maandag, augustus 31, 2020

Warnaar: Doodgaan



Hij ontwaakt uit een droom, waarin hij ergens vanaf viel, de diepte in. 'Het is over', dacht hij, 'Ik ga dood. Wel wat vroeg, maar niets meer aan te doen.' Elk ogenblik kon nu de klap komen, maar hij werd wakker. Buiten hoort hij het geronk van machines, men werkt aan de spoorlijn. Daar tussendoor ruist de regen.

Hij denkt dat het door L.H. Wiener komt, van wie hij net het schitterende boek Zeeangst. Een logboek. heeft gelezen. Wiener heeft het vaak over de dood. Als jongen werd hij op het nippertje van de verdrinkingsdood gered. Wiener schrijft in de avond van zijn leven te zijn, een zwaarmoedig, misantropisch mens. In zijn boeken dan. 

Zeeangst gaat over een reis langs de kusten van de Noordzee, van IJmuiden naar Dartmouth, op de Argos, het zeiljacht van de schrijver en Antje, zijn vriendin voor het leven. Ze worden vergezeld door Loes. Loes is een jonge kat, die haar eerste zeereis maakt. Weer thuis verdrinkt ze op een dag in het Spaarne, bij Wiener voor de deur. Daarom is het boek aan haar opgedragen.
Op de terugweg doet de Argos Dordrecht aan. Een nacht in het Maartensgat. Of ze toen Visser bezochten is niet bekend. Wel vindt hij het wat pijnlijk dat zelfs Wiener Cees Buddingh' schrijft in plaats van Kees.

Foto: auteur

vrijdag, augustus 28, 2020

Warnaar: Naaktstrand



Eind jaren negentig ging hij weleens met zijn vrouw naar het eiland Thassos. Met de auto naar Kavalla en daar de veerpont op naar Skala Prinou. Vandaar kon je linksom of rechtsom het eiland rond. De eerste keer reden ze naar Potos, in het zuiden, maar dat bleek een overbevolkt oord met nachtbrakende lawaaitoeristen. Ze keerden terug naar Skala Prinou. Liménas, de schilderachtige hoofdplaats, was van daaruit gemakkelijk te bereiken en vlakbij hun pension ontdekten ze een restaurant, waar alleen lokale Grieken kwamen. Dat was goed voor zijn taal. Dat Skala Prinou verder een lelijk gat was, deed hen niet zo veel. Ze genoten van de aankomsten van de pont, met alle gedoe van in- en ontschepen.

Het volgende jaar ontdekten ze hotel Agorastos in het gehucht Koinyra. Ieder jaar hielden Griekse vrienden daar vakantie. Een strand vrijwel voor jezelf, die vrienden, en feeërieke avonden op het terras van het hotel met veel maanlicht. Als tegen de middag de visser met zijn bootje aankwam, liep zijn vrouw mee met de kok om hun avondmaaltijd uit te kiezen.

Als er geen Griekse families met kinderen in de buurt waren, en die waren er zelden, kon je naakt zwemmen bij dat strand. Wel werd er dringend gewaarschuwd voor aanvallige zeemeerminnen, maar dat maakte iedere stap in zee alleen maar interessanter.

Foto: auteur

dinsdag, augustus 25, 2020

Warnaar: Landhuis



Hij herinnert zich een excursie naar Gad's Hill Place, het buitenhuis van Charles Dickens in Rochester. Hij nam deel aan de jaarlijkse conferentie van de Dickens Fellowship. Die werd dat jaar, 2010, gehouden in Eastbourne. Eastbourne: een boulevard vol bloemen, een Edwardiaanse pier en een mooi hotel dat The Chatsworth heette.

Dickens groeide gedeeltelijk op in Rochester. Zijn vader was ambtenaar bij de marine. Als kind zag hij Gad's Hill Place en dacht: 'Daar wil ik later wonen'. Warnaar heeft dat nooit gehad. Wel soms dat hij dacht: 'Daar wil ik later absoluut niet wonen.' De crisisbouwbuurten uit de jaren vijftig vielen daar in hun geheel onder. Liever het gezellige krot uit 1880, waar hij werd geboren, dan een flatje in Wielwijk of de Vogelbuurt.

Dickens werd een succesvol en daardoor steenrijk schrijver. Hij kocht Gad's Hill Place. Om inspiratie op te doen liep hij soms van Londen naar Rochester, of andersom. Gad's Hill Place is nu een school, maar wordt zoveel mogelijk in de staat gehouden uit Dickens' tijd. Dat vertelde iemand die hen rondleidde. De directeur heette Mr. D.G. Craggs BSc MA FColl FRSA. Dickens had het niet beter kunnen verzinnen. Ooit zou het een museum worden, was de algemene verwachting onder de leden van de Dickens Fellowship, maar voorlopig was de zomervakantie nog niet voorbij.

Foto: auteur

zaterdag, augustus 22, 2020

Warnaar: Duimstok



In de gemeente Zuidplas schijnen een paar BOA's in het raadhuis te hebben gesekst. Toen hij het op de radio hoorde, moest hij erg lachen. Tja, wat moet je anders in Zuidplas, een gemeente waarvan hij nog nooit had gehoord. Hij zit nog met het rijtje dorpen en steden in Zuid-Holland in het hoofd dat hij in 1961 van de meester op school moest leren. Toen bestond Zuidplas nog niet, evenmin als de anderhalve-meter-maatschappij.

Die anderhalve-meter-maatschappij druist nogal in tegen de menselijke natuur, kijk maar naar de seksende BOA's. Dat ze het ook nog deden voor een raam duidt overigens op het IQ van een kokosnoot. Die anderhalve meter, nou ja, ondanks 'gebrek aan bewijs' wil hij voorlopig nog wel even thuisblijven als hij snottert of als de oude kaas plotseling niet meer smaakt en hij wil ook nog wel even afzien van lichamelijk contact, maar met een duimstok in de hand, dat is toch eigenlijk ondoenlijk?

Waar hij ook moeite mee heeft is de paniekstemming en het gebrek aan logica rondom het virus. De meeste besmettingen vinden plaats in de huiselijke sfeer, dus roept de baas van zijn veiligheidsregio dat hij strenger gaat controleren in de horeca. Tja, een BOA achter de voordeur is ook niet alles, tenzij ze van het vrouwelijk geslacht is en te verleiden.

Foto: auteur




woensdag, augustus 19, 2020

Warnaar: Lulligheid



Hij doodt de tijd door via het internet wat feitjes uit zijn familiegeschiedenis te zoeken. Zo ontdekt hij dat zijn grootvader op vrijdag 7 augustus 1953 een bekeuring kreeg wegens het overtreden van de winkelsluitingswet. Klanten, die na sluitingstijd ontdekten dat ze een boodschap waren vergeten, kwamen soms even achterom voor een klop op de deur. Opa was zo moeilijk niet, maar als degene die zich meldde van de politie was, werd je op de bon geslingerd. Hij vraagt zich af of dat soort lulligheid nog weleens voorkomt. Hij ziet zichzelf al op de deur van zijn supermarkt bonzen.

Hij komt ook te weten dat zijn moeders broer, toen achttien jaar oud, in 1942 aangifte deed van de diefstal van een koffer met voetbalspullen. Hij "had die koffer in den avond van Woensdag 15 December ’42 op zijn rijwiel gebonden, waarna hij het rijwiel in de brandgang naast Sebes aan de Prinsenstraat had geplaatst. Hierna was hij naar de kapper geweest en toen hij daarvan terug kwam was de koffer met inhoud verdwenen. Hij kon geen verdere aanwijzingen geven".

Hij wist niet dat zijn oom voetbalde, noch dat hij een koffer onbeheerd achterliet om de hoek bij de kapper. Hij werd later ingenieur en bouwde een deel van de Deltawerken. Hij vraagt zich af welke voetbalclub het was.

Foto: archief auteur

zondag, augustus 16, 2020

Warnaar: De weg naar het licht



Hij hoort dat er weer een zelfverklaarde messias is opgestaan. Dat is een soort natuurverschijnsel dat van tijd tot tijd optreedt. Was die jongen uit Nazareth, een van de bekendste, slechts de zoon van een eenvoudige timmerman met een jongere vrouw, deze is een rijkeluiszoontje. Het kind van een beruchte huisjesmelker. Warnaar denkt dat hij daarom niet hoeft te werken en uit verveling is uitgegroeid tot de Oppervolksmenner van het clubje populistische pubers dat de waarheid over covid-19 in pacht denkt te hebben.

Steeds weer weten halfgare koekenbakkers als Lou de Palingboer (en zijn vrouw Mien) en nu Willem Engel, een schare verblinde volgelingen te verzamelen. Warnaar noemt die lijders aan het rattenvangersyndroom. Hij heeft nooit zo geloofd in de spreekwoordelijke nuchterheid van 'de Nederlander', die sowieso niet bestaat, maar dat er altijd weer mensen zijn die juichend achter een Pim Fortuyn, zo iemand als Tutje Baudet (door Maarten van Rossem terecht respectievelijk 'de kale verlosser' en 'een fop-intellectueel' genoemd) of voornoemde Engel aanlopen, verbaast hem toch wel.

Onlangs overleed de schrijver Maarten Biesheuvel. Die dacht dat zijn vriend Karel van het Reve ('mijn geleerde broer', aldus Gerard Reve) God was. Biesheuvel werd regelmatig opgesloten in een gekkenhuis. Het kan best zijn dat hij gelijk had, of anders vindt hij Maarten van Rossem ook wel een goede kandidaat.

Foto: auteur

donderdag, augustus 13, 2020

Warnaar: Versgemaaid gras




Hij merkt dat er opvallend veel graspollen tussen zijn planten verschijnen, meer dan allerlei andere, onbestelde flora. Hij vindt dat vreemd. Nergens in de aangrenzende tuinen groeit gras, terwijl dat van de gemeente, langs het fietspad bij de spoorlijn, regelmatig wordt gemaaid, zodat het niet in bloei komt. 'Dat wordt schoffelen', mompelt hij, 'maar dat stellen we nog een dagje uit'.

Hij houdt van de geur van versgemaaid gras. Die doet hem denken aan verre vakanties in Engeland. Achter het huis van zijn oom liep een brandgang en daar achter lagen de allotments. Diepe, smalle stroken land, bedoeld als moestuin. Die van zijn oom had eerst een door bloemen omzoomd gazon, daar achter kwam het deel waar hij aardappels, bonen, sla en andere groenten verbouwde. Daarna begon het pad naar de textielfabriek, die begin jaren zestig al op sterven na dood was. 

Voor de fabriek kwam je door een park met een bowling green. Daar was het domein van gepensioneerden. Op de banken bij het clubhuis en het speelveld gingen nog dagelijks de grote oorlogen van mond tot mond. Die van de opa's en die van de vaders. De geur van versgemaaid gras, dat is voor hem terug naar verwachtingsvolle zomerdagen, naar meisjes als Susan, Heather en Oonagh. Naar een bestaan waarin het maar zelden stormde of regende.

Foto: auteur

maandag, augustus 10, 2020

Warnaar: Redeloos



De uitzonderlijke weersomstandigheden waren niet de enige oorzaak van de watersnoodramp van 1953. Dat was ook het tekortschietende onderhoud van de dijken. Er moest een peperduur Deltaplan aan te pas komen om het land weer 'veilig' te maken. Voor zolang het duurt.

Warnaar ziet een zekere parallel met de coronaramp. Was onvoldoende zorg voor de dijken deels te verklaren uit de tijdsomstandigheden, het dramatische effect van de coronaramp is volgens hem voor een deel te wijten aan nogal wat nalatigheid van de overheid. Jarenlange bezuinigingen op de zorg, ook op de intensive care, de schade van de 'marktwerking' en het negeren van deskundigen die verschillende keren wezen op de noodzaak voorbereid te zijn op een pandemie, om maar wat te noemen.

Eeuwen geleden was er ook een rampjaar, in 1672. Een ramp van een andere aard, maar uit die tijd stamt de kreet de regering radeloos, het volk redeloos en het land reddeloos. Achteraf viel het met dat reddeloze wel mee, maar dat het volk redeloos is, in ieder geval een flink deel van het volk, lijkt hem een constante in de geschiedenis. Hij huivert voor het aanzwellend geroep om die mensonterende mondmaskers. Kun je beter iedere dag een spuitje met ontsmettingsmiddel nemen, moppert hij. Dat helpt vast even goed als veel bidden of regelmatig een regendans doen.

Foto: Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht (552_328596)

vrijdag, augustus 07, 2020

Warnaar: Kers



Hij is lid geworden van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Het werd tijd, vindt hij. Jaren geleden was hij dat een poosje, maar toen hij lid werd van de Vereniging van Docenten Geschiedenis & Staatsinrichting in Nederland, zei hij op. Te veel lidmaatschappen en abonnementen. Het kon er, met het karige lerarentraktement van toen, eenvoudig niet vanaf. Hij was indertijd sowieso geen echt verenigingsmens. Dat bracht vergaderingen met zich mee en daar werd hij al in het begin van zijn loopbaan allergisch voor. 

Als kaderlid van de vakbond, voor zolang het duurde, verdronk hij in wollig geschreven nota's vol onbegrijpelijke afkortingen. Hij bezocht de jaarvergaderingen in Utrecht vooral voor de borrel achteraf en omdat je van de bond eersteklas met de trein mocht. Als er moest worden gestemd, stemde hij braaf met zijn medebestuursleden mee. De ergste vergaderingen vond hij de rapportvergaderingen op school. Tussen al die ego's die zichzelf dolgraag hoorden praten en het altijd beter wisten.

De enige vereniging waar hij wel langdurig lid van is, is de Haarlem Branch van de International Dickens Fellowship. Daar worden humor, eruditie, literaire belangstelling en de goede dingen van het leven gecombineerd. In de loop der jaren werd hij, bij het groeien van het traktement, steeds meer verenigingsmens. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap is de kers op de taart.

Foto: auteur

dinsdag, augustus 04, 2020

Warnaar: Dordtenaar



Op de universiteit leerde hij dat men zich in de zeventiende eeuw niet identificeerde met de natie (de natiestaat was iets van de negentiende eeuw), maar met de regio, met de stad of streek waaruit men kwam. Je was, in het geval van zijn voorouders, allereerst Dordtenaar, daarna misschien Hollander, maar Nederlander, nee. 

Als hij diep in zijn ziel probeert te kijken, is dat eigenlijk nog steeds zo: Dordtenaar. Het idee dat zijn stad ooit samen zou moeten gaan met omliggende gemeenten in een 'Drechtstad' is een gedachte die hem met diepe weerzin vervult. Hij begrijpt heel goed het sentiment onder geboren Dubbeldammers, die eigenlijk nog steeds met de annexatie van hun gemeente door Dordrecht in hun maag zitten.

De Dordtse schilder, schrijver en leerling van Rembrandt, Samuel van Hoogstraeten (1627-1678), die overigens ook banden had met Den Haag, waar hij gedeeltelijk opgroeide, verbleef van 1662 tot 1667 in Londen, waar hij zijn bekende treurspel, Dieryk en Dorothé of de verlossing van Dordrecht, schreef. Dat was dus ook tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). Kennelijk waren er geen bezwaren om in de hoofdstad van de vijand te verblijven. Hij moet, bedenkt Warnaar, daar het bulderen van de kanonnen hebben gehoord tijdens de tocht naar Chatham. Daarin speelde de Dordtse burgemeester Cornelis de Witt een hoofdrol, maar dit terzijde.

Afbeelding: Regionaal Archief Dordrecht 551-10935

zaterdag, augustus 01, 2020

Warnaar: Zomergasten



Hij is net te laat thuis voor het begin van het televisieprogramma Zomergasten, maar er rest nog genoeg marathoninterview. De zomergast is een rapper die optreedt onder de naam Typhoon. 'Dat moet natuurlijk in het Engels' denkt hij, maar hij bedenkt meteen daarna dat hij ooit met vrienden optrad onder de naam 'The D-fashions'. Hoe kregen we het verzonnen, vraagt hij zich af, maar ze waren nog maar veertien. Hij vindt dat een afdoende excuus. 

Tijdens hun eerste optreden, een oom van een van de bandleden was vijfentwintig jaar getrouwd, werd hij voor het eerst van zijn leven dronken. Hun gehark leverde de man een tientje op. Daarvoor kocht hij bij een uitdrager een oud jasje van het KNIL, want het was het jaar van Sergeant Pepper. De drummer kocht een jasje van de Irish Guards, maar dat kon hij niet betalen.

De rapper maakt een vriendelijke indruk, wat hem verbaast. Hij voelt zich lichtjaren van de wereld van de rap verwijderd. Als de jongeman over God en zijn geloof begint, tegen het einde van het interview, haakt hij af. Op 16 augustus is Carola Schouten de zomergast. In het diepste geheim voelt hij iets warms voor die vrouw, maar een minister en ook nog van de CU. Hij weet nog niet of hij het einde gaat halen.

Foto: auteur