donderdag, december 29, 2016

Twee voor de prijs van één




Er kwam een brief van de gemeente Dordrecht. Dat ik vanwege mijn licht gevorderde leeftijd een jaar lang gratis met de bus mag, als ik eerst twaalf en een halve euro betaal. Een genereus gebaar jegens mensen die vaak gebruik maken van de bus, maar ik zit er hooguit een keer of vier per jaar in en van twaalf en een halve euro kun je een fles heel behoorlijke wijn kopen.

Ik loop of ik fiets. Toen ik herstellende was van mijn hartstilstand, deed ik een aantal weken aan revalidatie. In een soort sportschool, maar dan zonder spierballenmacho's. De eerste keren nam ik de bus, maar al snel ging ik op de fiets. Als je een beetje doortrapte was het een half uurtje heen en een half uurtje terug. Niet dat ik zo'n sportief type ben, maar het was een leuke aanvulling op de fysio. Welbeschouwd twee voor de prijs van één en een tevreden cardiologe op de koop toe. Die benadrukt wel iedere keer dat ik niet moet terugvallen op mijn oude gewoonte om één keer per dag een sigaartje of een pijp te roken. Mijn Griekse, medische vrienden moeten een beetje lachen om zoveel bezorgdheid.

In Griekenland fiets ik niet. Er zijn elegantere manieren om jezelf het leven te benemen. Wel loop ik daar een paar maal per dag tegen een steile helling op. 'Niet doen,' zeggen de Grieken, 'wel veel wandelen, maar hellingen vermijden.' Soms, als ik in een luie stemming verkeer, neem ik halverwege die helling de bus. Op mijn licht gevorderde leeftijd mag ik voor de halve prijs en in Griekenland wordt nog overal gerookt.


Foto: auteur


maandag, december 26, 2016

Negen jaar




Lieve Stella,

Vandaag alweer negen jaar geleden. Laten we er maar niet te lang bij stilstaan. We hebben genoeg aan het maar al te ware cliché dat de tijd vliegt. Jan Eijkelboom zei me eens: 'Niet de tijd vliegt, maar wij stormen door de tijd.' Hoe dan ook, het lijkt allemaal gisteren te zijn gebeurd. Wat was het guur, die dag van je begrafenis in Thessaloniki. Een maand later, toen we je met vrienden uit Griekenland, Nederland, Vlaanderen en Duitsland herdachten, was het juist wonderbaarlijk mild en zonnig. Twee van die vrienden, John en Marie-Thérèse, heb ik gisteren nog gesproken. We dronken een kerstborrel bij de schouw in hun mooie, middeleeuwse woning in Brugge. Het vuur brandde heerlijk. Jij zat daar ook graag en we hebben het natuurlijk over jou gehad. Ook zij hebben mooie herinneringen aan je. Weet je nog dat we aan de bloemlezing over Cyprus werkten in die heerlijke tuin? Die wordt nu door nieuwbouwplannen bedreigd. Ook Brugge, toch in veel opzichten een voorbeeld van hoe je een stad behoudt, ontkomt niet altijd aan de ellendige combinatie van bestuurlijke megalomanie en derderangsarchitectuur. Kijk maar naar het concertgebouw. De akoestiek binnen is uitstekend, aldus John, maar het ding ziet er niet uit. Bijna even lelijk als de Rotterdamse schouwburg en die koektrommel van Pathé er tegenover.

Ik was een paar dagen in Brugge met Bart en Claudia, met wie ik voor de derde keer kerstavond vierde. Twee maal deden we dat met een geslaagd etentje bij hen in Amsterdam, nu vonden we dat we maar eens naar Brugge moesten. Bart en ik zijn beiden historici met een licht romantische inslag en een zwak voor Brugge. Er zit natuurlijk ook het een en ander aan nep tussen het mooi daar, maar wat zou dat? Een van de mooiste zestiende eeuwse straten in Dordrecht is de Hofstraat. Als je tenminste met je rug naar het Statenplein staat. Ruim de helft van die straat werd eind jaren zeventig van de vorige eeuw gebouwd en daar ben ik nog altijd blij mee.

Inmiddels ben ik terug op het eiland, een paar plezierige herinneringen rijker. Het was fijn om weer eens door het Groeningemuseum te dwalen. Er was een tentoonstelling rond het thema rechtspraak en rechtvaardigheid. Veel schilderijen en prenten van middeleeuwse martelingen en executies. Die variatie van geselingen, onthoofdingen, kruisigingen, radbraken, wurging en levend verbranden, die heden ten dage in de Islamitische Staat en geestverwante landen als onze 'bondgenoot' Saoedi-Arabië nog geweldig populair is.

We bezochten ook het Historium, een multimediale (zoals dat tegenwoordig heet) onderdompeling in het jaar 1435. We genoten er wel van, vonden het een goede weergave van hoe het zou kunnen zijn geweest. Ik betwijfel alleen of een Vlaming in de vijftiende eeuw het woord 'job' zou bezigen voor een baantje, maar dat is een korrel zout op een heel kleine slak en misschien klopt het ook wel, gezien de nauwe contacten met Engeland. Jij zou het als taalkundige ongetwijfeld aardig hebben gevonden om dat uit te zoeken.

Na zoveel geschiedenis was het tijd voor een rondje door een brouwerij, in dit geval De Halve Maen, waar ze de Brugse Zot en de Straffe Hendrik maken. We werden meegevoerd tot op het dak, vanwaar je een groots uitzicht hebt op de stad. Culinair kwamen we niets tekort, dat begrijp je, ik hoef je de details niet te vertellen. Alleen het voorgerecht bij Het Visioen kon mij niet bekoren, maar dat kwam niet door het aardige personeel, maar doordat ik de gedachte rauw vlees te moeten eten niet kan verdragen. Daarom zijn tartaar en carpaccio niet aan mij besteed. Sushi trouwens ook niet, want we hebben het maken van vuur niet voor niets uitgevonden.

Afgelopen woensdag werd een kort interview met mij opgenomen door Esther de Beun van Drechtstad FM, voor haar kerstprogramma. De vraag was wat kerst voor mij betekent. In de eerste plaats natuurlijk jouw overlijden op tweede kerstdag. Je bent dagelijks in mijn gedachten, maar vandaag nog meer dan anders. Gelukkig ben ik geen depressief type en geniet ik vooral van de talloze mooie herinneringen aan ons leven samen. Die ga ik vandaag vieren. Aan het sprookje van het kindeke Jezus heb ik geen boodschap. Ja, het is een mooi verhaal, ik was er als kind diep van onder de indruk, en het heeft velen geïnspireerd tot prachtige kunst, maar ik vier het Midwinterfeest, de zonnewende, het feit dat het duisterste deel van de winter, het seizoen van de dood, voorbij is, ook al staan ons nog die ellendige maanden januari en februari, schraal in vele opzichten, te wachten.

We hebben nog één feestje voor de boeg: Oud & Nieuw. De knalmongolen lopen er al warm voor mocht ik diep in de nacht horen. Daarna beginnen die twee dorre maanden voor het voorjaar aanbreekt. Ik hoop daarin de nieuwe verhalenbundel af te ronden, waarvoor buurvrouw Elvira de illustraties maakt. Wie weet ga ik er ook nog wel een weekeinde tussenuit, naar Lissabon, Dublin, Berlijn of Thessaloniki. Zolang het nog kan, want ik ben niet gerust op wat de domme, maar wel met kiesrecht uitgeruste, medemens nog gaat aanrichten. Alsof die stompzinnige Brexit, dat lachwekkende Oekraïne-referendum en de verkiezing van een ongeletterde grofbek tot president van de Verenigde Staten al niet erg genoeg zijn. Natuurlijk moet dan wel de jongedame die nu en dan mijn bestaan opvrolijkt gelegenheid hebben om mee te gaan, anders kan ik net zo goed thuis blijven. Ze lijkt een beetje op het model in Madonna in de kerk van Jan van Eyck. Je zou haar vast heel leuk vinden.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 26 december 2016


Foto: archief auteur


donderdag, december 22, 2016

Muze




Ik zet de radio aan en hoor dat er iemand is die zich in een hol heeft ingegraven om te weten hoe het voelt als je een das bent. 's Avonds kruipt hij naar buiten om, op handen en voeten, op jacht te gaan naar wormen. Ik weet weinig van wormen, behalve dat je er goed mee kunt vissen. Van dassen weet ik evenmin veel. De biologielessen op school beperkten zich tot het menselijk skelet, de vele magen van de koe en de avonturen van de leraar, die in Indië tegen de Japanners had gevochten.

De enige das die ik heb gekend was Gregorius, uit het bos van Paulus de Boskabouter. Hij sprak weleens met Salomo de Raaf en Oehoeboeroe de Uil. Wijze dieren die Paulus bijstonden in het binnen de perken houden van het Kwaad, gepersonifieerd door de heks Eucalypta en haar wat sullige assistent Krakras. Ik geloof dat dat een kip was, maar ik weet het niet zeker en ik ga het niet opzoeken. Het is een vroege zondagmorgen, dan zet je de computer nog niet aan. Kippen breng ik niet direct in verband met het Kwaad, maar ze houden er wel een akelige pikorde op na.

Gisteravond was ik op een feestje. Daar sprak ik een jonge vrouw die eerst iets bij de televisie deed, maar nu in de reclamewereld rondloopt. Ze vond dat ik een muze moest zoeken, zodat ik niet meer zelf de was hoef op te hangen of de vaatwasser uit te ruimen. Ze was overal getatoeëerd en had daardoor iets van een reclamezuil. We dronken rode wijn. Ik bleef maar aan die muze denken. Voor ik vertrok, om vanmorgen te luisteren naar het verhaal over de dassenman, dronk ik nog een glas whisky. Daarna was het te laat om Claire te bellen. Bovendien had ze het kind.

Foto: auteur


maandag, december 19, 2016

Revolutie




Ik ben een radioliefhebber. Naar de televisie kijk ik maar heel af en toe. Ik kan er vaak niet wakker bij blijven. Doorgaans staat Radio 1 aan. Tot het begint te irriteren. Dat kan zijn door de onnozelheid van een programma. Bijvoorbeeld Stand.nl. Dat vind ik niet om aan te horen. Ik heb mijn buik vol van 'de gewone man' (of vrouw, anders begint iemand weer te zeuren), die mag inbellen en slechts in uitzonderlijke gevallen iets van enig belang heeft te melden. Als ik borreltafelgeoudehoer wil horen, ga ik wel naar de buurtkroeg. De stellingen in Stand.nl gaan uitsluitend over de waan van de dag en zijn soms nogal onnozel. Ook de spreeksnelheid begint snel te irriteren. In veel programma's is die veel te hoog. Het ratelt en ratelt maar door.

Ik ben ook weleens op de radio. Dan bezondig ik mij een enkele keer ook aan te snel spreken. Als ik mij door het onderwerp laat meeslepen, of iets ingewikkelds moet uitleggen in veel te weinig tijd, bijvoorbeeld als je net voor de valbijl van de Ster in de uitzending komt. Meestal probeer ik op mijn spreeksnelheid te letten. Dat heb ik geleerd op de Gemeentelijke Pedagogische Akademie in Dordrecht, tussen 1971 en 1974.

Een betere opleiding in zijn soort was moeilijk te vinden, maar hij is in de jaren tachtig verloederd tot een petieterige dependance van de Hogeschool van Rotterdam (& Omstreken). Dat had veel te maken met die gelovigen in het heil van onderwijsfusies, met bezuinigingen, met een onverschillig stadsbestuur en met enkele carrièregeile ambtenaren op het gemeentehuis. Toch zijn er nog steeds meesters en juffen die kunnen lezen en schrijven en goed onderwijs geven. Willem Walraven schrijft op bladzijde 686 van zijn Brieven (Amsterdam 1992): 'Je wordt niet knap van scholen, maar alleen van je eigen studiezin.'

Het gebouw van de Gemeentelijke Pedagogische Akademie, gloednieuw toen ik er als student rondliep, is gesloopt. Er staat nu een akelige woontoren. De kelder, waar de studentenkantine was en waar we rokend, blowend en cola drinkend de revolutie die nooit zou komen voorbereidden, is herinnering geworden. Hij had prachtige, psychedelische wandschilderingen van Ron Brus, die al jaren geleden is overleden. Het spannende meisje waarmee ik in die dagen vree, is nu de vermoeide directrice van onze buurtschool. Ze gaat volgend jaar met pensioen.

Foto: archief auteur



vrijdag, december 16, 2016

Ondoordacht




Kort geleden was ik op een bijeenkomst van een letterkundig genootschap, waar een hooggeleerde heer een lezing hield. Na zo'n lezing is er altijd een borrel en vervolgens een diner. De lezing was interessant, de sfeer bij de borrel uitstekend. Wij gingen aan tafel. Nadat het voorgerecht was geserveerd, verzocht de spreker, eregast bij het maal, iedereen op te staan. Daarna ging hij voor in gebed. Je wil op zo'n ogenblik de stemming niet bederven, maar ik had uiteraard onmiddellijk onder protest moeten gaan zitten. Ik vond het, om het woord respectloos niet direct te gebruiken, nogal ondoordacht van de hooggeleerde. Het letterkundig genootschap heeft geen religieuze achtergrond. Ik voelde mij als niet gelovige nogal ongemakkelijk.

Je merkt dat wel meer, vooral bij aanhangers van een van de messianistische godsdiensten, die houding van: ik geloof iets en jij dient dat niet alleen te respecteren, maar je hebt je er ook aan aan te passen. Het is een houding van respect eisen, maar geen respect hebben. Geen respect voor andere opvattingen. De hooggeleerde is een brave man, die op geen enkele wijze neigt naar enige vorm van extremisme, maar wat hij deed is wel de cent oprapen waarmee het miljoen begint. Een flinke stap verder is in je gemeente op zondag het zwembad dicht houden of 'hoer' roepen tegen een vrouw met een kort rokje. We weten waar het eindigt. In bloedbaden.

Een deel van mijn jeugd groeide ik op achter een kerk. Daar was mijn moeder koster. Gelukkig was het een remonstrantse kerk. Remonstranten zijn de prettige uitzondering onder de messianisten. Zij zijn de spreekwoordelijke tolerantie. Ik legde in de loop der jaren mijn geloof af. Nooit heeft een remonstrant daar afkeuring over uitgesproken, laat staan geprobeerd mij bij de kudde te houden. Dat siert hen. Zoals het hen ook siert dat ze begin jaren '60 de kerk, althans die waarachter ik woonde, enige tijd deelden met een groep islamitische gastarbeiders, voor die zelf over een gebedsruimte konden beschikken. Zou die kleinzoon van een van hen, die onlangs tegen de kerk stond te pissen, dat weten?


Foto: auteur


dinsdag, december 13, 2016

Koloniaal verleden




Ik was naar Amsterdam voor een heugelijke gebeurtenis. Een oud-leerling, en inmiddels goede vriend, had zijn mastertitel in de geschiedenis behaald. Waarom je in Nederland een Engelse titel moet halen, in plaats van gewoon doctorandus te worden in het Latijn, de taal van de wetenschap, heb ik nooit begrepen. Het zal de Hollandse drang om internationaal te willen meetellen wel zijn. Het minderwaardigheidsgevoel van het boertje uit de provincie dat een keer de hoofdstad bezoekt. De Duitsers doen er niet aan en die tellen in de wetenschap internationaal gewoon mee, evenals de Belgen en nog wat naties die niet lijden aan Nederlandse schizofrenie: altijd denken dat je jaren op de rest van de wereld vooruit loopt en altijd denken dat je het lulletje van de Europese provincie bent.

Het was een mooie ceremonie. De voorzitter van de examencommissie sprak waarderende woorden, de professor hield een boeiend betoog over het vak in het algemeen en de scriptie in het bijzonder en ook het dankwoord van de laureaat mocht er zijn. Een en ander vond plaats in het NIOD, waar je in de hal wordt begroet door professor doctor Lou de Jong, die met een weids gebaar zijn boeken over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog uitstalt. Ik ken hem nog van de televisie. Toen was hij altijd in zwart-wit en heette het NIOD nog Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.

Voor wie het NIOD nooit bezocht: het is een stijlvol gebouw met een interieur uit de late negentiende eeuw. Bijna, maar nog net niet zo fraai als het academiegebouw van mijn eigen universiteit, de Universiteit Utrecht. Daar kreeg ik lang geleden mijn bul uit handen van Maarten van Rossem. In de tijd dat hij nog geen bekende verschijning in de media was, maar al wel een geniaal en scherpzinnig historicus. Ik zeg het er maar even bij, want die leutigheid bij zo'n kwis als De Slimste Mens geeft weleens een vertekend beeld. Na afloop gingen we eten in het Indische restaurant Kantjil en de Tijger. Master of arts en doctorandus gelijkelijk genietend van ons koloniaal verleden, dat uitstekend smaakte.


Foto: Martin Damen


zaterdag, december 10, 2016

Kavafis




Ze zegt dat ze vliegtuigen eng vindt. Ik ben het met haar eens. Opeengepakt met mensen waar je normaal nooit mee om zou gaan. Krap, benauwd, kilometers boven de aarde en nooit de zekerheid dat je er levend uitkomt. 'Maar de taxirit van of naar het vliegveld is vele malen gevaarlijker,' werp ik op. Toen ik onlangs van Skyros kwam, trof ik weer zo'n losgeslagen idioot die honderddertig reed op de periferiako, de rondweg, waar je maar negentig mag. Bumperkleven, knipperen met de lichten en uiteraard zijn mobiel aan het oor.

Ze is in het zwart, maar er is niemand dood in haar familie. Ze is er trouwens het type niet naar om zich te voegen naar de bedenkelijke traditie om rouwend in het zwart te gaan. Ze rookt ketting, maar de wijn laat ze voorlopig staan. Ze heeft de ene deadline na de andere, de belasting klopt aan de deur, maar de krant is niet vlot van betalen.

Ze kent veel van Kavafis uit het hoofd, maar over Kavafis is al zoveel geschreven. Toch zou ze hem graag interviewen als dat mogelijk was geweest. Ik raad haar aan Alexandrië te bezoeken, misschien zit er een artikel in. Ze haalt haar schouders op, maar als ik zeg dat er ook een bus naar het vliegveld gaat, glimlacht ze.

Foto: auteur


woensdag, december 07, 2016

Vooruitgang




Gisteravond moest ik aan de in 1985 gestorven dichter C. Buddingh' denken, wiens roepnaam, Kees, door de onwetenden en onnozelen der aarde steevast als Cees wordt gespeld, want die C, hè. Dat je die voor een E als een K uitspreekt en ook schrijft, want Cornelis dient afgekort als Kees of Cor, wil er bij menig medemens maar niet in, zelfs niet bij de familie van de dichter, die, hoewel deze zich vaak tegen die C heeft uitgesproken, doodleuk Cees op zijn grafsteen liet zetten. Toch is zijn jongste zoon een begaafd en door mij zeer bewonderd vertaler.

Het ligt ook een beetje aan Buddingh' zelf, die in zijn jonge jaren Cees wel tolereerde op het omslag van enkele van zijn uitgaven. Een jeugdzonde die hem zijn leven lang werd nagedragen, zoals ik zo dom was mijn naam ooit één keer in 1967, op zestienjarige leeftijd, in een blaadje te schrijven als Cees A. Klok, waarna het afschrikwekkende Cees ook mij begon te achtervolgen. Ik heb inmiddels negentien boeken gepubliceerd met Kees Klok op het omslag en nog schrijft de Dordtse journalist Hans Berrevoets af en toe Cees, maar die is dan ook voorzitter van de Raad van Kerken. Daar straffen ze tot in het zevende geslacht. Goed dus dat ik geen kinderen heb.

Ik was gisteravond in het FC Dordrecht-stadion. Tot zijn dood was Kees Buddingh' daar regelmatig te vinden. Ik stel mij voor dat hij ook bij de legendarische bekerwedstrijd was, op 17 januari 1982, van DS'79, zoals FC Dordrecht toen even heette, tegen Ajax, waar Hakim Braham Johan Cruijff aftroefde en Dordt aan de overwinning hielp. Buddingh' voetbalde ooit in het eerste van DFC, de moederclub van FC Dordrecht, evenals mijn goede vriend Gerrit de Wolf. Met Buddingh' en Gerrit heb ik een tijdje in hetzelfde schaakteam gespeeld, wat ik al vaker heb opgeschreven. Ze zijn beiden te jong overleden, maar enig verband tussen deze feiten is nooit aangetoond. Wel was het ook toen tobben met FC Dordrecht, waar ieder seizoen in de eredivisie wordt afgewisseld door twintig seizoenen in de eerste. Toch komen we graag in het stadion, altijd op de noordtribune, het meest vervallen, maar ook gezelligste deel van die unieke optrek aan de Krommedijk. Het is geen toeval dat zich daar een aantal Buddingh'-liefhebbers, met oog voor het humoristische detail, verzamelt. Ook nu werd ons weer een curieuze wedstrijd voorgeschoteld, met veel klunzig gestuntel en een enkel geniaal hoogtepunt. Het werd 2-2, want ook de tegenstander, FC Den Bosch, was regelmatig de weg kwijt op het kunstgras. Kunstgras, dat lag er nog niet in Buddingh's tijd, maar zelfs FC Dordrecht kan niet altijd om de vooruitgang heen.


zondag, december 04, 2016

Damocles




In het najaar van 1970 werkte ik als kantoorbediende, in de functie van assistent-expediteur, voor de firma Königsfeld, gevestigd aan de Willemskade te Rotterdam, zo'n beetje tegenover de steiger waar tegenwoordig de waterbus afmeert. Halve dagen. 's Morgens van half negen tot half een. Daarnaast studeerde ik Engels MO-A, een bijzonder vervelende studie, want er werd niets aan literatuur gedaan. Het ging uitsluitend over grammatica en fonetiek en daarbij kon ik niet wakker blijven. Begin 1971 zou ik de studie opgeven, mij er niet van bewust dat ik die grammatica nog hard nodig zou hebben bij het vertalen van poëzie, maar dat ik zoiets ooit zou doen, lag nog ver in de toekomst.

Toen hing boven de toekomst een zwaard van Damocles. Dat zwaard heette dienstplicht. Begin september had ik mij, daartoe gedwongen door een oproep van de boven ons gestelde Autoriteiten, gemeld bij een pand in Delft, waar een of andere sergeant-majoor uit de voormalige overzeese gebiedsdelen de verzamelde jeugd toebrulde dat wij die dag 'onder de krijgstucht' vielen ten einde medisch te worden gekeurd. Iemand moest daar zo onbedaarlijk om lachen, dat hij meteen naar huis werd gestuurd.

In het leger gaan leek mij een verschrikkelijke ervaring. Ik had het bij de padvinderij al niet lang uitgehouden. Discipline verafschuwde ik van nature en gedichten schrijven vond ik vele malen belangrijker dan ergens in Duitsland, door het eten van gevulde koeken en het almaar innemen van accijnsvrij bier, de Russen tegen te houden. Ik had een poster van Che Guevara op mijn kamer hangen en van het idee een slaapzaal te moeten delen met een roedel onverstaanbare Limburgers of Groningers uit het strokartongebied, lag ik bij voorbaat 's nachts wakker. Gelukkig was het leger toen nog niet populair bij vrouwen, want als ik ergens ongehoord bedroefd van word, is het van meisjes in legeruniform. Behalve dan van dat ene lieve luchtmachtmeisje dat mij op Skyros betoverde.




Aan het einde van de keuringsdag kreeg ik geen uitsluitsel. Ik had een klein mankement aan mijn schouder flink opgeblazen en moest tekenen dat men mijn behandelend arts, een orthopeed, nadere inlichtingen kon vragen. Daarna begon het lange wachten. Tot er op 19 november een envelop kwam vanwege het gemeentebestuur van Dordrecht. Daarin zat een briefje, ondertekend door de luitenant-kolonel der Jagers, J.W.A. Notten, dat mij voorgoed ongeschikt verklaarde. Een papier dat ik sindsdien koester. De behandelend arts heeft mij nooit meer gezien. Ik heb het als een ware overwinning gevierd, ondanks het nogal schamele loon dat ik bij rederij Königsfeld verdiende.


Foto: auteur


vrijdag, december 02, 2016

Scheffersplein




Ik ken dit plein van toen er nog een pisbak stond
en 's zaterdags de markt voor leven zorgde

rondom het beeld van een schilder
die in Dordrecht nooit schilderen zou.

Van Gogh woonde hier om de hoek
al was het kort, zoals veel

kort was bij Van Gogh -
hij had langer moeten leven.

Hij had de stad misschien dan wél geschilderd,
zoals ooit Witsen deed, dobberend door de havens.

Het plein herinner ik mij het liefst in zwart-wit
vol heren met degelijke hoeden.

Ze hebben mijn overgrootvader nog gekend en
wie weet dronk Van Gogh wel koffie in zijn kroeg,

daar bij de brug, voorbij het rood van de eetgevels
dat het plein 's avonds overschreeuwt,

alsof het altijd zomer is, alsof Vincent
elk ogenblik weer langs kan lopen

met in zijn ogen die brandende blik
van de geloofsfanaat.


Dordrecht, 1 december 2016

Foto: auteur