zondag, april 27, 2014

Doktertje spelen




Aleid Truijens schrijft in de Volkskrant over een rel die is ontstaan rond een kinderspel. Twee kleuters, een jongen en een meisje, hebben 'doktertje' gespeeld en een beetje met elkaar gefoezeld. Iets wat wij in onze jeugd allemaal graag deden. Wel stiekem, natuurlijk, want de preutsheid van de jaren vijftig lag nog als een natte deken over het land. Aleid schrijft dat zij er in haar jeugd geen genoeg van kon krijgen. In het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw wordt op wat onschuldig gefriemel gereageerd op een hysterische wijze die zelfs voor de jaren vijftig van de vorige ongekend zou zijn. Zelfs Jeugdzorg, een organisatie met allesbehalve een onbesmet blazoen als het om zorgvuldigheid gaat, kwam er aan te pas. Aleid verbaast zich daar hogelijk over en vraagt zich af waar het gezonde verstand van ouders, leerkrachten en ja, medewerkers van Jeugdzorg, is gebleven. De conclusie is dat dat gezonde verstand is vervangen door protocollen. Overal hebben we tegenwoordig protocollen voor.

Ik deel Aleids verbazing. Ik vraag me af waar de hysterische angsten die onze samenleving beheersen vandaan komen. Het is soms alsof ik weer op de lagere school zit. Het is 1958, ik zit in de tweede klas van school Vest. In de eerste klas zit een buurmeisje van me. Ik vind haar leuk. Op een dag, in de pauze, geef ik haar op het schoolplein een kusje. Dat wordt door andere kinderen gezien. Die klikken bij de juf (klikken, ook een typische, hedendaagse hobby). De juf sleurt mij van het schoolplein, het kamertje van het hoofd der school in. Scholen hadden in die tijd geen directeur, ze hadden een hoofd. Meneer Brands was een hoofd met een hoofdletter. Hij las mij krachtig de les, maar daarmee was de kous dan ook af. Niets geen hysterische ouders, hysterische leerkrachten en vooral geen hysterische jeugdzorgers aan de deur. Dat ik aan het einde van de tweede klas wegens wangedrag van school werd gestuurd had niets met dat zoentje te maken. Ik was de juffrouw, die ik al een jaar lang om allerlei redenen die ik nu vergeten ben, haatte, aangevlogen. Ik heb haar geschopt, geslagen en gebeten. Dat kon niet door de beugel, ik geef het toe. Ik kreeg op mijn donder van meneer Brands en vooral van mijn ouders en mocht daarna als beloning naar de J.W. Boermanschool, waar ik het oneindig veel beter naar mijn zin had. Jeugdzorg, toen nog Kinderbescherming geheten, kwam daar niet aan te pas.

In zit op Facebook, ik twitter (kan iemand niet iets beters voor dat infantiele werkwoord bedenken?) en ik luister naar de radio. Overal worden in hoog tempo de wanen van de dag op hijgerige wijze nagejaagd. Oud-leerlingen van mij, die na zoveel jaar geschiedenis van Klok toch beter zouden moeten weten, lopen juichend achter de eigen rechter spelende Henk Bres aan, een man met opvattingen die levensgevaarlijk zijn voor de rechtsstaat. Journalisten roepen altijd dat je de boodschapper niet moet straffen voor de inhoud van de boodschap. Ik denk dat de media en de sociale media in hoge mate verantwoordelijk zijn voor het klimaat van angst, hysterie en heksenjagerij dat, als een nieuwe, verstikkende, natte deken over onze samenleving ligt. Nee, de boodschapper hoeft niet gestraft voor de inhoud van de boodschap, maar misschien wel voor de wijze waarop die wordt overgebracht. En wat doen we met een boodschapper die boodschappen op eigen initiatief wel, half of helemaal niet overbrengt? Naar Jeugdzorg misschien?

©Kees Klok



Geen opmerkingen: