Hij werd met zijn vrouw uitgenodigd op een kasteel in Zuid-Limburg. Vrienden vierden daar hun 25-jarig huwelijk. Het was een zonnig weekend in het voorjaar. Er kon volop buiten worden geborreld. Er was een chique diner, met daarna koffie, cognac, muziek en dans. De volgende dag kregen ze een bustoer door het heuvelland. Het had iets van een schoolreis en een reünie tegelijk.
Een van de plaatsen die ze aandeden was de abdij van Rolduc, maar er was geen tijd om binnen te kijken, want ergens in het Geuldal wachtte een dringende lunch. Hij vond het een indrukwekkend gebouw. Ooit broedplaats van de rooms-katholieke elite. Mensen als Nolens en Lodewijk van Deyssel, de literaire geweldenaar. Van 'het rijke Roomse leven' weet hij, als jongen uit een vrijzinnig protestants nest, niet veel. Op de verzameling heiligenbeelden na van zijn tante Christien, een goede vriendin van zijn moeder. Die had een Jezus met een aureool dat veel weg had van een propeller, herinnert hij zich.
Hij kan dat 'rijke Roomse leven' trouwens moeilijk rijmen met zonderlinge zaken als het celibaat. Hij vraagt zich af wat iemand bezielt die zichzelf vanwege een geloof vrijwillig allerlei beperkingen oplegt. Hij denkt aan kloosterlingen, met hun gelofte van armoe en kuisheid. Ook de tweede avond ging het feest op het kasteel nog lang door.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten