dinsdag, april 29, 2014

De dood in het kraambed




Mijn vader werd vernoemd naar zijn grootvader, Barend Klok. Mijn overgrootvader werd op 10 januari 1858 te Nijkerk geboren, waar hij ruim tweeëntachtig jaar later, op 19 maart 1940 overleed. Daardoor bleef de Tweede Wereldoorlog hem bespaard. Ruim de helft van zijn leven was hij weduwnaar. Mijn overgrootmoeder, Aartje Vedder, was twee jaar ouder dan haar man, maar overleed al op haar veertigste. Mijn grootvader, Aart, was toen veertien. Tweede van acht kinderen, waarvan de een na jongste, Jacob, maar 239 dagen oud werd. De Jacob die erop volgde overleed in 1984 op achtentachtigjarige leeftijd, ook weer te Nijkerk. Ik heb oom Jacob om de een of andere reden nooit ontmoet. Wel twee andere broers van mijn grootvader, oom Hendrik, die precies honderd is geworden, en oom Steven, die kort na mijn grootvader overleed. Hoe mijn overgrootvader het klaarspeelde om die ris kinderen groot te brengen weet ik niet. Het familieboek waaruit ik mijn wijsheid haal, geeft geen informatie over zijn beroep. Mijn vader wist dat ongetwijfeld wel, maar ik heb het hem nooit gevraagd en inmiddels is hij ook alweer elf jaar dood. Barend junior, zal ik maar zeggen, werd vier jaar ouder dan Barend senior. Mijn overgrootvader is nooit hertrouwd. Ik weet niets van zijn karakter noch van hoe hij er uitzag. Ik heb nooit een foto van hem en van mijn overgrootmoeder onder ogen gekregen.

Mijn vader vertelde weleens over zijn Nijkerkse familie, waarmee mijn grootvader meer contact had dan hijzelf. Mijn grootvader had een stevige aversie tegen de kerk en het geloof. Wat dat betreft was hij een uitzondering in de familie. Ik heb mijn weerzin tegen religie ongetwijfeld van hem geërfd. Uit vage zinspelingen door mijn vader heb ik weleens de conclusie getrokken dat mijn overgrootmoeder een vlaag van godsdienstwaanzin moet hebben gehad. Of die conclusie juist is, weet ik niet. Misschien is het onzin, maar als het waar is kan dat de weerzin van grootvader verklaren. De rest van de familie was, en is grotendeels nog, behoorlijk gelovig. Enkele achterachterneefs zijn bevindelijke predikanten, mijn vader preekte na zijn vervroegde pensionering met regelmaat in de Remonstrantse kerk en een tijdlang in de Onderwegkerk te Zwijndrecht.

Mijn overgrootmoeder overleed op 8 januari 1896, drie dagen na de geboorte van haar jongste zoon. Kinderen baren was in die tijd een levensgevaarlijke zaak. Mijn grootvader bleef achter met een baby en de andere kinderen. Als ik het familieboek doorblader zie ik dat de dood in het kraambed veelvuldig voorkwam, evenals kindersterfte. Wat dat betreft is het een spiegel van de sociale geschiedenis van Nederland. Van lieverlee zie je dat de Klokken, veelal landarbeiders, dagloners en tuindersknechten de middenstand bereiken. Van mijn generatie is er vrijwel niemand die niet het HBO of de universiteit bezocht. Groeiende welstand en medische verbeteringen verminderden de kindersterfte en de dood in het kraambed tot het uitzonderingen werden. Het familieboek noch de sociale geschiedenis werpen licht op hoe het toeging in het gezin van weduwnaar Barend Klok. Ik herinner mij vaag verhalen van mijn vader, maar die gaan vooral over tante Grietje, tante Wim en oom Frans, die naar Amerika emigreerden. Die tak van de familie is inmiddels, zoals L.H. Wiener dat zo prachtig uitdrukt, 'verdwenen in de mist der mensen.' Ik wil weten wat voor mensen mijn overgrootouders waren, hoe mijn overgrootvader zijn gezin grootbracht, hoe mijn opa zijn jeugd beleefde en waarom hij de kerk de rug toekeerde, terwijl de rest van de familie dat niet deed. Ik moet node eens naar Nijkerk. Al verliet opa zijn geboortestad al jong om werk te zoeken in Holland, hij bleef er altijd naar terug verlangen. 'De mooiste toren van Nederland,' zei hij mij eens, 'is die van de Grote Kerk van Nijkerk.'

©Kees Klok




Geen opmerkingen: