zondag, april 26, 2015

Rupert Brooke (1887-1915)




Mijn plaats in het vliegtuig van Athene naar Skyros is aan het gangpad. Die verruil ik met een Engels sprekende man, zodat hij naast zijn vrouw kan zitten. Hij bedankt vriendelijk. Verder spreken wij niet met elkaar. Het toestel, een bescheiden propellervliegtuig, is opmerkelijk vol. Ik hoor veel Engels. Er wordt, als we landen op de airstrip van Skyros, niet geapplaudisseerd. In een toestel met overwegend Grieken gebeurt dat meestal wel. Ik vind het een zielige gewoonte, zoals het slaan van kruisjes bij het opstijgen of in de bus, als een kerk wordt gepasseerd.  

De volgende morgen sta ik in een kleine olijfgaarde, die als een oase in een steenwoestijn ligt. Daar, in het rotsige zuiden van Skyros, niet ver van de marinebasis aan de baai van Tris Boukes, ligt het graf van Rupert Brooke, de talentvolle Engelse dichter, die als een held uit de Ilias op weg was naar de strijd om Troye. In dit geval de Dardanellen. Een insectenbeet werd de dichter, die toch al in wankele gezondheid verkeerde en tegen het advies van zijn commandant scheep was gegaan, fataal. Er ontwikkelde zich een bloedvergiftiging waaraan hij overleed. Dat was op 23 april 1915. Wij staan bij zijn graf om zijn honderdste sterfdag te herdenken.

Een Anglicaanse predikant houdt een toespraak die over verzoening gaat, de Britse ambassadeur spreekt mooie woorden over de dichter, wiens talent te vroeg werd gesmoord. De Griekse luchtmacht heeft voor een erewacht gezorgd. De meeste Skyrianen die gekomen zijn kunnen het Engels niet volgen. Voor een aantal marine- en luchtmachtofficieren wordt vertaald, hoewel die dat, dunkt me, juist niet nodig hebben. Een beeldschone, vrouwelijke onderofficier filmt. Een marinier blaast de Last Post. Het klinkt ontroerend. Er worden kransen gelegd. Ook door mijn buurman uit het vliegtuig. Hij blijkt getransformeerd tot Amerikaans generaal. Ik denk aan de vrienden van Brooke, die hem hier begroeven en die enkele dagen later bijna allemaal door Turkse granaten uiteen werden gereten.


Foto: auteur


zondag, april 19, 2015

Er was een tijd...




Er was een tijd... Ik heb dat altijd een mooie aanhef gevonden vanwege de lichte weemoed die eruit spreekt. Vier woorden die een stemming bepalen. Er was een tijd dat het plantsoen waarop ik uitkijk nog een braakliggend terrein was, met aan de rand een paal van het elektriciteitsbedrijf. Er was een tijd dat de melkboer uit Pyleia nog met paard en wagen de ronde deed. Dat paard zette hij dan vast aan die paal.

Er was een tijd dat we een stukje van de baai konden zien en daar achter, soms, de Olympus. Er was een tijd dat huizen ons niet het zicht benamen en een tijd dat in het voorjaar de zon iedere dag scheen. Er was een tijd dat we geloofden dat godsdienstoorlogen alleen voorkwamen in duistere en achterlijke eeuwen. Er was een tijd dat wij, zij het kort, dachten dat make love not war de wereld zou veranderen. Dat wij liepen op sandalen en de meisjes onbevangen hun blote borsten toonden, met bloemen in hun haar.

Er was een tijd dat wij meenden dat tijd tijdloos was en dat de generatie na ons gelukkig en zorgeloos zou leven.

Er was een tijd dat jij en ik elkaar nog niet kenden en daarna een tijd dat jij nog niet dood en een herinnering zou zijn.


Foto: auteur


dinsdag, april 14, 2015

Hibernia (2)




Werkend aan een nieuw deel van mijn literair dagboek, stuitte ik op de notities van mijn reis door Ierland, in juli/augustus 1979. Als voorproefje van het boek reizen we nog maar eens door Hibernia.

Vrijdag, 27 juli 1979:
Drumcliff (onderweg)
Zojuist het graf van W.B. Yeats bezocht. Zitten nu in Yeats' Tavern met een pint bij een jengelende jukebox. Foto's gemaakt van het graf op het schilderachtige kerkhof met uitzicht op de Ben Bulben.

Carrick (Donegal):
Achter dit plaatsje, in een wijde vallei, waardoor een beek stroomt, rijst heel indrukwekkend een donkere berg op. Het gehucht heeft één straat, waarin wij logeren, boven een kleine, wat vervallen ogende kroeg. Het is 'carnaval' in Carrick, een soort muziek- en dansfestival, dat vanavond begint.

Zaterdag, 28 juli:
Carrick
In de pub beneden een oudere dame gesproken die Roland Holst ('your prime poet') heeft gekend en vertelde dat hij ooit boven dit kroegje logeerde. Ze zong heel mooi enkele liederen op teksten van Yeats. We kwamen ook te spreken met een dikke, baardige Engelsman uit Leicester. Over middeleeuwse geschiedenis en manuscripten, maar het werd niet duidelijk of hij historicus was of antiquair. Later was er levende muziek in The Bridge Bar, waar een accordeonist en een violist optraden. Deze keer waren er aardige Duitsers, die niet schreeuwden of zongen, maar een rondedansje deden.

Vandaag een tocht gemaakt door de bergen boven Carrick. Langs de kust steile stukken, maar prachtige vergezichten. Gegeten in het Glen Bay Hotel en daarna naar de grotten van Maghera gereden, door de oceaan in de bergwand uitgeschuurd. Onderweg stopten we bij een waterval. Thijs en Herbert klommen naar de top. Ik durfde dat niet vanwege mijn hoogtevrees en toen is Marion ook maar beneden gebleven. Bij de grotten raakten we verzeild in een vervelende concurrentiestrijd om de klandizie tussen twee families. De ene vertegenwoordigd door een onfris ogende, oudere kerel, de andere door een lief, blozend meisje van een jaar of tien. Tenslotte bij geen van beiden in de boot gestapt.

Zondag, 29 juli:
Sligo (onderweg). We lunchen in een armzalig restaurant dat met enige vertwijfelde trots de naam Steakhouse voert. Onderweg hadden we opnieuw geluk: we konden zonder bonnen een volle tank benzine krijgen. Wel moesten we de dubbele prijs betalen.

Maandag, 30 juli:
Ballina
Een somber, weinig inspirerend gat, waaruit ik liever vandaag vertrek dan morgen. Herbert en Thijs denken daar anders over en omdat ik niet altijd mijn zin kan krijgen, logeren we hier nog twee dagen. Gisteren wel grandioos gegeten in The Swiss Barn, vier kilometer verderop, in een vrijwel verlaten en tot ruïnes vervallen gehucht, een mijl of wat van de hoofdweg. Voortreffelijk eten en een perfecte bediening door de Zwitserse eigenaar-kok en zijn Ierse vrouw. Het was beter dan Bellevue en goddank had het menu niets Iers, behalve een heerlijke Irish coffee. We waren de enige gasten. De eigenaar, Daniël Veillard, vertrouwde de slagroom niet helemaal en reed op zijn brommer speciaal naar Ballina om verse te halen. We gaan het aanbevelen bij The Good Food Guide. Veillard heeft een van de ruïnes gekocht en eigenhandig opgebouwd. Van buiten lijkt het nog op een bouwvallige schuur, maar als je binnenstapt kom je in een on-Iers, charmant eethuis.

We liepen zojuist bij toeval een kleine pub binnen, waar een stokoude baas accordeon speelde. We werden als oude bekenden begroet door een man die ons gisteren had gezien in de danshal, waar we na het eten terecht waren gekomen. De mensen zijn in het algemeen buitengewoon vriendelijk. Dat valt extra op als je normaal met gereserveerde, wantrouwende Dordtenaren van doen hebt. Na een minuut of tien kwam er een bejaard omaatje binnen, dat haar boodschappentas neerzette, aan de bar een stevige whisky naar binnen sloeg en daarna met een onverstoorbaar gezicht een dansje maakte. Daarna vertrok ze, helaas met de accordeonist, die kennelijk haar man was.

Woensdag, 1 augustus:
Belmullet
Zitten nu in een van de westelijkste streken van het land, op een laag glooiend schiereiland, dat net met een smal strookje land aan de rest van Ierland vastzit.

In de lounge van het hotel kennisgemaakt met David Byrne, een Ierse professor in de taalwetenschap, die doceert aan de universiteit van Quatar. Een dichter ook en fotograaf. Hij heeft geprobeerd het fototoestel van Thijs te maken, waarvan het sluitermechanisme blokkeert, een bekend euvel van Zenithcamera's. Tot sluitingstijd zitten praten, ondermeer over de oorsprong van de Keltische talen en over poëzie. Een man met veel gevoel voor humor en vol puntige opmerkingen en anekdotes.

Het is soms nog net de negentiende eeuw. Herbert heeft met veel moeite, via een ouderwetse zwengeltelefoon, die hier nog in gebruik is, naar Nederland gebeld, om te vertellen dat alles goed gaat. Zijn moeder belt dat weer door naar de Cornelis de Wittstraat.

Donderdag, 2 augustus:
Clifden
Weer een rit door een prachtig landschap. Onderweg het nonnenklooster van Kylemore bezocht. Het gebouw mochten we niet in, maar we konden wel door het park wandelen. Marion als heilige maagd gefotografeerd in een kapel, met een 400 asa film, maar misschien was er toch te weinig licht, want Hij zal het vast afkeuren.

Op zoek geweest naar een 'Kees Buddingh'-hoed', maar niets in mijn maat gevonden.

Vrijdag, 3 augustus:
Clifden
Een rit gemaakt door het ruige landschap van Connemara en een flinke wandeling gemaakt bij Dog's Bay. Een dolfijn gefotografeerd, of wat er van over was, die waarschijnlijk in een storm op de rotsen is geworpen. Veel konijnenholen gezien en enkele hazen op de vlucht. Het leek op Elfenland.

Afgesproken dat Herbert gedurende de laatste week de gezamenlijke pot beheert en ik het grootste deel van het rijden voor mijn rekening neem.

Zondag, 5 augustus:
Limerick
Zelden zoveel slecht gerestaureerde meubels gezien als in Bunratty Castle. Ook de wandkleden verkeerden in zeer slechte staat, hoewel de rest van dit veertiende eeuwse kasteel degelijk opgeknapt lijkt.

Gisteravond zijn we naar de windhondenraces geweest. Leuk om een keer te zien. Vooral het tumult bij de onofficiële bookmakers, net voor het begin van een race. En dan dat elektrieke konijn op rails!

Kocht in Bunratty Castle een boekje van de Limerick Poetry Circle. Las mooie gedichten. Jammer dat er geen adres wordt vermeld. Ik wil er misschien wel een paar vertalen voor de Herman.

Maandag, 6 augustus:
Tralee
Thijs is vandaag een beetje bokkig. Heeft last van ontwenningsverschijnselen. Het gebrek aan goede koffie begint zich te wreken.

Dinsdag, 7 augustus:
Tralee
Een prachtige rondrit gemaakt over het schiereiland van Dingle, door de indrukwekkende Connor Pass. Foto's gemaakt van een meisje dat bij een waterval haar kleren waste. We wilden enkele prehistorisch 'beehive huts' bekijken, maar de plaatselijke boer vroeg 28 pennies toegang per persoon. Dat vonden we iets te veel. In Dingle, veel leuker plaatsje dan Tralee, werd in de pub muziek gemaakt en gezongen. Heel gezellig.

Woensdag, 8 augustus:
Killarney
Hoewel we gisteren een leuke avond hadden met zang en drank, is Killarney iets te druk voor het mooi, iets te veel toeristen.

Het is voor Marion een beetje een pech-vakantie. Haar cassetterecorder is kapot gegaan, voor de tweede keer is de film in haar camera gebroken en ze heeft vaak last van haar rug, door de veel te zachte bedden.

De dag is mooi begonnen, maar na de middag is het vreselijk gaan regenen. Desondanks met Marion een uur gewandeld. Buiten het stadje een weggetje genomen dat naar een bos leidde. Helaas stuitten we aan de andere kant daarvan op een waterzuiveringsinstallatie.

We hadden wat problemen om logies te vinden. De kamers die we vooruit hadden geboekt, bleken al verhuurd. Niemand had ons verteld dat we onze komst een dag van tevoren hadden moeten bevestigen. Na wat zoeken kamers gevonden in een pension dat St. Joseph heet en door nonnen wordt bestierd.

Donderdag, 9 augustus:
Cork
Terug op Greystones. Tijdens de rit van Killarney naar Cork bij zitten komen van een kater, de enige van deze vakantie. Gisteravond ontmoetten we bij een sing-song in The Red Shadow (slechte band, chagrijnige kroegbaas) een Zweeds stel waarmee we iets te gezellig hebben geborreld. De zon schijnt, in tegenstelling tot gisteren, toen het aanhoudend goot. We hebben nog wel een ritje gemaakt met paard en wagen, maar door de regen was er weinig aan.


Foto: auteur


zondag, april 12, 2015

Hibernia (1)




Werkend aan een nieuw deel van mijn literair dagboek, stuitte ik op de notities van mijn reis door Ierland, in juli/augustus 1979, samen met mijn vriendin Marion en twee vrienden. Als voorproefje van het boek reizen we nog maar eens door Hibernia.

Vrijdag, 20 juli 1979:
Cork
Om tien over twaalf zette ik mijn eerste voet op Ierse bodem. Na de huurauto, een gloednieuwe Ford Escort, in ontvangst te hebben genomen naar Cork gereden, een rommelige, vuile stad. We logeren in het gehucht Douglas, drie mijl buiten Cork, op Greystones. Prachtig gelegen natuurstenen landhuis, waar we de nacht voor onze terugreis weer zullen verblijven. Door de vage aanwijzingen van de Tourist Information hadden we nogal wat moeite om het te vinden.

Er lopen twee prachtige dochters rond op Greystones. Naar men zegt een uitzondering, want er zouden in Ierland weinig knappe meisjes zijn. We zijn net terug van de pub, beneden aan de heuvel. Marion leest nog wat op bed, ik ga baden. Boven, bij Herbert en Thijs, is het al heel stil.

Zondag, 22 juli:
Dublin
Net terug van een wandeling over de kliffen van Howth, aan de overzijde van de baai. Het is nevelig weer. Jammer, anders hadden we een mooi uitzicht op de stad gehad.

Het gaat zoals op iedere reis: ik doe een veelheid aan indrukken op, die ik nauwelijks op papier kan krijgen. Dat gaat me weken kosten. Ik heb een 'slow working' mind, ik reageer daardoor vaak secundair. Daarom maak ik korte notities, die ik later nog eens hoop uit te werken.

Tijdens de rit van Cork naar Dublin viel op hoe roekeloos er wordt gereden. Inhalen, bijvoorbeeld, doe je niet als het kan, maar als je daar zin in hebt. Het is niet erg druk op de wegen, anders zou het doden regenen.

Dublin heeft veel weg van Edinburgh. Herbert noemt het een Parijs-Brussel-verhouding. De straten zijn erg smerig, te vergelijken met het Scheffersplein direct na het opbreken van de markt. Ook in Cork zag je overal straatvuil liggen. Misschien een van de weinige verschillen met Engeland, want voor de rest heeft Thijs gelijk, die zegt dat de Ieren, na hun onafhankelijkheidsstrijd, niet wisten hoe gauw ze de gewoonten van de Engelsen moesten overnemen, zoals de belachelijke sluitingstijden in de horeca en de kommervolle eetgewoonten. Wat we tot nu toe hebben gezien van Ierland lijkt een armoedige kopie van Engeland.

We logeren in een stille buitenwijk, Clontarf, vanwaar we in tien minuten met de bus in het centrum zijn. De landlady is een praatgraag type, in tegenstelling tot die van Greystones. Die liet zich zelfs niet zien, we werden daar bediend door de lieftallige dochters, die wat zwijgzaam waren.

Gisteren gegeten in een zaak die Old Kentucky heet. We hadden het moeten weten, met zo'n naam. Vies vet voer en de helft van de gerechten op de kaart niet in voorraad. We hebben The Good Food Guide bij ons, daaruit kiezen we vanavond een restaurant. Daarna gaan we naar de bioscoop, de nieuwste James Bond-film (Moonraker) zien.

Marion en Thijs hebben, in een oud winkeltje met religieuze boekjes en heiligenbeelden, elk een Maagd Maria gekocht. In zo'n glas waarin het gaat sneeuwen als je het schudt. Relikitsch te over in Dublin. Het wemelt op straat ook van de paters en de nonnen. Het is maar goed dat Marion aan de pil is, want condooms zijn streng verboden.

Maandag, 23 juli:
Dublin
Motregen. Kou. Herbert is met de zoon van de landlady op zoek naar benzine. Door een havenstaking is die moeilijk te krijgen, zeker voor buitenlanders.

Dinsdag, 24 juli:
Dublin
Het vertrek een dag uitgesteld, vanwege de benzineschaarste. Vanmorgen lukte het om vijf gallons te bemachtigen, met een benzinebon van de Tourist Information. We weten inmiddels ook waarom het zo'n troep op straat is. De vuilnismannen staken en als het even wil, beginnen de postbodes aan een stiptheidsactie. Ook weer net Engeland dus.

Gisteren de National Gallery bezocht. Waarschijnlijk het enige museum ter wereld met een patatlucht in de zalen. 's Avonds naar een concert van The Wolfe Tones geweest. Bij de ingang van het concertgebouw strenge controle. Fouillerende agenten, alle tassen open. Een echo van de strijd tussen protestanten en katholieken in het noorden. Ons laten meeslepen door het enthousiasme van het publiek en zelfs gedanst. Napraten in de pub was er niet bij: Groot-Britse sluitingstijden.

De oogst van een dagje boekwinkelen:
Joan Wyatt, A Middle Earth Album. Painting inspired by Lord of the Rings; Maurice Sheely, When the Normans came to Ireland; Nicolas Furlong, King of Leinster and the Foreigners; Arnold Bennett, Buried Alive; Joseph Conrad, Chance; George Pendle, A History of Latin America; George Holmes, Europe: Hierarchy and Revolt 1320-1450; Christopher Hill, The World turned upside down.

Tijdens het winkelen steeds opdringerige, bedelende zigeunerkinderen, gehuld in een soort dekens en soms erg agressief.

Woensdag, 25 juli:
Carrick-on-Shannon
Buiig. Binnen twee minuten een bed & breakfast gevonden boven een boekhandel, annex restaurant. Als aperitief een paar jenevertjes genomen. We zitten nu vrolijk in het restaurant voor de lunch, al stemt de inrichting eerder tot treurnis.

In een pub, The Tavern, in afwachting van de beloofde, levende muziek. Een Duitser zit veel te hard te praten. We drinken Guiness. Na de lunch een uurtje geslapen om bij te komen van eten, jenever en autorit. Onderweg onverwacht nog een paar gallon benzine kunnen tanken, zodat we voorlopig verder kunnen.

Donderdag, 26 juli:
Carrick-on-Shannon
Leuke muziek, gisteravond. Een duo, drummer (matig) en accordeonist/pianist (speelde heel goed). Jammer dat er steeds dronken Duitsers buiten voor de deur stonden te brallen en te zingen.

De menukaarten van Ierse restaurants lijken vooral te zijn gebaseerd op wishful thinking. We hebben nog nergens probleemloos à la carte kunnen bestellen. Altijd was er wel iets toevallig niet in voorraad.


(Wordt vervolgd)

Foto: auteur


maandag, april 06, 2015

Roeiboot




Holland op z'n mooist heet de tentoonstelling in het Dordrechts Museum waar ik dit schilderij van Willem Maris fotografeerde. Wat koeien, een paar eenden, zes bomen en een sloot. Wat moet je er mee? Waarom kan ik er zo lang naar kijken, steeds weer? Misschien door een verlangen naar zo'n mooie zomerdag, de warmte zindert door het canvas, met nauwelijks wolken, een zacht briesje en het gezoem van insecten dat de stilte benadrukt. Het verlangen naar een tijd die ik nooit heb meegemaakt en die nooit meer terugkomt. Naar een landschap dat mijn grootvader als jong ventje nog heeft gekend.

Het is een landschap waarin hoogspanningsmasten, woontorens, de tenenkrommende 'skyline' van steden als Rotterdam en Den Haag of de spuuglelijke windmolens van de 21e eeuw ontbreken. Bij mooi weer ga ik weleens op zoek naar zo'n landschap. Dan fiets ik over mijn eiland, of ik waag de oversteek naar de Alblasserwaard, waar ik lang geleden bij mooi weer met mijn vader op de Graafstroom ging vissen. Pa huurde dan een roeiboot, die we ergens in het riet legden. Visserslatijn spraken we niet. Omdat hij niet zo handig was ging zijn lijn steevast in de war of verloor hij zijn dobber. Hij had het vaak niet in de gaten als een vis aan zijn aas knabbelde. Een heel enkele keer werd er een voorn gevangen of een brasem. Die moest ik dan voor hem van de haak halen, anders leed de vis, die altijd weer werd teruggezet, te veel.

Ik stel mij het paradijs voor als die uren in het riet, dat zacht wuivend, zoals het hoort, het zicht benam op alle lelijkheid die de mens de afgelopen honderd jaar het landschap heeft ingerommeld. Dat paradijs is verdwenen, daar zorgen speedboten en waterscooters wel voor. Het landschap waarnaar ik als onverbeterlijk romanticus op zoek ga, zal ik niet vinden, tenzij ik op pad ga in streken die mij veel te veraf zijn. Daarom ga ik nu en dan een uurtje naar een schilderij als van Willem Maris kijken. Dan zie ik mijn vader weer, met dat kleine ventje en die hengel, klunzig manoeuvreren met een roeiboot.


vrijdag, april 03, 2015

Mevrouw O.




Mevrouw O. zat op iedere bijeenkomst bij de ingang van de zaal, voorzien van een notitieboekje en een pen. Zij turfde het aantal aanwezigen. Zij werden onderdeel van een patroon van verticale en schuine strepen, steeds van linksonder naar rechtsboven. Ook bij weinig streepjes sprak de voorzitter van een overweldigende opkomst.

Warnaar moet aan dit tafereel denken als hij plaatsneemt in het café. Direct naast de ingang, vanwaar café en terras goed zijn te overzien. Het is een schrale dag, het stormt, er schijnt een waterige zon. Toch zitten er mensen op het nauwelijks beschutte terras. Hij vindt dat iets dwangmatigs hebben. Dat buiten moeten zitten als er maar iets van zon is, ook al is de temperatuur nog winters. Hij heeft ook de eerste zwakzinnige man in korte broek al gezien.

Mevrouw O. achter haar tafeltje. Ze was berucht in kringen van het Genootschap van de Grote Schrijver, vanwege haar weergaloze kennis van de feiten uit Zijn leven en werk. Tot de triviaalste toe. Soms werd iemand bestraffend toegesproken of gehoond omdat Zijn schoenmaat niet kon worden opgehoest of de favoriete kleur Zijner sokken. Mevrouw O. maakte lange wandelingen met haar echtgenoot, een advocaat in ruste met roze babywangen, omdat de Grote Schrijver in Zijn tijd een bezeten wandelaar was.

Op een dag bleek mevrouw O. overleden. Ik heb haar nooit gevraagd of Hij ook een liefhebber van terrassen was, bedacht Warnaar. Je werd geacht zulke vragen niet aan mevrouw O. te stellen.


Foto: auteur