Hij is lid geworden van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Het werd tijd, vindt hij. Jaren geleden was hij dat een poosje, maar toen hij lid werd van de Vereniging van Docenten Geschiedenis & Staatsinrichting in Nederland, zei hij op. Te veel lidmaatschappen en abonnementen. Het kon er, met het karige lerarentraktement van toen, eenvoudig niet vanaf. Hij was indertijd sowieso geen echt verenigingsmens. Dat bracht vergaderingen met zich mee en daar werd hij al in het begin van zijn loopbaan allergisch voor.
Als kaderlid van de vakbond, voor zolang het duurde, verdronk hij in wollig geschreven nota's vol onbegrijpelijke afkortingen. Hij bezocht de jaarvergaderingen in Utrecht vooral voor de borrel achteraf en omdat je van de bond eersteklas met de trein mocht. Als er moest worden gestemd, stemde hij braaf met zijn medebestuursleden mee. De ergste vergaderingen vond hij de rapportvergaderingen op school. Tussen al die ego's die zichzelf dolgraag hoorden praten en het altijd beter wisten.
De enige vereniging waar hij wel langdurig lid van is, is de Haarlem Branch van de International Dickens Fellowship. Daar worden humor, eruditie, literaire belangstelling en de goede dingen van het leven gecombineerd. In de loop der jaren werd hij, bij het groeien van het traktement, steeds meer verenigingsmens. Het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap is de kers op de taart.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten