Een paar
dagen geleden, ik zat te schrijven, viel mijn blik op mijn handen.
Het zal de lichtval zijn geweest, maar ik schrok van de dikke,
donkere, meanderende aderen. Ik zag oude
handen. Natuurlijk is het volslagen idioot om op je eenenzestigste te
schrikken als je ziet dat je handen lijken op die van een heer op
zekere gevorderde leeftijd. Leg eens een jeugdfoto naaste een recente
opname van je kop en je ziet twee verschillende figuren. In vind het
een wonder dat mensen die je vele jaren niet hebt gezien, je nog
herkennen. 'Ha meneer Klok. Ik zat in 1984 bij u in de brugklas. Hoe
gaat het met u?' Ik kijk zo'n veertiger dan verbaasd en verrast aan.
In negentig procent van de gevallen heb ik geen idee met wie ik sta
te praten. Dan vraag ik een naam, altijd wat beschroomd en met een
zeker schuldgevoel, waarna ik thuis in mijn oude agenda's op zoek ga
naar de cijfers.
Je leeftijd
laat zich afmeten aan je handen. Daar is geen facelift voor.
Onbarmhartig tonen ze de mate waarin het verval is gevorderd. Ze
drukken je op een eeuwig, onoplosbaar probleem. De geest veroudert
niet. Die verrijkt zich, als het goed is, wordt in de loop der jaren
soms weleens wat wijzer, maar blijft in principe jong. Ik ben
geestelijk nog altijd drieëntwintig. Als ik met oud-leerlingen van
die leeftijd in de kroeg zit, wat gelukkig nog weleens gebeurt, merk
ik wel dat ik meer heb gelezen en over een groter arsenaal aan
belevenissen en ervaringen beschik, maar een echt verschil in
leeftijd ervaar ik niet. Ik zie het alleen en voel het als er
bijvoorbeeld weer een of andere spier dwarsligt. Soms begeer ik
stiekem zo'n bloeiende, jonge vrouw, die vermoedelijk denkt van
'Jezus, hij is al net zo belegen als mijn vader.' Als ze er sowieso
iets van merkt, want in de omgang met dames ben ik nog steeds even
verlegen als in mijn pubertijd en de enkele keer dat dat niet zo is
ben ik te dronken om nog enige indruk te kunnen maken.
Ik schrijf
dit in poffertjessalon Visser, waar vanwege het regenachtige, donkere
weer alle verlichting reeds brandt. Ik kijk naar mijn handen, die
onder de lampenkapjes nog eens extra oud lijken. Zo'n veertig jaar
geleden al zat ik hier strak in het vel, stikverlegen, naar de
meisjes te kijken. Ik meen dat A.L. Snijders ergens schrijft dat er
in wezen nooit iets verandert. Ik ben als drieëntwintigjarige
geneigd het met hem eens te zijn. Ik kijk nog maar eens naar mijn
handen.
©Kees
Klok
3 opmerkingen:
Al surfend kwam ik je weblog tegen en ik heb genoten van de manier waarop je het een en ander met veel humor maar o zo waar beschreef. Mijn complimenten daarvoor. Verder zou ik je (als ervaringsdeskundige :-)) nog willen zeggen : "Geniet van je handen, over 20 jaar zou je willen dat ze zo nog zouden zijn !"
Groetjes Marianne
Haha, ik heb het niet helemaal goed gelezen, die veertiger zat dus als leerling in je klas.....dan vrees ik dat je handen inderdaad ook al hun beste tijd gehad hebben..... ;-)
Marianne
Inderdaad.
Een reactie posten