De herfst
komt eraan. Dat merk je aan het korten van de avonden. Nog even en
die vervelende wintertijd begint weer. De wintertijd is een valse
tijd, met bedrieglijke duisternis als het nog licht zou moeten zijn,
of hooguit schemerig. Bijvoorbeeld als ik voor het avondeten van de
stamkroeg naar huis wandel. Je merkt het ook aan het bladafval in de
tuin. Bomen en struiken beginnen aarzelend te verkleuren en in de
winkel verschijnen de eerste, nog veel te vroege, kruidnoten. Gretig
genieten we van elk vleugje nazomerweer. Iedere zonnestraal kan de
laatste zijn. Dat geldt altijd en overal. Die fatale val van het
keukentrapje kan ieder ogenblik plaatsvinden, maar dat besef begint
zich pas weer in de herfst op te dringen. De herfst is die beruchte
opleving, in dit geval in de magistrale kleurenpracht van het
verdorrend lover, die veel kankerpatiënten meemaken voor de
eindstrijd inzet. Ik koester gemengde gevoelens voor de herfst. Ik
ben gevoelig voor haar melancholie, maar ze drukt ons keer op keer
meedogenloos op het onvermijdelijke. Je kunt dichten tot je een ons
weegt, je kunt je een godsdienst aanmeten, je kunt in
je blote kont op het dak van het Vredespaleis klimmen of de politiek
ingaan, maar de tijd kun je niet omdraaien. Je mag één
keer per jaar de wintertijd afschaffen, wat langere avonden oplevert,
maar niet werkelijk soelaas biedt.
In de
Nederlandse letteren lijkt het altijd herfst. Er is een legioen van
pessimisten. 'We hebben geen visionaire schrijvers meer,' roept het.
'De poëzie is dood,' twittert het. Alleen het woord al. Twitteren.
Het doet me denken aan een troepje hongerige mussen, tuk op een
kruimeltje brood. Het zijn dezelfde verzuchtingen als die tegen het
einde van het West-Romeinse rijk, waar men zich meer en meer omringd
wist door ongeletterde barbaren. In de literaire bladen zit in ieder
geval de klad. Verschillende uitgevers geven hun 'kweekvijver voor
talent' op. Het wegvallen van subsidie en onvoldoende abonnees, is
het verhaal. Ze vertrouwen liever op het internet, zoals de Romeinen
steeds meer gingen vertrouwen op hun huurlingen, wat uiteindelijk
verkeerd uitpakte. Te weinig abonnees, het zal wel, maar hoeveel
abonnees had het roemruchte Podium, zo'n vijftig jaar geleden? Ik
weet het niet, maar het zou mij verbazen als het er meer dan
tweehonderd waren. Hulde voor de redacties die blijven doorgaan, vaak
tegen heug en meug, met steun van auteurs die een 'steunabonnement'
nemen of afzien van een honorarium.
Het is
aardig om mee te dobberen op het internet, maar echte bevrediging
vind ik op papier. Literatuur dient te rieken naar drukinkt. Niet
alleen, maar ook. De literatuur is een ijsberg. Je ziet het topje, de
stapels bestsellers in de schappen van de boekenschuivers. Wat je
minder ziet is al het geworstel onder de waterspiegel. Af en toe
breekt een schots af en komt er een kop boven. Ik worstel mee. Ik heb
het wel naar mijn zin in de ijsvijver. We zijn van alle tijden, ook
al denken we dat het einde der tijden in zicht is. Een gedachte die
ook in het late West-Romeinse rijk ruim verspreiding vond.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten