Ik
zet de radio aan en hoor dat er iemand is die zich in een hol heeft
ingegraven om te weten hoe het voelt als je een das bent. 's Avonds
kruipt hij naar buiten om, op handen en voeten, op jacht te gaan naar
wormen. Ik weet weinig van wormen, behalve dat je er goed mee kunt
vissen. Van dassen weet ik evenmin veel. De biologielessen op school
beperkten zich tot het menselijk skelet, de vele magen van de koe en
de avonturen van de leraar, die in Indië
tegen de Japanners had gevochten.
De
enige das die ik heb gekend was Gregorius, uit het bos van Paulus de
Boskabouter. Hij sprak weleens met Salomo de Raaf en Oehoeboeroe de
Uil. Wijze dieren die Paulus bijstonden in het binnen de perken
houden van het Kwaad, gepersonifieerd door de heks Eucalypta en haar
wat sullige assistent Krakras. Ik geloof dat dat een kip was, maar ik
weet het niet zeker en ik ga het niet opzoeken. Het is een vroege
zondagmorgen, dan zet je de computer nog niet aan. Kippen breng ik
niet direct in verband met het Kwaad, maar ze houden er wel een
akelige pikorde op na.
Gisteravond
was ik op een feestje. Daar sprak ik een jonge vrouw die eerst iets
bij de televisie deed, maar nu in de reclamewereld rondloopt. Ze vond
dat ik een muze moest zoeken, zodat ik niet meer zelf de was hoef op
te hangen of de vaatwasser uit te ruimen. Ze was overal getatoeëerd
en had daardoor iets van een reclamezuil. We dronken rode wijn. Ik
bleef maar aan die muze denken. Voor ik vertrok, om vanmorgen te
luisteren naar het verhaal over de dassenman, dronk ik nog een glas
whisky. Daarna was het te laat om Claire te bellen. Bovendien had ze
het kind.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten