Gedichtendag.
Ik zit in het lunchcafé
van DOOR, de 'creatieve broedplaats' in het hart van mijn stad. Ik
heb langs de rand van het eiland gewandeld. In mijn rugzak de
dichtbundel Het
licht van Attika
van Pem Sluijter. Zij overleed twee maanden voor Jan Eijkelboom, die
ook op latere leeftijd debuteerde. Ik kwam hem regelmatig tegen. Hij
wandelde ook vaak door de stad, waarmee wij vergroeiden na de onrust
van de puberjaren.
Omdat
ik binnenkort op reis ga, bak ik zelf geen brood, maar haal het bij
Nobel in de Grotekerksbuurt. Ik vind daar Dordrecht uit de tijd van
mijn overgrootvader. Hij had een kroeg in dezelfde straat, al heet
het daar Wijnstraat. Tussenin heet het Groenmarkt. Daar trof ik Jan
Eijkelboom vaak bij Visser.
Terwijl
ik op mijn beurt wacht, zie ik in gedachten mijn overgrootvader
binnenstappen. Ik ken hem alleen van foto's en familieverhalen. Zoals
ik Pem Sluijter alleen ken van haar gedichten. Ze debuteerde op haar
achtenvijftigste en liet een klein, tintelend oeuvre na, ondermeer
het gedicht Tegen
het licht en tegen het water.
Ik denk er steeds aan terwijl ik mijn wandeling voortzet. Zij
schrijft:
.......
Zijn vrouw herkent
op
televisie in de brokken puin
de
keuken van haar tante
en:
De
eerste nachten laten
nadrukkelijk
stilte als schoten
vallen
die hen wakker houdt.