders De Witt ging het niet om religieuze, maar om politieke tegenstellingen. Johan de Witt wilde de Republiek vrijwaren van de koninklijke status en wellicht ook het absolutisme (gezien hun banden met de Stuarts), waar de Oranjes naar streefden. De aanhang van Willem van Oranje, de latere koning-stadhouder Willem III, bestond voornamelijk uit het gepeupel, het volk uit de minst geprivilegieerde maatschappelijke lagen. Dat volk zette zich af tegen de staatsgezinde regenten, de rijke elite, waarvan de gebroeders De Witt de belangrijkste vertegenwoordigers waren. Het volk werd opgejut door het nepnieuws en de propaganda van fanatieke Oranjegezinden, die gebruik maakten van de angstgolf die ontstond toen Frankrijk, Engeland en twee Duitse bisdommen, Munster en Keulen, met zijn allen de Republiek aanvielen. Als ik aan de gebeurtenissen van 20 augustus 1672 denk, denk ik ook altijd aan Henk Bres, die kale Hagenaar die met zijn grote muil en volkse opvattingen veel populariteit verwierf door het televisieprogramma Het Lagerhuis, en natuurlijk aan Tedje van Es en F. Jacobse.

Foto: auteur

zaterdag, augustus 18, 2018

Lage Zwaluwe



In de bundel femenismo van Joanne Limburg staat een gedicht dat Barton in the Beans heet. In dat gedicht speelt ze met allerlei wonderlijke, Engelse plaatsnamen. U moet het maar eens lezen. De bundel is in het Nederlands uitgegeven door Liverse, maar het Engelse origineel staat erbij, zodat u het beter kunt weten dan de vertaler. Er komen plaatsen in voor als Shouldham Thorpe, Swadlincote, Wigston Parva, Ramsey Mereside en zo nog een aantal bijzonderheden. Bestaan die plaatsen allemaal, vroeg ik mij af. Ja, ze bestaan.

In Nederland kunnen we er ook wat van. In juni ging ik naar de Avond van de Poëzie in Groede (Zeeuws-Vlaanderen). Onderweg kwamen we door Boerenhol. Toen Stella nog leefde, bezochten we met enige regelmaat Domburg. Op de terugweg reden we altijd een rondje om de kerk van Biggekerke en iedereen kent wel Sexbierum of Moddergat. Vlak Kuttingen en Waspik trouwens niet uit. Ook deze plaatsen bestaan. Dat is niet het geval met Lage Zwaluwe.

Lage Zwaluwe is een station waar ik doorgaans aan voorbij zoef, maar sinds de NS in haar wijsheid heeft besloten de meeste intercitytreinen naar Staats-Brabant niet meer in Dordrecht te laten stoppen, zit ik meestal in de boemel als ik naar Breda, Antwerpen of Brussel wil. Sprinter heet die boemel, maar er is weinig sprinten bij, want hij stopt bij iedere molshoop. Ook in Lage Zwaluwe. In de wijde omtrek van dat station zijn hooguit drie of vier bescheiden optrekjes te bespeuren, wellicht van verdwaalde keuterboeren. Het lemma over Lage Zwaluwe in Wikipedia moeten we daarom beschouwen als geraffineerd nepnieuws. De NS is er ingetrapt. De omgeving van station Lage Zwaluwe is vrijwel verlaten en troosteloos. Bijna even troosteloos als het nieuwe station van Breda, dat qua architectuur vooral aan een mortuarium doet denken. 

Foto: auteur


woensdag, augustus 15, 2018

Tweede van der Helst



Het is een tijd geleden dat ik een Boekenpraatje op Youtube zette, maar toch zal de schare liefhebbers die zich doorgaans direct op de iPad stort als ik weer eens wat te berde breng, nog even moeten wachten. Ik heb het op het ogenblik te druk met boeken lezen. De tijd om er over uit te weiden ontbreekt. Tenzij ik mij mijn dagelijkse praatje in het stamcaféontzeg en dat heb ik er, eerlijk gezegd, niet voor over. Het leven is al kort genoeg, in een maand tijd hebben we weer twee gewaardeerde oud-collega's ten grave gedragen, en ik ben geen monnik die alleen voor het bidden zijn cel uitkomt.

Monnik, je zou het maar wezen. Natuurlijk, ik weet ook wel dat er monniken en monniken zijn. Boeddhistische die het liefst islamieten doodslaan, roomse, die het liefst bier brouwen, maar ook boeddhistische die nog geen mug doden, hoe hinderlijk ook en roomse die ketters een gruwel zijn die ze het liefst op een brandstapel zien eindigen. Alle soorten en maten, maar de meesten vind ik een beetje eng. Dat komt door die devotie. Ik ben tegen vroomheid. Dat is iets voor half seniele, oude vrouwtjes in half duistere Zuid-Europese kerken, die gratis en voor niks de vloer aandweilen voor meneer pastoor. Niet iets voor een normaal mens, begiftigd met rede.

Ik heb eigenlijk in mijn hele leven maar één monnik ontmoet die niet een beetje eng was. In het klooster van Megista Lavra op het schiereiland Athos. Dat was een voormalige zeeman die eenmaal teruggekeerd aan wal kip noch kraai in de wereld meer bezat. Hij was, oud en slecht ter been, in het klooster zeker van zijn natje en zijn droogje en ach, grinnikte hij, mocht het toch waar zijn van die hemel, dan zat hij hier op de beste plek om heen te gaan. Daarna rookten we, al mocht het niet, op het balkon van zijn cel een sigaartje.

Dat Boekenpraatje komt wel. Eerst moet ik nog even De ommegang van Jan van Aken lezen, De kunst is mijn slagveld van Nanne Tepper, Selma van Carolijn Visser, de Jane Austen-biografie van Claire Tomalin, Writer's Luck van David Lodge en de prijswinnende roman van Murat Isik. En weer eens een brievenboek van Gerard Reve, u weet wel, die man van Tweede van der Helst.

Foto: auteur


zaterdag, augustus 11, 2018

Kees & Lou


                   Het Lou-pad

Op zeven augustus was het honderd jaar geleden dat Kees Buddingh' werd geboren, de dichter wiens voornaam met grote hardnekkigheid foutief wordt gespeld als Cees. Het moet je maar overkomen, dat mensen, die beweren belangstelling te hebben voor je leven en werk, nalaten om even na te gaan hoe je naam moet worden geschreven. Cornelis Buddingh', dat wordt Cor of Kees. Zijn ouders kozen voor de roepnaam Kees. Schrijf je het met een C, dan moet je Sees zeggen, zoals bij Sees Nooteboom. Buddingh' is er heel duidelijk over. Ik citeer:

Een heleboel mensen kunnen, vreemd genoeg, niet tegen initialen in een schrijversnaam. Dat je als C. Buddingh' publiceert nemen ze - bewust of onbewust - ergens niet: die 'C' moet en zal een naam worden - en zo prijk je, zonder dat je het zelf wilt - ja, terwijl je het zelfs helemaal niet wilt - op de meest uiteenlopende plaatsen als ' Cees', een voornaam die ik zelf wel als laatste zou uitkiezen. (In: En in een mum is het avond, blz. 231, 10-01-1973).

Bij de honderdste geboortedag van Buddingh', Dordtenaar bij uitstek en clubdichter van DFC, de voetbalclub die hij zijn leven lang trouw bleef, werd stilgestaan door de Dordtse bibliotheek, samen met het Buddingh'-genootschap. In de Blauwe Kamer van de bibliotheek werden we onthaald op Buddingh'-gebak, Ton Delemarre pleitte er zeer terecht voor een dubbelstandbeeld van Kees Buddingh' en Otto Dicke, die beiden veel meer voor de stad betekenden dan Willem van Oranje, die zonodig met een drollig hondje bij de Berckepoort moet worden neergepoot. Op die plek stond vroeger een pisbak. Misschien kunnen ze die Willem hol maken, zodat hij ook als urinoir is te gebruiken, maar dit terzijde. Wim Huijser vertelde over wat er nog aan Buddingh'-uitgaven is te verwachten, waarna hij ons meenam op een korte Buddingh'-wandeling naar Pictura. Daar had Kees een aantal jaren een werkkamer, naast het atelier van Otto Dicke. Op die werkkamer maakte ik voor het eerst kennis met hem, in februari 1969. In de bar van Pictura, waar vroeger Ton en Nelly van Dalen woonden, in de tijd dat Ton beheerder van het gebouw was, dronken wij op de nagedachtenis van Buddingh'.

Tijdens die borrel werd ik even bevangen door alle herinneringen die voor mij zijn verbonden aan Pictura, aan Kees Buddingh', aan Lou ten Bosch, die in januari op hoge leeftijd is overleden. Buddingh' was een voorbeeld als dichter, Lou ten Bosch, die ik voor het eerst pantomime zag spelen in Pictura toen ik een kleuter was, werd later mijn tekenleraar op de Pedagogische Akademie, met scheepslengten voor de beste tekendocent die ik heb gehad. Lou bleef, evenals Kees, een levenslange inspiratiebron, ook al schreef ik en tekende hij. Ruim een jaar voor zijn overlijden sprak ik hem het laatst, op landgoed 't Waliën in de Achterhoek, waar wij wandelden over het heerlijke Lou-pad dat hij daar had aangelegd en nog steeds onderhield. Kees Buddingh' moesten we veel eerder missen. Hij overleed in 1985, op 67-jarige leeftijd, aan de gevolgen van wat een routine-operatie had moeten zijn. Enkele dagen daarvoor had ik nog bij Kees en Stientje thuis een glaasje whisky gedronken. Binnenkort word ik zelf 67 en hoewel ik niet bang ben uitgevallen, geeft dat best een beetje een angstig gevoel.

Foto: auteur


zaterdag, augustus 04, 2018

Zwarte achterlijkheid




Lieve Stella,

Het is hoog tijd voor een brief. De laatste keer dat ik je schreef zat ik op Skyros, begin mei. Ik heb er maar eens allerlei dingen waarmee ik bezig ben voor opzij geschoven. Dat geeft een beetje het gevoel dat ik koesterde toen ik nog leraar was en soms werd overstelpt met van alles dat moest worden gedaan: correctiewerk, toetsen maken, lessen en vergaderingen voorbereiden, bijscholen, je kent dat wel. Als het mij een beetje te veel werd dacht ik altijd: 'er zijn belangrijker zaken in het leven,' waarna ik een verhaal ging schrijven of uitgebreid mijn dagboek begon bij te werken. Dat gaf meestal veel bevrediging. Soms moet je lak hebben aan de wereld om je heen.

Op het ogenblik heb ik het gevoel dat ik in Griekenland ben, omdat het al een paar weken warm tot heel warm weer is. Vorige week was het zelfs een keer 44op de veranda. In de tuin was het toen in de schaduw 33en in de woonkamer, altijd de koelste plek van het huis, 29o. Boven, onder het platte dak, wordt het al gauw zo'n 37o- 38o. Daar valt niet te werken, dat doe ik voorlopig beneden. 's Nachts kan ik het kampeerbed naar beneden halen, maar tot nu toe slaap ik gewoon boven, met de ramen open en de ventilator aan. Dat gaat prima. Het is wel vervelend dat je overdag iets van kleren moet dragen. Die hinderen bij deze temperaturen, waarbij het heerlijk is om naakt rond te lopen. Ik ben zelf niet preuts, maar toch gaat dat niet buitenshuis, want als ik in mijn blote piemel in de tuin zou gaan liggen, zou ik geheid klachten krijgen van de achterburen. 

Dat was bijna veertig jaar geleden, toen ik dit huis pas kocht, wel anders. Bij mooi weer lagen de buurmeiden lekker bloot in hun tuin te zonnen en liepen Marion en ik ook rond alsof we in het paradijs waren. Tegenwoordig worden meisjes weer weggestuurd uit het zwembad als ze topless gaan zwemmen. Waar die dwaze, godgeklaagde preutsheid onder de jongere generatie vandaan komt, weet ik niet, maar ik vind het een benauwend verschijnsel. Op naar de zwarte achterlijkheid van de jaren vijftig! Zelf ben ik een beetje van mijn geloof afgevallen, omdat zelfs ik nu in een korte broek door de stad loop. Ik ben nog steeds sterk van mening dat een man in een korte broek liederlijk voor lul loopt, maar met deze warmte vind ik voor lul lopen niet zo heel erg en als 'men' niet tegen mijn spierwitte benen kan, dan zet 'men' maar een zonnebril op.

De zwoele avonden doen nog wel het meest aan Griekenland denken, maar wat de pret een beetje drukt is het feit dat er al weken geen spatje regen is gevallen en dat is slecht voor de tuin. Die heb ik twee maanden geleden voor veel geld door een hovenier laten opknappen, maar de nieuwe beplanting staat er maar treurig bij, ook al sproei ik regelmatig, waardoor de waterrekening dit jaar uitzonderlijk hoog dreigt te worden. Overigens heeft die hovenier nog steeds zijn rekening niet gestuurd. Ik heb daar al tweemaal om gevraagd en ik vind het ook een beetje vreemd, maar hij komt uit een godvrezend dorp in de Alblasserwaard, waar het manna misschien toch wel vanzelf uit de hemel valt.

Over die droogte wordt in de media behoorlijk opgewonden gedaan, maar de media doen altijd opgewonden en bovendien is het komkommertijd. Ik fiets iedere dag langs de rivier en daar kun je nog altijd ruim in verdrinken, dus ik geloof niet dat het al tijd voor een regendans is. Dat de grasvelden in de parken dor en geel zijn (doet ook al Grieks aan), geeft wel te denken. Waar is de gemeentelijke plantsoenendienst, of beschikt die alleen maar over schoffels en van die razernij opwekkende bladblazers?

Er is tussen vandaag en Skyros weer heel wat gebeurd, al is het meeste te onbenullig om te vermelden. De laatste week in Griekenland, in Thessaloniki, kreeg ik pijn boven mijn linker enkel. Van de schoenen die ik in Athene kocht, denk ik. Ik heb ze bij mijn vertrek aan Menelaos gegeven, die er een van zijn pupillen een plezier mee heeft gedaan. Terug in Dordt moest ik voor een kleinigheid met mijn oor langs de dokter, die constateerde dat ik een achillespeesontsteking heb. Die is bijzonder hardnekkig, zodat het met de lange wandelingen even gedaan is. Mooie aanleiding om een nieuwe fiets te kopen, omdat ik op jouw, relatief kleine fiets bij lange tochten altijd pijn in mijn nek kreeg. Jouw fiets heb ik aan buurvrouw Elvira gegeven, voor haarzelf of voor Minna, die na de vakantie naar de brugklas van het VWO gaat.

Ik heb weer allerlei dingen aangepakt, waarvoor ik beter had kunnen bedanken, omdat ze het schrijven soms behoorlijk in de weg zitten. Aan de andere kant is het allemaal wel interessant om te doen. Volgende week geef ik les in Utrecht over de geboorte van Nederland (1548-1588) aan buitenlandse tolken en vertalers. Ik heb net een uitgebreid artikel over de geschiedenis van Thessaloniki voor Tetradio, het tijdschrift van het Griekenlandcentrum van de Universiteit Gent, de deur uit gedaan en ik ben twee presentaties aan het voorbereiden, die ik in oktober geeft bij Alex Dagkas aan de letterenfaculteit van jouw Aristotelesuniversiteit. Eentje over de wederopbouw van Nederland na 1945 en eentje over de economische geschiedenis van Cyprus na de onafhankelijkheid. Van dat laatste onderwerp weet ik niets, dus daar moet ik mij nog even flink voor inlezen. In november houd ik een lezing voor Oud-Dordrecht, waarvoor ik nog het een en ander uit het Stadsarchief moet halen, en voor de vereniging Groningen-Griekenland, over Macedonië, maar die presentatie ligt al klaar.

Op 13 september, om 17.30u wordt mijn boek Dijkbewaking, een nieuw deel in mijn serie literaire dagboeken, gepresenteerd in Visser. Het gaat over de jaren 1980-1983, een wat pijnlijke periode, omdat het in 1981 niet alleen uitging met Marion, maar ook omdat toen de eerste van de vele schoolfusies, die zoveel van mijn werkplezier hebben verziekt, plaatsvond. Een ellendig proces waar ik als voorzitter van de medezeggenschapsraad tegen wil en dank nauw bij was betrokken. In die jaren ook werd er ongelofelijk op het onderwijs bezuinigd (werd in het algemeen een begin gemaakt met de inmiddels ver gevorderde afbraak van de sociale zekerheid), wat een aantal stakingen veroorzaakte en een na-ijleffect dat nu nog voelbaar is, omdat bijna niemand zich meer inschreef voor de onderwijzers- en lerarenopleidingen. Lange uren maken, daar steeds minder voor betaald krijgen, voor grotere klassen worden gezet, werken met verouderde apparatuur, de ene mislukte fusie na de andere mogen meemaken en dan bij verjaardagsfeesten en aan de borreltafel de hoon en afgunst over je heen krijgen van de doorsnee kantoorpik omdat je 'toch maar zulke lange vakanties hebt.' Zesendertig jaar later is er eigenlijk niets veranderd. Toch zeg ik na die zesendertig jaar nog steeds dat lesgeven leuk werk is, al mag dat 'leuk' nooit worden gebruikt als excuus om je de beroerde secondaire arbeidsomstandigheden, het gezwets van overbodige, maar goedbetaalde, managers en de onzalige ideeën die het ministerie van onderwijs continue uitbraakt, te laten aanleunen. Zo, ik heb het weer even gezegd. 

Binnenkort ga ik De ziekte van Lodesteijn van Levi Weemoedt herlezen, nog steeds een van de meest hilarische boeken over het onderwijs, maar ook met een hoog werkelijkheidsgehalte, zoals ik mij het verhaal herinner. Ik heb wat 'muizen van de geest' meegemaakt. Jij hebt een aantal verhalen van hem in het Grieks vertaald, maar of ik je zou hebben aangeraden, als je tijd van leven had gehad, dit boek te vertalen, weet ik niet. De cultuur en omstandigheden in het Griekse onderwijs zijn zo anders dan in het Nederlandse dat niemand er iets van zou snappen, vrees ik. Alleen al het feit dat Grieken vinden dat ieder kind, al heeft het een IQ van vijftig, naar de universiteit moet en daarom na schooltijd langdurig naar de bijles wordt gedreven, is iets waarvan wij blij mogen zijn dat het in Nederland nog niet bestaat. Hoewel, met al die huiswerkinstituten, het bedenkelijke verschijnsel van zomerscholen en die almaar toenemende prestatiedwang in het onderwijs, zie ik de toekomst nog somberder in dan hij van nature al is. Ik denk dat het eigenlijk allemaal is begonnen toen iemand in Betuttelstan besloot dat leraren niet meer mochten roken voor de klas.

In gedachten, altijd,
Kees

Dordrecht, 4 augustus 2018

Foto: auteur