Het
geluid van scheepsmotoren associeer ik altijd met de zomer. Dan, als
het warm en zonnig is, zit ik graag aan de rivier. Op het Groothoofd,
bij het Papendrechtse veer, op het Blauwpoortsplein, op de Korte
Kalkhaven, of, ver van alle stadsgedruis, langs de Nieuwe Merwede. Ik
ben geen kleinsteedse chauvinist die coûte que coûte de lof van
Dordrecht moet zingen, maar het Dordtse havengebied voelt aan als
mijn natuurlijke habitat. Topos
noemen de Grieken dat. Het is nog lang geen zomer, maar wel
uitzonderlijk warm. Vorig jaar om deze tijd moesten we de laatste
sneeuw ruimen. Nu zit ik op het Groothoofd en luister naar het gebrom
van scheepsmotoren. Ik moet er niet aan denken wat uiteindelijk de
oorzaak is van deze warmste winter sinds mijn mensenheugenis. Ik ben
geen doemdenker, maar ik geloof wel dat we maar beter kunnen genieten
van het ogenblik. Voor je het weet loop je volgende week weer met de
sneeuwschuif.
De
rivier heeft iets rustgevends, iets wat aan de eeuwigheid doet
denken. Het is nog maar de vraag of de eeuwigheid bestaat en wat er
allemaal in dat grauwe water zit, weet ik ook niet. In ieder geval
verraderlijke stromingen en draaikolken, waarin je als niet geoefend
zwemmer gemakkelijk kunt verdrinken. Ik kan uren staren naar de
rivier met zijn ononderbroken beweging van eb en vloed, maar het
loopt tegen de avond. De zon begint onder te gaan, waarmee de tijd
van het jaar zich direct doet voelen. Snel daalt de temperatuur en
eer ik naar huis ben gelopen kan de kachel aan.
Onderweg kom ik langs het gebouw van een herensociëteit waarin vroeger
een dansschool zat. Daar gaf mijn moeder les. Ik probeer mij haar
voor te stellen als twintigjarige, in 1936. Vijftien jaar later werd
ik geboren. Ouders zijn altijd oud, maar ouders van in de veertig
zijn heel oud en dat blijven ze. Hoe je ook de tijd relativeert als
je zelf een stokoude man van licht gevorderde leeftijd bent geworden,
je ouders blijven onverminderd oud. Even oud als je grootouders, maar
iets minder grijs. Soms. Tijd is een ongrijpbaar fenomeen. Mijn
moeder bleef mij tegen beter weten in altijd als een kind zien, ook
toen zij ver in de tachtig en ik even in de vijftig was. Zelf denk ik
mij nog altijd een jonge man van drieëntwintig, maar toen ik op die
leeftijd begon als onderwijzer, zagen de leerlingen, rond de negen
jaar, mij al als een oude vent. Tijd is verwarrend, tijd
correspondeert niet met de menselijke geest, maar hoe zet je de tijd,
dus de aarde, stil, zonder het risico er collectief af te vallen en
te verdwijnen in het niets? Als ik aan de rivier zit, zie ik alleen
het tijdloze stromen van het water en kan ik de tijd in mijzelf
stilzetten. Daarom zit ik zo graag aan de rivier. Daarom zou het
altijd zomer moeten zijn.
©Kees
Klok
Foto: archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten