vrijdag, mei 27, 2016

Adieu Willige Dame




Het stemt altijd wat triest als er een einde komt aan iets moois en bijzonders. Bijzonder was de tijd dat schaaksociëteit De Willige Dame bijeenkwam in de beroemde, Dordtse poffertjessalon Visser. Een periode waaraan op 24 mei 2016 een einde kwam. De sociëteit besloot te vertrekken vanwege de gezondheidstoestand van de eigenaar van Visser, gastheer van De Willige Dame en veelvoudig clubkampioen Jaap Mol. Dat RTV-Dordt daaruit meteen maar de conclusie trok dat Visser de deuren gaat sluiten, is rijkelijk voorbarig. Visser is, in afwachting van komende veranderingen, gewoon open, zij het helaas alleen op donderdag, vrijdag en zaterdag. Ik heb er gistermiddag nog zeer genoeglijk op het terras gezeten.

Na het overlijden van Stella heb ik acht jaar lang bij De Willige Dame geschaakt. Een groot schaker ben ik niet. Ik heb het te druk, en ik ben ook gewoon te lui, om mij in de theorie te verdiepen, waardoor ik nooit een topniveau zal bereiken. Ik wil dat ook niet. Ik ben een gezelligheidsschaker en daarom voelde ik mij thuis bij De Willige Dame, waar een aantal topschakers uit de regio speelt, maar waar iemand als ik ook van harte welkom is. De sfeer op de speelavonden in Visser was altijd aangenaam. Er was geen sprake van fanatisme, als iemand een zet wilde terugnemen kon dat gewoon, als je tenminste de klok nog niet had ingedrukt. Altijd klonk er een aardig muziekje op de achtergrond en als iemand even een iets te luide opmerking maakte, stoof er niet direct een handvol geërgerde figuren op, die als katten sissend gebaarden dat het stil moest zijn, zoals ik dat in een ver verleden elders regelmatig meemaakte. De bar was altijd open, er waren pinda's (een bijzonderheid, want daar hoef je normaal gesproken bij Visser niet om te komen) en er was een tijd dat er gezellig werd gerookt. Dat werd op een gegeven ogenblik verboden. Een ernstig minpunt, vind ik nog steeds, want al heb ik zelf, op aandringen van mijn cardiologe, mijn pijpen met pensioen gestuurd, mijn hekel aan de fanatieke anti-rookmaffia is er niet minder op geworden.

Bijzonder is ook dat de externe teams van De Willige Dame ondanks die ontspannen sfeer geducht meetellen in de regionale en landelijke competities. De Willige Dame geeft met ingang van het nieuwe schaakseizoen gelegenheid in de Trinitatiskapel. Ik verhuis niet mee. Mijn belangstelling voor het spel is in de afgelopen jaren afgenomen en overgegaan op andere dingen, die te veel van mijn tijd vergen, maar ik wens De Willige Dame nog een lang en gelukkig tweede leven.

Foto: auteur





vrijdag, mei 20, 2016

Dolle Mol




Als we geen geld of tijd hadden voor Parijs, gingen we een dagje naar Brussel. Daar spreken ze tenslotte ook Frans, al is de stad officieel tweetalig. Met de trein ben je er vanaf Dordrecht al in een uur en drie kwartier. Brussel was voor ons vooral Mort Subite, Falstaff, Het Goudblommeke in Papier en uiteindelijk De Dolle Mol. Ons was verteld dat artistiek Brussel daar kwam. We hadden geen idee of dat klopte, artistiek Brussel was ons onbekend, maar de ober sprak Nederlands en er werd dezelfde soort muziek gedraaid als in Visser en De Vrijheid. Zonder de Mol was het uitje niet compleet.

Soms bezochten we een tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten. Dan regende het meestal. Op mijn maatje Thijs na, kon de vlooienmarkt ons niet bekoren. De gebouwen van de Europese Unie werkten deprimerend. Zoveel samengebalde wansmaak. Of het ooit wat zou worden met die Unie, betwijfelden we. Je kon aan de grens nog worden gecontroleerd of je niet te veel sigaretten en drank bij je had. Die waren in België goedkoper. Ik herinner mij een minister die in opspraak kwam omdat hij een kistje sigaren niet had aangegeven. Als de kakkerlakken van Powned het voor het zeggen krijgen, kan dat zomaar weer gebeuren.

De foto is uit 1980. In Brussel waren nog geen wijken vol verontwaardigde jongemannen met vlasbaardjes en een godsdienstwaanzinnige blik. Boze jongemannen, die menen dat verontwaardiging een vrijbrief is voor meedogenloos moorden. Wij waren ook boos, op onze manier. Wij uitten onze boosheid in gedichten, weigerden op vakantie te gaan naar landen die de doodstraf toepasten en haalden herinneringen op aan demonstraties tegen de oorlog in Vietnam. Twee jaar later feestte ik in hotel Torarica, in het Paramaribo van Roy Horb en Desi Bouterse. Zeven jaar later kreeg ik een Fulbrightbeurs en ging ik naar het verderfelijke Amerika. Ik vraag mij af: komt artistiek Brussel nog steeds bijeen in De Dolle Mol?


Foto: archief auteur



vrijdag, mei 13, 2016

Het begin




Het verhaal is bekend. Ik leerde Stella in Minneapolis kennen, toen ik daar een tijdje met een Fulbrightbeurs aan de universiteit verkeerde. Het was een zonovergoten periode, met temperaturen tussen de zestien en vijfenveertig graden. Zestien in de collegezalen, waar je vanwege de hinderlijk overdreven luchtkoeling altijd een trui aan moest, vijfenveertig daar buiten. Verrassend genoeg had de kamer in Middlebrook Hall, die ik deelde met de IJslandse historicus Ragnar Sigurdsson, geen koelkast. Wij dronken in die dagen Milwaukee's Best, dat we betrokken van een supermarkt aan de rand van de campus. De blikjes koelden we zo goed en zo kwaad als het ging op de airco, een soort kast onder het raam, waar 's winters warme en 's zomers koude lucht uit kwam. Roken was nog net geen probleem, al begonnen de eerste anti-rokers al verontrustend te radicaliseren.

Dat er iets was ontstaan tussen Stella en mij, werd duidelijk toen we op een keer in een lift stonden en ze mij spontaan begon te zoenen. Een paar dagen later nam ik haar uit eten naar een Mexicaans restaurant, ergens in downtown Minneapolis. Daar gingen we zo op in elkaar, dat de tornado die over een deel van de stad raasde, ons geheel ontging. Terug in Middlebrook Hall kroop de rest van het internationale gezelschap waarin wij verkeerden net uit de schuilkelder. In één klap hadden we een reputatie van onverschrokkenheid. Echt onverschrokken was Ragnar. Hij ging tijdens het tornado-alarm doodgemoedereerd met zijn camera op het dak zitten, ongeveer zoals Churchill in Londen tijdens de Blitz.

Stella vond dat de rest van het gezelschap niets van onze relatie hoefde te weten. Ik vond dat eerst wat overdreven, maar besefte al snel dat ze gelijk had. In de groep bevond zich een Nederlandse docent, die het verblijf in Minneapolis opvatte als een uitnodiging om zoveel mogelijk vrouwelijke collega's te bevrijen. Zijn pogingen daartoe hadden wisselend succes, maar leidden op den duur tot zoveel ergernis, dat zijn opvallend obsessief gedrag aanleiding was voor de hoogleraar, die aan het hoofd van het programma stond, om hem ernstig tot de orde te roepen. Alleen Ragnar en Stella's kamergenote Ute wisten van onze relatie, want we wilden weleens een uurtje ongestoord alleen zijn. De anderen hoorden er pas van toen ze drie jaar later onze trouwkaart ontvingen.

Onlangs vond ik in Stella's archief twee schriften met dagboekaantekeningen uit die tijd. Grotendeels in het Engels geschreven, wat ik gemakkelijker lees dan (handgeschreven) Grieks. Ik lees ze met een sterk gevoel van weemoed, maar toch is het heerijk om alles door de ogen van mijn grote liefde nog eens te beleven.


Foto: archief auteur


zondag, mei 08, 2016

Goedgelovig




Claire zegt dat ik mij er niet druk over moet maken. Dat het mijn zaak niet is. Dat ik mij er niet mee mag bemoeien. Ik weet dat ze gelijk heeft. Ook al is ze tweeëndertig jaar jonger, soms heeft ze meer levenswijsheid dan ik. Toch schiet mijn bloeddruk omhoog zodra ik hoor dat ze weer de nacht met hem heeft doorgebracht. Nee, jaloers ben ik niet, wel bezorgd, diep bezorgd. Is het wanhoop, angst om over te blijven, een geval van liefde maakt blind, vergaande naïviteit?

'Laat gaan,' raadt Claire, 'zit je niet op te vreten, denk aan je hart.' In plaats daarvan denk ik aan hoe het af kan lopen, aan hoe het af zal lopen. Ik wil geen conflicten, daarom houd ik mensen die ik niet vertrouw, die mij tegenstaan, zoveel mogelijk op afstand. Daarom is zij met hem erbij niet welkom, ook al leef ik op in haar gezelschap en wil ik haar iedere dag wel zien.

Ik voel wat veel vaders moeten voelen als het gaat om een dierbare dochter en een foute man. En dan is zij nog maar een aangenomen dochter. Claire schudt het hoofd, haar ogen staan zorgelijk.

Foto: auteur


donderdag, mei 05, 2016

Vijf mei




Vijf mei. Ik heb de vlag uitgehangen. Het begrip vrijheid wordt immers steeds minder vanzelfsprekend, alle mooie woorden uit Den Haag en Brussel ten spijt. Eindelijk belooft het een warme, zonnige dag te worden, na een te lang, te nat en te koud voorjaar. Klagen over het weer is een van de zinlooste dingen om te doen. Het gebeurt veelvuldig, maar vandaag zul je mij er niet over horen. Bevrijdingsdag! In dubbele betekenis. Veertig jaar geleden werd op vijf mei de scheiding tussen Annemarie en mij officieel. We waren een jaar getrouwd. Te jong, kinderen nog een beetje. Toen we trouwden was zij negentien, ik drieëntwintig. We merkten op een gegeven ogenblik dat we niet toe waren aan iets als een huwelijk, of dat we toch minder bij elkaar pasten dan we in de roes van verliefdheid dachten. Haastige spoed is zelden goed, maar toch gaven wij om elkaar. Het werd geen vechtscheiding, maar een uit elkaar gaan met wederzijds begrip. Er waren geen kinderen, er was alleen een krotje in de Marcellus Schampersstraat. Het is lang geleden afgebroken en vervangen door twijfelachtige nieuwbouw.

We bleven bevriend, tot op de dag van vandaag, al verliepen onze twee levens volgens een geheel ander patroon. Dat van haar doet ze misschien nog weleens uit de doeken, dat ligt niet op mijn weg, maar ze heeft een paar boeken gepubliceerd en schrijft columns, dus wie weet. Niet lang na haar scheiding verhuisde ze naar haar geboortestad Haarlem. Een stad die mij buitengewoon sympathiek is, maar het is Dordrecht niet. Tekenend is dat deze foto van ons als jong, harmonieus paar, genomen is in Haarlem, toen ik bij haar op bezoek was met Gerrit de Wolf (1949-2010). Een bezoek dat ik beschrijf in mijn nieuwste boek Een zootje ongeregeld.

Twee jaar geleden was ik te gast toen ze trouwde met Jan, op net zo'n stralende dag als nu. Ik hoop dat die zon in hun leven blijft. Op vijf mei sta ik altijd even stil bij de vraag hoe mijn leven zou zijn verlopen als wij bij elkaar waren gebleven. Een vraag die even zinloos is om te stellen als klagen over het weer, maar die je toch graag iedere keer weer opwerpt.


Foto: archief auteur