Thessaloniki, 11 augustus
1999.
Beste W.,
Het is wat warmpjes vandaag, met zo’n
veertig graden en er wordt ook nog een zonsverduistering verwacht,
over een uurtje of zo. Geen wonder dat het sommige mensen in de bol
is geslagen en dat radio, televisie en kranten zich ijverig hebben
gestort op de in deze omstandigheden onvermijdelijk opduikende
hysterici die de ondergang van de wereld of erger onheil voorspellen.
Gaat het je goed? Je bent toch niet gebeten door een van die adders,
die je onwijs genoeg zo vrijelijk op je erf toelaat? Ik heb lange
tijd niets van je gehoord, tenzij er een brief in Dordrecht ligt,
maar die lees ik dan pas in september. Ons gaat het prima. Ik was
vanmorgen in de stad en heb met enig plezier al die mensen bekeken
die rondliepen met pijnlijke en/of zorgelijke trekken op het gelaat,
omdat we weer eens een hittegolfje beleven. Je kunt merken dat
Griekenland nooit een negentiende eeuws koloniaal rijk heeft gehad,
anders zouden de mensen er wel beter tegen kunnen.
Voor niets gaat de zon
onder en vandaag gebeurt dat zelfs twee keer. Meer kun je toch niet
hebben? Ik dacht vanmorgen toch maar even zo’n gek brilletje te
gaan halen, waarvoor men in heel Europa geloof ik al weken reclame
maakt, om die verduistering met eigen ogen te aanschouwen, maar
overal was het uitverkocht. Nu ja, geen nood, in 2081 is de volgende
verduistering en dan zorgen we tijdig voor optische ondersteuning.
Uitgerekend vandaag wordt de oplage van mijn nieuwe bundel (Aan de
Merwede) afgeleverd. Ik heb de productie in handen gegeven van de
Griekse uitgeverij Kodikas, die de zaken buitengewoon voortvarend
heeft aangepakt: op vrijdag de uitgever over de vloer, op dinsdag het
omslagontwerp goedgekeurd en de drukproeven gecorrigeerd en nu, drie
weken later, is het boek af. We hadden het zelfs eerder kunnen
hebben, maar dat hoefde niet, want wij zijn twee weken op Thassos
geweest en pas eergisteren teruggekomen.
Meneer Simons heb ik
achteraf maar geen brief met ophef en toorn gestuurd, want je weet
niet waarom zo’n man niets van zich laat horen. Ik heb hem
eenvoudig laten weten dat het mij te lang duurde en dat ik een
alternatief had gevonden. Niet het Instituut voor Plurale Meervouds
Vorming dus, maar Kodikas. Van heer Simons kreeg ik nu overigens wel
per omgaande antwoord. Dat kwam erop neer dat hij het jammer vond,
maar hij had het én druk én een hartaanval gehad en zodoende. Nu
kan dat zijn en in dat geval hoop ik dat die hartaanval geen
blijvende problemen oplevert, want soms ben ik heel begrijpend, maar
in zijn eerste reactie op mijn manuscript had hij het over de
redactiecommissie dit en de redactiecommissie dat en nu dacht ik zo:
raar als zo iemand even uit de bocht is gevlogen dat er niet een
persoon uit die redactiecommisie een kaartje kan sturen met de
mededeling dat de tent wegens omstandigheden tijdelijk gesloten is.
Ergo, wat er allemaal van klopt weet ik niet, maar met de goede man
doe ik geen zaken meer.
We zijn alweer enkele
uren verder en er inmiddels achter dat alle ophef over die
zonsverduistering, althans voor wat het hier aangaat ('de zone van
90 graden'), volstrekt onterecht was. Een half uurtje werd het
licht wat minder, ongeveer zoals een drie kwartier voor zonsondergang
en inderdaad, de temperatuur daalde met één graad, wat we van de
televisieomroepster allemaal moesten voelen en dus braaf gevoeld
hebben, maar voor de rest stelde het niets voor. Die van ergens in de
jaren vijftig, die ik als kind door een micaruitje bekeek dat ik
daartoe uit de kolenkachel had gesloopt (en waarvoor ik nog flink op
mijn lazer kreeg: we hadden de kolendamp kunnen krijgen), was veel
mooier.
De wereld is overigens
niet vergaan, maar India en Pakistan staan weer eens briesend
tegenover elkaar, dus wat niet is kan nog komen. Altijd optimistisch
blijven. Het gaat mij overigens niet om de vraag of de wereld het
jaar 2000 haalt, want over dat ook al zo opgeblazen, maar volgens mij
niet bestaande, millenniumprobleem, wil ik niets horen; nee, voor mij
is de vraag van belang: haalt de wereld de nieuwe Voskuil? De laatste
twee delen liggen allang op de schappen bij de uitgever en ik moet
erop zitten wachten. Haast een persoonlijk affront.
Als je je nog weleens
op het internet begeeft, dan moet je het tijdschrift Meander
opzoeken, waarin ik met wat verhalen en gedichten vertegenwoordigd
ben. Zondag 1 en 8 augustus hebben ze weer wat van mij geplaatst. Ik
kreeg een aardige reactie van een mij bekende Amsterdamse hoogleraar: 'Ik keek in Meander, zag eindelijk weer eens een interessant
gedicht en merkte toen dat het van jou was.' Deze hoogleraar weet
zeer, zeer veel van Dickens, dus ik zit goed.
Als je denkt dat ik
hier een beetje op mijn balkon lui wijn zit te drinken, heb je het
mis. Wijn drinken we met het oog op de warmte pas na zonsondergang, voor die tijd verricht ik
arbeid, in het zweet mijns aanschijns, behalve natuurlijk als het
siësta is. Allereerst de
wetenschap, wat jij ten zeerste zult afkeuren, maar ik heb een zeer
belangrijk boek over de Balkan van Maria Todorova doorgeploegd. Ik
ben ook bezig een al gedeeltelijk in Nederland geschreven verhaal te
voltooien en ik heb drie gedichten van de Engelse dichteres Moniza
Alvi (Oxford Poets) vertaald. Die vertalingen sluit ik hierbij in.
Gaarne uw commentaar. Als de redactie woord heeft gehouden, staan er
in het augustusnummer van Maatstaf twee van de vertalingen van
Kontos, door Stella en mij, maar ik vrees het ergste: men zou
drukproeven sturen, maar tot op heden heb ik niets gezien. We zien
het bij terugkomst wel, laten we de getergde Maatstafredactie (geen
subsidie meer, ruzie met het Sportfonds of Productiefonds of hoe het
ook heten mag) nog maar even het voordeel van de twijfel geven.
Antwoord op
deze brief kun het beste aan het adres in
Nederland sturen, waar we begin september weer hopen te zijn.
Hartelijke groet uit
het land van Clio,
Kees
Geen opmerkingen:
Een reactie posten