vrijdag, april 30, 2021

Warnaar: Dokter Cahen




Hij leest het jaarboek 2021 van de vereniging Oud-Dordrecht. Het behandelt de Jodenvervolging in Dordrecht tijdens de bezetting. Het is geschreven door de historicus Kees Weltevrede, met bijdragen van de journalist Gert van Engelen. Omdat het gaat om de vervolging in zijn eigen stad, vindt hij de publicatie extra indrukwekkend. Hij herinnert zich uit zijn studietijd De Ondergang van professor J. Presser, las ooit de dagboeken van Etty Hillesum, waar hij diep van onder de indruk was, maar nu gaat het om mensen die buren hadden kunnen zijn, kinderen die je op school had kunnen ontmoeten en die misschien vrienden hadden kunnen worden. Het verhaal kruipt hem daarom diep onder de huid.


Zijn moeder was een geboren vertelster. Hij heeft spijt dat hij al haar verhalen nooit heeft opgetekend. Veel herinnert hij zich nog wel, maar details vervagen in de loop der tijd. Ze vertelde vaak met warmte over de huisarts van de familie, dokter Cahen, die woonde aan de Singel en regelmatig bij de Recourts over de vloer kwam. Hij leek meer huisvriend dan huisarts. 


In haar verhalen over na de oorlog kwam dokter Cahen niet meer voor. Toen hij kind was, kwam er bij ziekte een andere huisarts langs, een man met een donkere bril en altijd een sigaret in zijn mondhoek. Die woonde ook aan de Singel, evenals de gynaecoloog die Warnaar ter wereld bracht en de dominee. Het jaarboek van Oud-Dordrecht geeft antwoord op een van de vragen die hij zijn moeder niet meer kan stellen.


Foto: auteur


dinsdag, april 27, 2021

Warnaar: Vulpen




L.H. Wiener schrijft in zijn boek Fallen Leaves. Brieven 1966-2016: 'De e-mail is als een hoer in de liefde: het gaat snel en efficiënt, maar als je liever een echte brief had willen schrijven, houd je er een kater aan over'. Hij herinnert zich zijn eerste e-mail, halverwege de jaren '90. De Digitale Stad was net ontstaan, een initiatief dat bijna is vergeten. Hij stuurde een berichtje aan een bevriend hoogleraar in de VS. Binnen een paar minuten had hij antwoord. Toen hij een tijdje aan een universiteit in Amerika verbleef, deden brieven naar Nederland en vice versa er ongeveer twee weken over. Een van de redenen waarom het land van de onbegrensde mogelijkheden tegenviel.


Die e-mail en het antwoord daarop zijn allang verloren gegaan. De brieven die hij vanuit Minneapolis stuurde en ontving, zitten in zijn archief. Dat archief is een slecht geordende puinhoop, maar als hij de moeite neemt kan hij ze vinden en herlezen. Hij houdt van brieven schrijven, echte brieven. Echte brieven schrijf je met een vulpen. Hij heeft er een kleine collectie van. Allen goede middenklassers, die jarenlang meegaan. Je raakt aan zo'n pen gehecht.


Hij vraagt zich af of L.H. Wiener de oorspronkelijke brieven in Fallen Leaves met een vulpen heeft geschreven. Het zou hem niet verbazen. Wiener was bevriend met een andere door Warnaar bewonderde schrijver: A.L. Snijders. De heren zijn inmiddels gebrouilleerd. Volgens Snijders omdat hij, weduwnaar geworden, is hertrouwd. Dat keurde Wiener af. Dat ging misschien ook wel met een vulpen.


Foto: auteur


zaterdag, april 24, 2021

Conwy




Omdat mij van alle medische en paramedische kanten op het hart wordt gedrukt dat ik moet bewegen, maar ook omdat ik graag wandel doe ik met enige regelmaat een ronde door de stad. De 'stad' is voor mij het centrum van Dordrecht, het oudste deel binnen de vroegere stadsgracht die Spuihaven heet. In mijn kinderjaren woonde ik vlakbij die haven, eerst op de Vrieseweg, daarna in de Cornelis de Wittstraat. Wij, de buurtbewoners, gebruikten zelden de naam Spuihaven. Voor ons was het gedeelte tussen de Vriese- en de Johan de Wittbrug de 'Vriesehaven'. In die tijd lagen er aan de stadskant woonarken en had je daar tegenover de loswal van de firma Schenk, in zand of stenen of allebei, dat wil ik kwijt zijn. Er voeren nog schepen door de Spui- alias Vriesehaven, de Vriesebrug kon nog open en dicht en van het gemaal dat de boel afsluit aan de rivierzijde bij de Riedijkshaven was nog geen sprake. 


Naast de loswal stond een stinkende pisbak die na zonsondergang fungeerde als het rendez-vous van dat deel van de lokale homopopulatie dat om wie weet wat voor redenen niet uit de kast kon of durfde komen. Vaak stond er 's avonds, als het donker was, aan de overkant van de straat een man verscholen te wachten in het pad naast de Remonstrantse kerk dat leidde naar de kosterswoning, de dienstwoning van mijn ouders. Mijn moeder was in die tijd de kosteres. Als er vanuit de pisbak werd gefloten, stak zo'n man schielijk de straat over. In het begin vond ik het allemaal een beetje eng, maar alles went en op een gegeven ogenblik begon ik die mannen gewoon te groeten als ik door het pad moest. Meestal mompelden ze een groet terug. Lastiggevallen ben ik nooit, wat niet aan mijn indrukwekkende gestalte van 1.71m zal hebben gelegen.

Aan de stadskant van de haven, op de Vest, had je de frietkraam van Bart de Groot die door iedereen Bart de Lip werd genoemd. Hij was onze buurman op de Vrieseweg. Soms bracht hij gratis patat en slaatjes voor ons mee en tot lang nadat we waren verhuisd naar de kerk, hemelsbreed tweehonderd meter om de hoek, kwam het voor dat hij mijn kwartje voor een grote friet lachend wegwuifde. Een kleine friet kostte vijftien cent, wie er mayonaise op wilde betaalde een stuiver bij. 

In vervlogen tijden stond achter de Vriesebrug de Vriesepoort. In nog vervlogener tijden heette die poort de Mennepoort en werden op wat nu het Vrieseplein heet als het zo uitkwam misdadigers onthoofd. Ophangen gebeurde elders, over de rivier, 'op' Zwijndrecht, zodat je vanaf de Dordtse wal de lijken nog lang kon zien hangen. Overigens werden er heel wat minder misdadigers onthoofd of opgehangen dan de meesters op school ons wilden doen geloven. Het was voor de stad bijvoorbeeld veel profijtelijker iemand te veroordelen tot een bijdrage in stenen voor de stadsmuur. 


Ik doe vandaag weer mijn ronde. Het is benauwend stil. Midden door de winkelstraten is een kalkstreep getrokken, want je wordt geacht rechts te lopen en afstand van anderen te houden. Niet dat er veel sprake is van coronabesmettingen in de buitenlucht, in tegendeel, ik hoorde onlangs nog een Leidse professor in de virologie op de radio zeggen dat dat verschijnsel uiterst zeldzaam is, maar de geest is uit de fles en angst beheerst het volk, van nature redeloos, en het kabinet, al een jaar radeloos en nog steeds niet in staat tot een coherente visie op de aanpak van de coronacrisis. Gevolg van dit alles is dat het er sterk op gaat lijken dat het land reddeloos aan het worden is. Ik ben bang dat als het zo nog een poosje doorgaat, de rellen bij het instellen van de avondklok een zwakke voorbode waren van wat ons nog te wachten staat, maar ik kan goddank niet in de toekomst kijken, dus misschien heb ik het wel helemaal mis. Ik zou, als ik minister was, toch het risico niet willen nemen. 

De meeste winkels mogen slechts klanten ontvangen 'op afspraak' en dat in zeer beperkte mate, iets dat niet geldt voor 'essentiële' winkels zoals de supermarkten. Daar krioelt men lustig door elkaar. Wel gemaskerd, want er is een algemeen geloof dat dat veilig is. De mensheid is geniaal in het zich laten aanpraten van faliekante onzin. Dat zou niet zo erg zijn als we een verstandig kabinet en een bedachtzaam parlement hadden dat daar niet in mee zou gaan. Dan liepen we niet al maanden in 'openbare ruimten' voor gek met een benauwde lap voor de snuit en konden we bij mooi weer ontspannen genieten van een terrasje. Ik weet het, er zijn landen waar het nog veel erger is, maar we leven hier niet met Chinese toestanden, hopelijk komen die pas een paar generaties na mij.

Door de relatieve rust in de stad valt me steeds meer het gekrijs van de meeuwen op. Dordrecht is een waterstad, haar grote charme, en dat brengt meeuwen met zich mee. Even mooi als roofzuchtig en luidruchtig. Als ik meeuwen hoor moet ik altijd denken aan het stadje Conwy in Noord-Wales, prachtig gelegen aan de gelijknamige zeearm, aan de voet van een indrukwekkend kasteel. Dat kasteel is in de tachtiger jaren van de dertiende eeuw gebouwd door de Engelse koning Edward I als een dwangburcht, die de opstandige Welshmen er onder moest houden. Ik denk aan de laatste keer dat ik Conwy bezocht, alweer lang geleden, met Stella. Ik meen in 1995. We logeerden in een charmante herberg, ons kamerraam zag uit op het kasteel. Stella, die een stuk dapperder was dan ik, maakte op een ochtend een wandeling over de muren van het kasteel. Ik liep beneden bezorgd over het voetpad mee, want zelfs met haar aan mijn zijde bleek mijn hoogtevrees onbedwingbaar. 

Conwy was onderwerp van een van mijn eerste, gepubliceerde gedichten. Een van de weinige uit mijn beginjaren als dichter die ik niet beschouw als een betreurenswaardige jeugdzonde. Lopend langs de Wijnhaven, over de Taankade, waar ooit beruchte piraten woonden, draag ik het hardop aan mezelf voor:


Conwy*


je lijkt zo'n vrolijk stadje

conwy

je kasteel, ach

doet wat somber aan

door het verkeer

ben je van poort tot poort

gespleten

en overal hoor je

het dreigende gekrijs

van je vele meeuwen


maar tegen de avond

worden je straten stil

dan ontsnappen vanuit je

oude witgepleisterde huizen

de schimmen uit je verleden

een haast onhoorbare zucht

waaruit blijkt dat je nog leeft


Nee, geen jeugdzonde, maar wel zonder hoofdletters en met onvoldoende interpunctie. Toen deden we dat zo, omdat grote dichters als K. Schippers het ook deden. Tegenwoordig vind ik dat aanstellerij.

Ook boven de Wijnhaven krijsen de meeuwen. Ik word er melancholiek van. Tijd om naar huis te gaan, waar de borrel wacht.


* In: Jacques Noorman - Kees Klok, De theeman en andere gedichten. IMPV-Boote 1978.


Foto: auteur


woensdag, april 21, 2021

Warnaar: Wiel uitvinden




Hij leest dat er weer eens over een onderwijshervorming wordt gesproken. Voor de zoveelste maal, denkt hij, en zelden zit er eens een origineel idee bij. De Onderwijsraad stelt deze keer voor dat er een driejarige brugperiode moet komen om de schoolkeuze van kinderen uit te stellen. Een discussie die pakweg zo'n veertig jaar geleden ook werd gevoerd, hij was nog een jong docent, en die resulteerde in de middenschool. Een onderwijshervorming die totaal mislukte. 


Het was in de tijd dat duurbetaalde 'deskundigen' aan de zijlijn vonden dat categorale scholen, bedoeld werd een zelfstandige mavo of lbo of vwo, uit den boze waren. Die staken namelijk een spaak in het wiel van de gelijke kansen voor iedereen, dachten ze. Een idee dat de politiek enthousiast overnam, want van de boel laten fuseren tot een 'brede' scholengemeenschap, verwachtte men de nodige bezuinigingen.


Hij denkt terug aan de jaren tachtig. Jaren van bezuinigingen, loonsverlagingen, vergroting van klassen en toename van de werkdruk. Jaren van middenschoolellende, van de voor docenten en leerlingen dramatisch uitpakkende scholenfusies in zijn stad. Uiteindelijk kwam rond de eeuwwisseling nog de afgang van het studiehuis, kers op de onderwijstaart. Menig docent en menige leerling heeft er onder geleden. Hij weet nog dat aan het begin van een schooljaar, in 1984 of '85, dat wil hij kwijt zijn, in de eerste week al negen collega's nog, of alweer, overspannen thuis zaten. Hij is blij dat hij de zoveelste poging het wiel uit te vinden niet meer mee hoeft te maken.


Foto: auteur


zondag, april 18, 2021

Warnaar: Hollandse jongen




Hij hoort op de radio dat mensen van zijn jaargang nu een afspraak kunnen maken voor de covid-inenting. Hij maakt onmiddellijk een afspraak. Hij kan pas over twee en een halve week, maar in ieder geval in zijn woonplaats. Hij heeft het digitaal geregeld, om niet in handen te vallen van een adolescent in een call centre, zonder aardrijkskunde in het eindexamenpakket, die hem misschien wel naar een of andere obscure uithoek van het land had willen sturen. 


Hij meent dat hij het vaccin van Pfeizer krijgt, maar dat kan hem eigenlijk niet schelen. De kans op ernstige bijwerkingen, waarover in de media enorme ophef wordt gemaakt (zo ongeveer één op de honderdduizend, meent hij te hebben gehoord), is nog altijd vele malen kleiner dan het risico van fietsen en dat doet hij ook. 


Hij moet denken aan de injecties die hij als kind kreeg. Dat gebeurde op wat een 'consultatiebureau' heette. Het woord alleen al boezemde hem als kleuter angst in. Erg helder staat dat bureau hem niet meer voor de geest, daarvoor is het te lang geleden, maar hij herinnert zich een kille, steriele omgeving, waar je 'een Hollandse jongen' moest zijn. Dat was synoniem voor flink zijn. Tegenwoordig denkt hij bij een Hollandse jongen aan een friet vretende papzak. Hij herinnert zich pijnlijke, stijve armen of benen, afhankelijk van waar de prik werd gegeven. In die jaren moest je 's avonds voor je naar bed ging, ook nog eens levertraan slikken. Met tot troost een suikerklontje toe.


Foto: archief auteur


donderdag, april 15, 2021

Grasmere




In de zomer van 1985 maakte ik een reis naar Engeland. Deels om vakantie te houden, maar vooral om familie en vrienden te zien. In Westcliff, een wijk van Southend-on-Sea, bezocht ik bevriend collega historicus Alan Denny. Hij was in die tijd lid van de English Civil War Society en 'diende' in een van Oliver Cromwells regimenten. Hij had, naast kleurrijke uniformen, een aantal replica's van zestiende eeuwse musketten in huis, inclusief de daarvoor vereiste wapenvergunning. Je kon er echt mee schieten. Alan vertelde dat iemand tijdens een nagespeelde veldslag weleens vergat om de laadstok tijdig uit de loop te halen, zodat deze werd afgeschoten. De geschiedenis naspelen, want daar deed deze vereniging aan, aan het zo waarheidsgetrouw het verleden nabootsen, was niet zonder risico's. Voor de zekerheid heb ik hem nooit verteld dat een van mijn scripties op de middelbare school ging over koning Karel I (1600-1649), voor wie ik altijd een geheime sympathie heb gekoesterd. Gewoon omdat hij in mijn ogen de underdog was.


Na Westcliff bezocht ik Pauline in Sheffield, de charmante ex van een van mijn neven. Zij was eveneens historica, maar stond op het punt dienst te nemen bij de politie. Gewoon als straatagente. Ik begreep daar niets van. Ze had een kostganger, Gary, een reus van een man, wiens gewicht extra woog doordat hij, ook geschiedkundige, was afgestudeerd aan de universiteit van Oxford. Die begreep het wel. Ze gaven les op dezelfde middelbare school die, aldus Gary, werd geterroriseerd door een idioot van een directeur. Pauline was het onderwijs daardoor zat. 


Oxford of Cambridge, dat was een van mijn dromen geweest, maar omdat de schooldecaan op de mulo in 1968 de pas ingevoerde Mammoetwet nog niet goed in het hoofd had, ging ik niet via een briljant HBS-examen richting Engeland, maar werd het, na een HAVO-examen met vier negens, een acht en een zeven, de Pedagogische Akademie en daarna de trap op via de aktes Geschiedenis MO-A en B naar een doctoraal aan de Universiteit Utrecht. Achteraf lang geen slechte keuze, want op die Akademie (toen met vooruitstrevende k) leerden ze je op voortreffelijke wijze de lespraktijk (al heb je daar weinig aan, als je niet een zeker charisma hebt om voor de klas te staan) en tenslotte studeerde ik in Utrecht af bij Maarten van Rossem, die toen nog geen mediabekendheid had, maar al wel een keigoede docent was. Toch had ik drie jaar geleden, toen ik een nichtje opzocht dat promoveerde in Cambridge, jawel, in de geschiedwetenschap, het is een aantrekkelijk vak, een licht gevoel dat ik ergens een boot had gemist. Oxford komt nog aan de beurt, daar studeert een ander nichtje van me historische geografie, maar zolang de coronacrisis voortduurt en ik in de weer moet met testen en maskers en misschien ook nog in quarantaine, onderdruk ik mijn reislust nog maar even.


Terwijl ik in Sheffield verbleef maakte ik op een snikhete augustusdag een uitstapje naar het landhuis Chatsworth, de residentie van de hertogen van Devonshire. Chatsworth was vooral door de inspanningen van Deborah Mitford (1920-2014), de jongste van de befaamde zusjes Mitford (schrijfster Nancy was de oudste), uitgegroeid tot een populaire bezienswaardigheid. Zij trouwde in 1941 met Andrew Cavendish (1920-2004), die in 1950 de elfde hertog van Devonshire werd. Deborah was goed bevriend met de avonturier, schrijver en filhelleen Patrick Leigh Fermor, van wiens boeken ik een groot liefhebber ben, al had ik in 1985 nog maar pas van hem gehoord. De hertogin was zelf trouwens ook zeer vaardig met de pen, een kenmerk van de Mitford zusjes. Van haar inspanningen op Chatsworth herinner ik mij weinig. Ik stapte bij een verkeerde halte uit de bus, miste daardoor een aansluiting met een andere bus en toen ik anderhalf uur later verder kon, sloeg ik in de buurt van Chatsworth ('slechts tien minuten lopen', stond in de reisgids) linksaf waar het rechtsaf moest zijn, zodat ik pas tien minuten voor sluitingstijd arriveerde, waarna mij slechts een snelle blik was gegund.


Na Sheffield trok ik verder naar Newton-le-Willows, dat precies tussen Manchester en Liverpool in ligt en waar sinds jaar en dag mijn oudste neef woont. Historicus en Tudor-specialist, ik verzin het niet. Met hem en een bevriend chemisch ingenieur, de vreemde eend in de bijt, bezocht ik in het Lake District het graf van de dichter William Wordsworth (1770-1850). Hij woonde jaren in het plaatsje Grasmere. Het dagboek Home at Grasmere van zijn zus Dorothy, zijn huisgenote, is zeer de moeite waard. Toen ik het las kreeg ik weer andere dromen. 


Foto: Brian Lord


maandag, april 12, 2021

Warnaar: Op reis




Hij gaat op reis. Hij laat zich niet langer door de coronamaatregelen beperken. In meer dan een jaar is hij maar twee keer van het Eiland van Dordrecht af geweest. Hij heeft een aardige tweedehands auto op de kop getikt, bij de oude, vertrouwde garage, waar hij vroeger zijn bolide in onderhoud had. Dat is ook al een jaar of tien geleden, bedenkt hij. Het is nog wel even de vraag waarheen de reis zal gaan. De meeste grenzen zijn dicht, of je kunt er alleen over met een coronatest. 'Ze krijgen het lazerus maar,' denkt hij, 'ik mankeer niks en ik laat me niet met zo'n wattenstaaf in mijn hersens peuren.'


Het liefst reed hij in een keer door naar Ancona, om daar de veerboot naar Griekenland te nemen, maar hij is bang dat dat nog niet gaat. In heel Europa stijgen de coronabesmettingen, zegt de radionieuwsdienst, terwijl het vaccineren tergend langzaam gaat. Veel te langzaam, zegt de Wereld Gezondheidsorganisatie. Nederland loopt als een van de lulletjes van de klas achteraan. Hij moet waarschijnlijk nog weken wachten op zijn spuitje, alhoewel zijn vijf jaar jongere zusje al is ingeënt. De logica van Hugo de Jonge. Soms voelt hij mededogen met de man van de ferme uitspraken in wiens beleid alles wat mis kan gaan ook mis gaat.


Het zal de Veluwe wel worden, denkt hij. Een obscuur hotelletje ergens in de biblebelt. Ergens waar ze zich niet druk maken over vaccinaties, omdat Hij zich immers om hun gezondheid bekommert.


Foto: auteur


vrijdag, april 09, 2021

Warnaar: Cichorei




Hij wil het liefst terug naar de plekken die hij ooit bezocht en die een bijzondere indruk op hem maakten. Plekken waarmee hij bekend is, waar hij zich op zijn gemak kan voelen. De eilanden Skyros en Samothraki, bijvoorbeeld. Het stadje Llangollen in Wales. Het eiland Texel. Er zijn ook plaatsen waar hij ooit was, waarvan hij zich voornam om terug te komen en die hij nooit meer bezocht. Het eiland Harris, het plaatsje Carrick in het graafschap Donegal, Houffalize in de Ardennen. Hij weet niet waarom. Lastig te bereizen misschien, andere bestemmingen die zich opdrongen, wie zal het zeggen?


Het zou er toch eens van zou moeten komen, maar voorlopig is reizen een opgave geworden. Een gedoe met testen, met benauwde maskers, met gebieden in kleurcodes waar je wel of niet in mag of alleen als het strikt noodzakelijk is, maar waarbij niet altijd duidelijk is wat dat dan is. Reizen in angst voor de ander, een tocht die vooral bestaat uit afstand houden en omgaan met regels en adviezen waarvan de logica soms ver te zoeken is. Hij reist voorlopig maar wat rond op het internet. Hij vindt het cichorei in plaats van koffie, het is min of meer te drinken.


Wat deed de tijd met die lang geleden bezochte plaatsen? Zou hij iets herkennen? Zou hij zijn geboortestad herkennen als hij er veertig jaar niet meer was geweest? Misschien zoals je na lange tijd een jeugdliefde herkent. Dezelfde oogopslag, soms een stem die nog aan toen herinnert.


Foto (Tarbert, Isle of Harris, Scotland): auteur


dinsdag, april 06, 2021

Warnaar: Zweetziekte




Hij herinnert zich in Wolf Hall, deel één van Hilary Mantels trilogie over Thomas Cromwell, te hebben gelezen dat Cromwells vrouw overleed aan de mysterieuze zweetziekte die tussen 1485 en 1551 in Engeland voorkwam. Een virus waarvan je hoofdpijn, spierpijn, koorts en ademnood kreeg en waardoor je vreselijk ging zweten. Hij leest nu de lijvige biografie die professor Diarmaid MacCulloch publiceerde over de man van relatief eenvoudige komaf uit Putney, die onder Hendrik VIII opklom tot de op één na machtigste persoon in Engeland en die tenslotte als graaf van Essex op het schavot zijn hoofd verloor. Macht roept vijanden op en kan je de kop kosten. 


De zestiende eeuw. Een eeuw waarin hevige godsdiensttwisten oplaaiden, met veel moord en doodslag. Een eeuw waarin een mysterieuze ziekte rondwaarde. Een eeuw van ontdekkingstochten, waardoor de wereld begon te groeien. Er is weinig nieuws onder de zon, meent hij. Godsdiensttwisten, compleet met moord en doodslag, komen nog steeds voor en van de vroege ochtend tot de late avond gonzen de media van corona, corona, corona. Hij denkt aan de 'globalisering', waarvan hij niet weet of hij die als een zegen of een vloek moet zien.


Jaren geleden bezocht hij het paleis van Hampton Court, gebouwd door kardinaal Wolsey, de man onder wie Cromwell aanvankelijk carrière maakte. Toen Wolsey in ongenade viel, kwam het in handen van Hendrik VIII. Willem III verbleef er toen zijn paard in een molshoop trapte, wat de koning-stadhouder fataal werd. 'Geschiedenis', bromt hij, 'het blijft een mooi vak.'


Foto: auteur


zaterdag, april 03, 2021

Warnaar: Beledigd




In Tempo Doeloe, een omarming van Kester Freriks leest Warnaar: 'Onderdrukking verwijderen uit de taal, dus op symbolisch vlak, is vrijblijvend en gemakzuchtig'. Het gaat om politiek correct taalgebruik. Dat je jezelf 'wit' moet noemen in plaats van blank, anders ben je een racist die doet aan koloniale uitbuiting, onderdrukking en slavernij. Hij moet denken aan rapper Akwasi, die dit soort gedachten propageert. Alle 'witten' zijn schuldig aan de slavernij. Ja, denkt hij, die koningen van de Ashanti konden er natuurlijk niets aan doen dat kooplustige blanken graag hun slaven afnamen. Met 'rap' heeft hij trouwens weinig op. 


Je mag ook niet meer schrijven dat iemand een slaaf was. Nee, hij of zij was 'tot slaaf gemaakt'. Warnaar denkt niet dat de geschiedenis er iets door zal veranderen. Hij woont in een straat die is genoemd naar een generaal uit de Boerenoorlog. Hij kent een activist die vindt dat die straatnaam moet worden veranderd, want 'de apartheid, je weet wel'. Die generaal overleed in 1922, de apartheid werd in Zuid-Afrika in 1948 ingevoerd. Apartheid, mag dat nog wel van de taalzeloten, vraagt hij zich af, of moet je 'tot rassenscheiding gedwongen' zeggen of iets in die geest? Hij vindt taalzeloten een beetje eng, gevaarlijk misschien wel. 


Kester Freriks schrijft ook: 'We leven in een staat van onophoudelijke verongelijktheid en angst te beledigen. Die combinatie is giftig en verlamt ons taalgebruik'. Je zou al die lui de kost moeten geven, denkt hij, die het een levenstaak vinden onophoudelijk beledigd te zijn.


Foto: auteur