zondag, augustus 24, 2014

Brieven aan Stella (7)




Lieve Stella,

Het was even wennen, toen ik gisteravond terugkwam in Nederland. Ik vertrok met een graadje of vijf, zesendertig uit Thessaloniki. Toen ik een paar uur later op het Dordtse station aankwam was het inmiddels zestien graden. Ach, we weten het en we zijn het wel gewend, maar zo'n overgang dient liefst geleidelijk te verlopen, zoals toen we voor de allereerste keer met de auto naar Griekenland gingen. Je werkte al een jaar of wat in Düsseldorf en had net je eerste Golf gekocht. We reden via Zwitserland naar Noord-Italië, waar we in Como wilden overnachten. We zagen op de parkeerplaats bij het beoogde hotel opvallend veel glas van ingeslagen autoruiten en vonden daarom dat we, ondanks het late uur, beter nog wat konden doorrijden. We daalden af naar de Povlakte, waar het steeds warmer en vochtiger werd, tot het bijna tropisch aandeed. Doordat het geleidelijk ging, voelde het ook heel natuurlijk aan. Uiteindelijk belandden we in een motel in Lodi, waar we heel laat nog wat konden eten op het terras en waar de auto veilig kon worden gestald.

De volgende dag zetten we koers naar Ancona, vanwaar we de veerboot naar Patras zouden nemen. Ergens in de buurt van Boulogne kregen we een lekke band, gelukkig net voor een parkeerplaats. Daar stonden we met onze vier linkerhanden. Ik had weleens gehoord hoe je een band moest verwisselen, maar ik had het nog nooit gedaan. Bovendien: wie rekent er op een lekke band als je in een gloednieuwe auto rijdt? Jij hield het hoofd koel, ik werd behoorlijk paniekerig en zag de veerboot al de haven uitvaren terwijl wij uiteindelijk op de kade arriveerden. We vroegen hulp aan de bestuurder van een Belgische auto, die verderop stond. Een Waal, die binnen de kortste keren de reserveband voor ons plaatste. Dat bleek een 'thuiskomertje', waar je hooguit tachtig mee mocht rijden en niet verder dan een kilometer of vijftig. Het werd zoeken naar een garage, die we een kilometer of tien verderop vonden. Ze hadden er niet veel te doen, de band werd direct gemaakt. Er werd een soort van prop ingeschoten en hij werd weer opgepompt. De monteur toonde ons een forse schroef die in de band had gezeten. Hij barstte in lachen uit toen ik met een cheque uit de reis- en kredietbrief van de ANWB aankwam. Of het niet contant kon. Het fikse bedrag in lires bleek nog geen twaalf gulden te bedragen, een euro of vijf zouden we nu zeggen. We hebben nog jarenlang en vele kilometers met die band gereden. Sindsdien acht ik het Italiaanse vakmanschap hoog.

Ik had voor het vertrek weer last van mijn reiszenuwen. Het lijkt of het steeds erger wordt. Steeds die angst dat ik iets cruciaals vergeet, dat de lift halverwege blijf hangen als ik met de koffers naar beneden ga, dat ik te veel kilo's heb, dat de handbagage te groot is en niet in de cabine mag, ondanks de computer en belangrijke papieren erin. Dat laatste is nieuw en komt omdat ze tijdens de heenreis bij Transavia op Schiphol moeilijk deden over mijn rolkoffertje. Ik gebruik het al jaren als handbagage, het past ook altijd in ieder bagagevak, of het nu een Boeing 737 is, een Airbus A380 of een Fokker 100. Zelfs in het minutieuze turbopropje van British Airospace, waarmee ik naar Skyros vlieg, past het. In Amsterdam moest ik het bij de gate van een of andere bolbuikig buldervat in een bak proppen om de maat te nemen, want ik was vergeten er een papiertje aan te laten doen bij het inchecken. Eigenlijk was het meisje daar het vergeten, maar goed, dat koffertje moest in een vierkante bak, waar het wel paste, maar waar door mijn onhandigheid een wiel bleef haken. Moest het van die kerel nog eens. Het merkwaardige is dat de nervositeit verdwijnt op het ogenblik dat ik op het vliegveld door de controle ben. Dan ben ik de kalmte zelve, ook als er eens iets misgaat, zoals een paar jaar geleden in Frankfurt, toen ik vanwege noodweer niet verder kon naar Amsterdam en ik aangenaam in een of ander luchthavenhotel heb gelogeerd.

We waren nog ruim op tijd in Ancona. We hebben er zelfs nog ergens een pizza gegeten. De eerste pizza die ik in Italië zelf nam. Vergeleken bij de pizza's van Costa d' Oro in Dordrecht, was het helemaal niks, maar we zaten aan een mooi plantsoen ergens in het centrum. Het deed mij in de verte, heel in de verte, aan Lissabon denken. Daar zou ik je pas jaren later naartoe nemen, maar dit terzijde. Het was nog een hele toer om in de chaos op het haventerrein de juiste boot te vinden. Jij vond de overtocht helemaal niks, je hield niet van varen, had angst voor de zee. Ik genoot, zag in gedachten Romeinse galeien voorbij glijden en galjoenen van het type waarmee de zeeslag bij Lepanto werd gewonnen. Daarna wachtte ons een prachtige reis door de Peloponnesos, die ik alleen maar kende uit mythologie en geschiedenis. Ik kijk nog weleens naar de video-opnamen die we toen maakten. Ik moet ze eerstdaags op DVD laten zetten, want de kwaliteit van de banden wordt slecht. Die voortdurende geluidsmuur van cicades, de Venetiaanse forten van Koroni en Othoni, het charmante stadje Nauplion, waar de eerste president, Kapodistrias, door een politiek fanaat werd vermoord. Twee jaar geleden heb ik mij weer eens grondig verdiept in de Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Alle corruptie, factiestrijd, machtswellust en jaloezie onder politici, waar de hedendaagse Griek zo over klaagt en waaronder hij lijdt, speelden honderdnegentig jaar geleden een even grote rol als nu. Niets nieuws onder de Griekse zon.

Het huis hiernaast staat te koop. De buren hadden mij voor mijn vertrek al ingelicht dat ze een ander huis hebben gekocht en op termijn gaan verhuizen. Ik betreur dat zeer. Het zijn erg aardige, hulpvaardige, jonge mensen. Ik zie hen niet graag vertrekken, maar ik begrijp dat ze groter willen gaan wonen. Ik woon hier prettig, maar ik begin nu toch te twijfelen of ik moet blijven. Het huis is eigenlijk te groot voor mij, het is honderd jaar oud en ik begin op te zien tegen het onderhoud. Het bijhouden van de tuin vind ik prettig werk, maar door de tennisarm die ik, de hemel weet hoe, in februari heb opgelopen, heb ik tot nu alleen het allernoodzakelijkste gedaan. Die arm is aardig over, maar ik zie op tegen onkruid wieden en al het snoeiwerk dat in het najaar wacht. Aan de andere kant is de veranda heerlijk. Daarvoor heb ik ooit, vierendertig jaar geleden het huis gekocht. Weet je nog dat we begin jaren negentig besloten om het te verkopen, omdat we opzagen tegen de grondige verbouwing waar we voor stonden? We wilden liever gaan huren en kregen een maisonnette aangeboden in het centrum. Die gingen we op een vrijdagmiddag bekijken, maar hij maakte zo'n troosteloze indruk op ons, dat we ter plekke besloten om toch maar te gaan verbouwen. We zijn rechtstreeks naar de makelaar gerend om het huis uit de verkoop te halen en namen de paar honderd gulden die we aan hem kwijt waren maar op de koop toe. Nu zit ik toch weer te denken aan een appartement in het centrum, zoiets als Lupius had. Dat was een prachtige woning, met alleen maar het nadeel dat het plafond in de woonkamer, liever woonzaal, onder monumentenzorg viel, want het pand stamde uit de zeventiende eeuw. Ik zou daar om de hoek bij 't Vlak zitten, waar ik regelmatig met vrienden kom, en op vijf minuten van Visser. Alleen het station zou een stuk verder zijn, maar de waterbus is dan weer een stuk dichterbij. Kon jij me maar raad geven. Het is nog lang zo ver niet, eerst maar eens zien wat er met het Schrijfhuis gaat gebeuren, maar het speelt door mijn hoofd.

In gedachten, altijd

Kees


Foto: auteur


Geen opmerkingen: