donderdag, april 05, 2018

Verpreutsing



Een van de meest geslaagde romans van Thomas Hardy (1840-1928) is Jude the Obscure (1895), een boek dat een storm van verontwaardiging oogstte, omdat het strijdig zou zijn met de goede zeden. Die goede zeden waren gebaseerd op de uiterst benauwde, preutse en onderdrukkende normen en waarden van het Victoriaanse tijdperk. Er werd vooral aanstoot genomen aan Jude the Obscure omdat er sprake was van het ongetrouwd samenleven van een neef en nicht, die beiden een eerder, ongelukkig, huwelijk achter de rug hadden. Het was een tijd van zedenprekers en opgeheven wijsvingers. Hardy trok zich de kritiek zo aan dat hij daarna alleen nog maar gedichten schreef. In de twintigste eeuw zouden de opvattingen langzamerhand losser worden, maar de eerste uitgave van Lady Chatterley's Lover van D.H. Lawrence werd voor de zekerheid in Florence gepubliceerd en niet in Engeland zelf, waar al spoedig moord en brand werd geschreeuwd. Stel je voor, een Lady die het met de tuinman deed. Het duurde tot na de Tweede Wereldoorlog voordat het London Journal (1762-1763) van James Boswell (1740-1795) werd gepubliceerd. Een heerlijk scabreus dagboek, waarin Boswell ondermeer de lof zingt van het 's nachts bedrijven van de liefde met een prostitué op London Bridge. Dat gaf extra spanning aan de daad.

Boswell was een achttiende-eeuwer. In de achttiende eeuw lijken de zedelijke opvattingen iets losser dan in de negentiende. Niet veel losser, maar er werd wat minder moeilijk gedaan over prettige zaken als de vleselijke lusten. Langzamerhand begon, ik vermoed zo rond achttienhonderd, de verpreutsing. Mary Wollstonecraft Godwin (1797-1851), dochter van de voorloper van het feminisme, Mary Wollstonecraft, ging er op haar vijftiende met de beroemde en toen nog getrouwde, dichter Shelley vandoor, zonder dat het veel afdeed aan zijn populariteit en de latere van haar, nadat ze de roman Frankenstein had gepubliceerd. Als Hardy nog geen honderd jaar later hun levens als onderwerp zou hebben genomen, zou dat vermoedelijk groot schandaal hebben veroorzaakt.

Na het vrolijke hoogtepunt van de vrije zeden in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen we smulden van de boeken van Wolkers, Cremer en Reve (waar ik overigens nog steeds van smul), zette langzamerhand de verpreutsing en vertrutting weer in. De verzuurde generatie feministen van nu lijkt daarin stoer voorop te lopen. 'De onwelriekende gleuvenbrigade', zoals Gerrit Komrij de feministen van de tachtiger jaren placht te noemen, zijn er vriendelijke, verdraagzame types bij. Achter hen marcheren de nieuwe zedenpredikers, moralisten en zeloten. Daarachter de heksenjagers, vraag dat maar eens aan Anton Dautzenberg. Het is honderd jaar geleden dat Gerard Reve zijn ezelsproces won. Gelukkig hebben we nog schrijfsters als Stella Bergsma en Maan Leo, maar als we niet heel erg alert zijn, zitten we zo weer met dat soort bespottelijke rechtszaken en worden de boeken van Boswell, Hardy en Lawrence alsnog verboden, laat staan die van Wolkers, Cremer, Reve en nog een angstwekkend groot aantal meer.

Foto: auteur

Geen opmerkingen: