Eind jaren negentig ging hij weleens met zijn vrouw naar het eiland Thassos. Met de auto naar Kavalla en daar de veerpont op naar Skala Prinou. Vandaar kon je linksom of rechtsom het eiland rond. De eerste keer reden ze naar Potos, in het zuiden, maar dat bleek een overbevolkt oord met nachtbrakende lawaaitoeristen. Ze keerden terug naar Skala Prinou. Liménas, de schilderachtige hoofdplaats, was van daaruit gemakkelijk te bereiken en vlakbij hun pension ontdekten ze een restaurant, waar alleen lokale Grieken kwamen. Dat was goed voor zijn taal. Dat Skala Prinou verder een lelijk gat was, deed hen niet zo veel. Ze genoten van de aankomsten van de pont, met alle gedoe van in- en ontschepen.
Het volgende jaar ontdekten ze hotel Agorastos in het gehucht Koinyra. Ieder jaar hielden Griekse vrienden daar vakantie. Een strand vrijwel voor jezelf, die vrienden, en feeërieke avonden op het terras van het hotel met veel maanlicht. Als tegen de middag de visser met zijn bootje aankwam, liep zijn vrouw mee met de kok om hun avondmaaltijd uit te kiezen.
Als er geen Griekse families met kinderen in de buurt waren, en die waren er zelden, kon je naakt zwemmen bij dat strand. Wel werd er dringend gewaarschuwd voor aanvallige zeemeerminnen, maar dat maakte iedere stap in zee alleen maar interessanter.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten