zondag, oktober 28, 2012

Bittere winter


'In de lente moet je altijd een meisje hebben,' schrijft A.L. Snijders in Ik leef aan de rand van de wereld. Maar het is herfst. Een zonnige herfst aan de rafelrand van Europa. Je merkt het naderen van de winter alleen aan het killer worden van de avonden en aan het met tegenzin verkleuren van de bladeren. Ik heb een meisje. Haar foto staat in het Schrijfhuis. Ze lacht me toe, een glas rode wijn in de hand, onder een parasol in een zonovergoten tuin. Het is herfst. Straks in december is het alweer vijf jaar geleden dat ze overleed, maar we laten elkaar niet los. Zij heeft het Schrijfhuis ingericht, het was haar huis voor we elkaar leerden kennen. Geheel toevallig, ver weg in Amerika, op de prairie in wat de Amerikanen 'fly over land' noemen. Nu ja, prairie, Minneapolis is niet bepaald een gehucht op de vlakte en het aanpalende St. Paul is de geboorteplaats van Bob Dylan, maar dit terzijde. Ik had haar uitgenodigd voor een etentje in een Mexicaans restaurant, ergens in een shopping mall. Terwijl wij daar verliefd zaten te worden, raasde een tornado over een deel van de stad. Wij merkten daar pas iets van toen we terugkwamen op de universiteit, in Middlebrook Hall, waar ze de avond in de schuilkelder hadden doorgebracht. Het was begin juli, hoog zomer. Wij waren jong, maar niet meer de jongsten. We konden de lente overslaan, maar dat ze vóór onze eigen herfst zou overlijden was een hard gelag. Iets dat ik de natuur niet vergeef. Soms denk ik: had ik maar een god om uit woede mee op de vuist te gaan.

Ik zit in Loxias en luister naar een lied van Hadzidakis. Dat stond ook op het bandje dat ze mij in Amerika leende, toen ik haar van mijn belangstelling voor Griekse muziek vertelde. Ik heb Loxias pas na haar dood ontdekt. Ze zou zich er thuis hebben gevoeld: goede muziek, boeken, een beschaafd publiek. Sommige stamgasten waren haar collega's op de universiteit, voor ze eerst naar Düsseldorf kwam en daarna naar Dordrecht. In die tijd brachten we alleen de vakanties door in het Schrijfhuis. In die jaren bestond Loxias ook nog niet en werkte Y. als apotheker in Verona. Verona, daar reden we langs met de auto, op weg naar de veerboot richting Griekenland. Toen deed je er met een beetje geluk acht uur over om van de veerhaven in Igoumenitsa, via de Catarrapas, in Thessaloniki te komen. Nu ligt er een prachtige snelweg, die de reistijd met de helft bekort. Vele malen beter dan die nauwe autostrada, maar ze heeft er nooit over gereden.

Ze ligt begraven in het voorvaderlijk dorp, Theodósia, in het schilderachtige heuvelland van Grieks-Macedonië. Fields of Wheat, Hills of Blood is de titel van een indrukwekkend boek dat Anna Karakasidou schreef over de geschiedenis van de streek. Ze heeft mij haar familiegeschiedenis verteld. Een bitter verhaal, dat begint met de deportatie van haar grootouders uit Turkije, in 1923. Het gaat voort met de moord op oom Demosthenes, door de fascisten in de burgeroorlog, en de gevangenschap van haar vader op Makronisos, het marteleiland van ultra-rechts eind jaren veertig. Het eindigt met haar eigen ervaringen als vooruitstrevende studente tijdens het kolonelsbewind. Ik moet daar aan denken nu er, ondanks de milde najaarszon, een deken van doem over het land ligt en de neo-nazi's, ogenschijnlijk ongehinderd, overal hun tentakels uitslaan. Ik heb een meisje. Ze lacht me vanaf de foto toe, maar het is herfst in Griekenland en er is een bittere winter onderweg.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: