Hij
heeft net besmuikt opgemerkt dat de uitkeringen te hoog zijn, als er
in het vierde restaurant waar ze aankloppen wel plaats is. Een
visrestaurant. Als ze zitten vertelt hij dat hier in zijn jeugd een
disco was gevestigd. Een meisje geeft uitleg bij de menu's, waarvan
op de kaart alleen naam en prijs staan vermeld. Ze kunnen het geratel van het kind niet goed volgen. Daarom bestellen
ze een verrassingsmenu en een fles witte wijn. Hij kijkt naar haar
groene ogen, ranke gestalte, naar haar rok en bloes met een zweem van
oosters. Ze lijkt op de 'meisjes in Indiase zijde' die je 's zomers
veel op Samothraki ziet.
Hij
vindt dat ze in die veertien jaar nauwelijks is veranderd. Alleen
zelfverzekerder geworden. Ze praat enthousiast over haar plannen: een
verre reis, een leuke vriend en als het kan een kind. Ze beseft dat
de tijd niet stilstaat. Hij vindt haar onzegbaar jong, sprankelend,
dat ze heeft wat hij allang verloor. Hij geeft haar het boek dat hij
speciaal voor haar heeft bewaard uit de nalatenschap van zijn vrouw.
Met de wijn is hij voorzichtig. Hij moet er niet aan denken dat hij
nu gaat knikkebollen. Het verrassingsmenu is verrassend. Hij ziet hoe
ze geniet. Hij geniet van haar bewegingen, haar stem.
De
winterkoude slaat hem op de keel. Ze zegt dat ze de winter haat, al
lijkt de temperatuur haar niet te deren. Monter loopt ze naast hem
naar het station. Hij zou zijn arm om haar middel willen leggen of
inhaken in de hare, maar hij houdt zich in. Op het station houdt hij
haar gezelschap tot haar trein arriveert. Een andere oud-leerlinge
loopt voorbij en zwaait. Als ze het station uitrijdt, herinnert hij
zich wat C. Buddingh' schreef: 'Een mens moet zich niet belachelijker
maken dan hij van nature al is.' Hij is met zeer vervroegd pensioen.
Toch blijft het een stigma.
©Kees
Klok
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten