We
gingen naar Amsterdam om ons onder te dompelen in de negentiende
eeuw. Soms is de negentiende eeuw heilzaam. Het was er goed toeven,
mits je rijk was, gezond en inwoner van West-Europa. Toch heersten
ook in de negentiende eeuw nare ziekten. Ziekten waaraan we nu niet
meer doodgaan, als we ons tijdig laten inspuiten, maar waaraan arm en
rijk destijds bij bosjes stierven. Een van die ziekten was de
cholera. Daaraan kwam drastisch een einde toen er een waterleiding
werd aangelegd, zodat de mensen geen water meer hoefden te drinken
uit de vervuilde grachten. Dat leerden wij op een tentoonstelling in
het archief in de Vijzelstraat, de straat die even dreigde in te
zakken bij de aanleg van een metrolijn. Die aanleg duurde zo lang dat
ik de naam van de lijn ben vergeten.
De
ziekten van de negentiende eeuw zijn vervangen door die van de
eenentwintigste. Tegen eenentwintigste eeuwse ziekten zijn nog niet
altijd injecties. Niemand heeft in zijn jeugd een spuitje gehad tegen
een hartaanval of tegen kanker. Er schijnt een vaccinatie tegen
borstkanker te bestaan, maar die is nogal omstreden. Onlangs hoorde
ik dat het risico op borstkanker wordt vergroot door roken en
alcohol. Claire mag van mij niet meer roken en drinken, maar ze trekt
zich daar niets van aan. 'Van alles wat het leven aangenaam maakt,
kun je tegenwoordig wel iets krijgen,' zegt ze. Bovendien heb ik
niets over haar te vertellen. Dat zegt ze niet, maar dat zie ik aan
haar spottende blik. Van die blik word ik opgewonden, zoals een
negentiende eeuwer opgewonden raakte van een vrouwenenkel. De rest
zat dik verpakt, zoals bij sommige van onze moslima's.
Toen
wij het archief uitliepen, kwam er net een grote demonstratie van
Koerden voorbij, die protesteerden tegen de Turkse inval in Syrië,
gericht tegen een Koerdische enclave. Ze riepen leuzen tegen de
Turkse leider Erdogan. Dat neem ik aan, want ik ben het Koerdisch
niet machtig. Ik heb enige sympathie voor die Koerden. Dat komt door
Karl May. Die schreef het boek Door
Koerdistan.
Dankzij de held, Kara Ben Nemsi en zijn rechterhand, Hadji
Halef Omar, een klein, opgewonden standje met een nijlpaardleren
zweep, werden de Turkse başıbozuks om de tuin geleid en in de val
gelokt in een vallei, waarna hen niets anders restte dan zich over te
geven. Dat boek is ook uit de negentiende eeuw, maar als ik vandaag
de dag May zou heten, ging ik voorlopig liever niet naar Turkije.