Het
is zo'n zeldzaam zwoele zomeravond. De langste dag is amper voorbij.
Ik lees op mijn veranda, tot de zon ondergaat. Ik heb vandaag in de
tuin gewerkt en veel kranten gelezen, vanwege de situatie in
Griekenland, mijn tweede vaderland, dat door mijn eerste niet alleen
in de steek wordt gelaten, maar ook nodeloos vernederd. Ik denk aan
mijn haat-liefde-verhouding met de PvdA, de partij waarop ik vele
malen stemde, maar even zovele ook niet. Ik denk aan de bloedeloze
technocraten en griezelige gelovigen die in die partij nu de dienst
uitmaken en verraad plegen aan alles waar Drees en Den Uyl voor
stonden. Het komt tussen ons niet meer goed.
Ik
zie de hele avond maar één
zwaluw. De merel die ons altijd de nacht in zingt, is nergens te
bekennen. De buurt lijkt in rust, tot een malloot luid claxonnerend
voorbij stuift. Op zomerse dagen gaan de riolen open en zwermen hun
bewoners uit als mieren bij dreigend onweer. Het wordt tijd naar
binnen te gaan, voordat de muggen gaan steken. Na het lezen van de
kranten heb ik gekookt voor mijn gasten. Ik houd niet van koken voor
mijzelf, maar voor gasten doe ik het graag. Ik droom weleens van een
eenzaam eiland, maar ik ben een gezelschapsmens. Misschien was ik
ooit een mier of iets nog ergers.
De
Grieken hebben gisteren gestemd tegen de absurdistische bezuinigingen
die Europa eist van hun land, dat
onder druk van zijn partners al volkomen kapot bezuinigd is. In Athene vieren ze feest. Er
wordt al jaren gedanst op de rand van de vulkaan. Ik denk aan mijn
Griekse familie en vrienden. Ik vraag mij af of ze meefeesten. Als ik
de deuren en gordijnen sluit, zwijgt de merel nog steeds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten