Ik
kijk uit op de weg die afloopt naar zee. De weg uit mijn gedicht
Loutros, Samothraki, dat in In dit laagland staat. Ik
zeg het maar gewoon voordat iemand het met Google opzoekt. Het
Griekse borreluur is afgelopen, ik ben bijna alleen. De zon is bezig
onder te gaan. Straks zal ik in het donker naar mijn logeeradres
lopen, zeven minuten van het dorpsplein. Dan kom ik langs de
bescheiden, keurig onderhouden begraafplaats. Bij een aantal graven
branden olielampjes. Ik vind dat mooi en vooral ontroerend. Je moet
de doden in ere houden. Als ik in Theodosia zou wonen, waar Stella
begraven ligt, zou ik iedere avond de olielamp op haar graf
aansteken. Waar ik nu zit, zaten we ooit samen. Iemand heeft daar met
Stella's camera een mooie foto van gemaakt.
Soms
nadert een auto over de weg. Als die met een flinke vaart het dorp in
scheurt, is de chauffeur meestal een Griek. Als hij minder hard
rijdt, is het vaak een toerist in een huurauto. Ik ben pas
gisteravond aangekomen, maar ik heb al twee toeristen de weg gewezen.
Waarom mij overal in Griekenland de weg wordt gevraagd, is me een
raadsel. Ik zie er niet Grieks uit en ik spreek de taal met een
accent dat mij direct verraadt als buitenlander.
Mijn Grieks is niet goed genoeg om door te gaan voor Griek, maar wel om ruzie te maken met de belastingdienst. Ik heb het geld teruggevraagd dat die mij liet betalen, al had Griekenland daar, volgens een verdrag met Nederland, geen recht op. Sindsdien maakt de Griekse fiscus mij het leven zuur. Er loopt een mier over mijn arm. De natuur is alom. Mieren zijn vele malen efficiƫnter dan de Griekse bureaucratie, dan welke bureaucratie dan ook, op misschien die van Noord-Korea na. Toch houd ik niet van mieren. Als kind ving ik mieren om in een emmer zeepsop te verdrinken.
Mijn Grieks is niet goed genoeg om door te gaan voor Griek, maar wel om ruzie te maken met de belastingdienst. Ik heb het geld teruggevraagd dat die mij liet betalen, al had Griekenland daar, volgens een verdrag met Nederland, geen recht op. Sindsdien maakt de Griekse fiscus mij het leven zuur. Er loopt een mier over mijn arm. De natuur is alom. Mieren zijn vele malen efficiƫnter dan de Griekse bureaucratie, dan welke bureaucratie dan ook, op misschien die van Noord-Korea na. Toch houd ik niet van mieren. Als kind ving ik mieren om in een emmer zeepsop te verdrinken.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten