Een adellijke, Engelse collega bericht dat hij zich vanwege de oplevende pandemie heeft teruggetrokken in zijn landhuis in Dorset. Dat zou hij ook willen. Ergens afgezonderd in een idyllische omgeving, met ruimte genoeg om vrienden te ontvangen, verzorgd door zijn personeel, uiteraard gerecruteerd uit de lokale boerenbevolking, de peasants, met aan het hoofd een statige butler.
Hij ziet een negentiende eeuws kostuumdrama voor ogen. Zijn stamboom is het probleem, met daarin slechts een zeventiende eeuwse schout en een achttiende eeuwse chirurgijn. De chirurgijn stond op een dag voor zijn deur met een snaphaan op voorbijgangers te schieten, een roekeloos soort klantenbinding. Hij werd opgesloten in het Dordtse leprozenhuis, op kosten van de familie. Na een paar maanden zetten ze hem als chirurgijn op een VOC-schip richting Indië, waar hij, zoals Lodewijk Wiener dat zo mooi uitdrukt 'verdween in de mist der mensen.'
Hij denkt aan Blandings Castle, waar je nog onwetend van de verschrikkingen van het heden en de dwaasheid der mensen kunt verblijven. Of die in ieder geval kunt negeren, zoals je de hand van een bedelaar negeert. 'Moet ie maar gaan werken'. In plaats van lavement en aderlating, panaceeën uit romantischer tijden, hebben we nu het mondkapje, houdt hij zichzelf voor, en ook dat zonder een gezonde dosis zelfbedrog de mensheid er wel nooit zal komen.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten