zaterdag, augustus 30, 2014

Brieven aan Stella (9)




Lieve Stella,

Je weet dat ik weinig televisie kijk. De radio is meer mijn medium. Gisteravond heb ik echter naar een aflevering van Ten oorlog gekeken, een programma van de Vlaamse televisie, waarin enkele journalisten langs de frontlijn van de Eerste Wereldoorlog lopen, van de Noordzee tot aan de Egeïsche Zee. Deze aflevering speelde zich af in Griekenland en op het schiereiland van Gallipoli. Het hele jaar door zijn er herdenkingen van gebeurtenissen uit die oorlog, die zulke ingrijpende gevolgen voor Europa heeft gehad. Niet alleen voor Europa, ook voor jouw familie. Toen ik je ouders leerde kennen, waren zij Griekse staatsburgers, maar toen ze werden geboren, waren zij onderdanen van de Osmaanse sultan, woonachtig in de Pontos, in een dorp niet ver van Trapezounda. Jouw vader had boeiende verhalen over zijn jeugdjaren daar. Wij zouden ooit de streek gaan bezoeken, zoals je vader deed, vierenzestig jaar na het gedwongen vertrek van de familie naar Griekenland. Het is er, zoals met veel van onze voornemens, niet van gekomen. Met een vriend ging hij terug naar zijn geboortedorp, waar zij in het café nog een paar bejaarde Turken troffen die ze van vroeger kenden. Ze zouden in het dorpshotel logeren, maar daar kwam niets van in. Ze werden onmiddellijk bij de zoon van een van die oude bekenden, een tandarts, uitgenodigd, waar ze de rest van de week zijn gebleven. Terug waren ze vol lof over de hartelijke ontvangst. In Nederland gelooft bijna iedereen in de mythe dat Grieken en Turken aartsvijanden zijn. Jouw vader zei altijd: 'Ik heb niets tegen Turken, ik heb iets tegen de politici die de vijandschap kunstmatig in stand houden.' Hij bestelde in het kafeneion ook altijd Turkse koffie. Voor het kolonelsbewind dronken Grieken Turkse koffie. Pas tijdens de dictatuur mocht die niet meer worden besteld en werd het Griekse koffie. Jouw vader was een fervent tegenstander van de junta. Hij dronk tot aan zijn dood Turkse koffie.

In Thessaloniki was het niet te harden van de hitte, maar in Nederland is het half augustus al herfst. De hele dag regenbuien en een temperatuur die niet boven de zeventien graden uitkomt. Een dag om eens flink te werken aan mijn Literair Dagboek. Ik ben bezig aan deel V. Vorige week heb ik twee van jouw dagboekschriften meegenomen naar Dordrecht, het eerste cahier staat nog in Thessaloniki, het laatste deel was al hier. Ik kon ze niet allemaal tegelijk meenemen, want ze moeten in de handbagage. Ik vertrouw ze niet aan de koffer toe, vanwege alle verhalen over zoekgeraakte bagage. Het is mij nog nooit overkomen dat ik een koffer kwijtraakte, maar ze zijn onvervangbaar, daarom neem ik het risico niet. Ik weet nog niet of ik ze ga lezen. Kan ik dat emotioneel aan of niet? En zijn ze wel voor mijn ogen bedoeld? Aan de andere kant: is jouw dagboeken lezen niet een manier om je stem weer te horen, om je dichter bij mij te hebben? Ik ben er nog niet uit.

Er is veel waar ik nog niet uit ben en jij kunt mij geen raad meer geven. Bijvoorbeeld uit de vraag of ik hier moet blijven wonen of dat ik het huis beter kan verkopen om daarna een appartement te kopen in het stadscentrum. Als ik voldoende geld had, hield ik het gewoon aan en kocht ik er een appartement bij. Werd dit het Dordtse Schrijfhuis en dat het Slaaphuis. Als ik voldoende geld had kocht ik ook een huis op Skyros, 'a white washed cottage overlooking the sea' aan de Engelse zuidkust, een optrekje in het Lake District en een pied à terre in Lissabon. Het zal nooit gebeuren. Het is natuurlijk allemaal romantisch gedroom, net als je afvragen wat je zou doen als je de hoofdprijs in de Staatsloterij zou winnen. Ik ben daar trouwens mee gestopt. Jarenlang iedere maand een lot gekocht en drie keer een eigen geldje en ooit eens vijfenveertig euro gewonnen. Ik heb nog wel een lot in de Postcodeloterij, want ik weet dat ik het niet zou kunnen uitstaan als de hele straat een aardige geldprijs wint en ik niet. Ik heb inmiddels een broodrooster, een tosti-ijzer, een handvol appeltaarten en een paar bakken ijs gewonnen. Big deal, zou jij zeggen. Taarten en ijs heb ik aan Marja en René gegeven, bij mij moet er nog drie kilo af om weer in al mijn broeken te kunnen, Alleen dat tosti-ijzer gebruik ik weleens. Het broodrooster staat te wachten tot het oude eindelijk de geest geeft.

Net voor ik naar Griekenland ging verscheen bij Liverse het boek De 'reddende' revolutie van Djamila Zon. Dat gaat over de ideologie en propaganda van het kolonelsbewind. Het werd op 24 juli gepresenteerd in Haarlem, precies op de dag dat het veertig jaar geleden was dat het kolonelsregiem ten val kwam. Djamila reikte het eerste exemplaar uit aan Thanasis Apostolou, die, net als jij, die diepzwarte periode uit de Griekse geschiedenis als student heeft meegemaakt. Mij was gevraagd om een inleiding te houden. Daarin heb ik ook aangehaald wat jij mij vertelde over die tijd, die jou blijvend heeft beschadigd. Ik herinner mij nog goed dat je pas op het consulaat in Düsseldorf werkte. Je was een weekeinde in Dordrecht en vroeg mij of ik via het telefoonbedrijf of de politie kon nagaan of onze telefoon niet werd afgeluisterd. Je had het idee, ook al was Griekenland een democratie, dat er mensen waren binnen de buitenlandse dienst die je voortdurend in de gaten hielden. Ik heb je toen niet verteld dat de Nederlandse politie wereldkampioen afluisteren is en geprobeerd je te overtuigen dat wij te onbelangrijk waren om in het vizier van wie weet welke (geheime) dienst te geraken. En dan nog. Wij hadden niets te verbergen. Ik heb je nooit helemaal weten te overtuigen.

Een boek presenteren in vakantietijd is op zich niet handig, maar omdat het een heel speciale dag was, hadden we meer belangstelling verwacht dan een handjevol aanwezigen. Er was niemand van de pers, terwijl Nederland geen onbelangrijke bijdrage heeft geleverd bij het bestrijden van de junta. Er is niet voor niets een Max van der Stoelplein in Athene en hij kreeg niet voor niets een eredoctoraat van de Panteion Universiteit. Dan verwacht je toch dat een zichzelf respecterende krant of een actualiteitenprogramma er enige aandacht aan besteedt. Verkeerd gedacht. Er was zelfs niemand van de Griekse ambassade. Die excuseerde zich, omdat de staf onderbezet was en te veel werk had. Ik moet wel zeggen dat de persattaché, die op die dag in Griekenland verbleef, de nodige hulp heeft verleend bij het opsporen van illustraties.

Ook in Griekenland heb ik weinig gemerkt van enige herdenking van de val van de junta. Er is misschien wel hier en daar een artikeltje verschenen, maar dat heb ik dan gemist. Naar de Griekse televisie heb ik nauwelijks gekeken, maar wel dagelijks veel naar de radio geluisterd. Niets over die tijd. Het onderwerp is nog steeds taboe, het is voor de ouderen nog te veel een open wond en de jongere generatie weet er niets van. In het geschiedenisonderwijs wordt er geen aandacht aan besteed. Bovendien hebben de mensen door de crisis al genoeg ellende. Onwetendheid is een factor die een democratie gevaarlijk kan ondermijnen. Je hoort steeds meer onnozelen van geest roepen dat een nieuwe dictatuur Griekenland uit de crisis zou kunnen halen. Die sukkels vallen voor de propaganda van kwaadaardig rechts, iets waarover ik mij tamelijk veel zorgen maak. Zo'n boek als van Djamila zou natuurlijk in het Grieks moeten worden vertaald, maar ik betwijfel of dat snel gaat gebeuren, als het ooit gebeurt. Ik ga in het najaar met De 'reddende' revolutie langs University Studio Press. Misschien blijkt dan wel dat ik het te somber inzie.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur









Geen opmerkingen: