'In de lente
moet je altijd een meisje hebben,' schrijft A.L. Snijders in Ik
leef aan de rand van de wereld. Maar het is
herfst. Een zonnige herfst aan de rafelrand van Europa. Je merkt het
naderen van de winter alleen aan het killer worden van de avonden en
aan het met tegenzin verkleuren van de bladeren. Ik heb een meisje.
Haar foto staat in het Schrijfhuis. Ze lacht me toe, een glas rode
wijn in de hand, onder een parasol in een zonovergoten tuin. Het is
herfst. Straks in december is het alweer vijf jaar geleden dat ze
overleed, maar we laten elkaar niet los. Zij heeft het Schrijfhuis
ingericht, het was haar huis
voor we elkaar leerden kennen. Geheel toevallig, ver weg in Amerika,
op de prairie in wat de Amerikanen 'fly over land' noemen. Nu ja,
prairie, Minneapolis is niet bepaald een gehucht op de vlakte en het
aanpalende St. Paul is de geboorteplaats van Bob Dylan, maar dit
terzijde. Ik had haar uitgenodigd voor een etentje in een Mexicaans
restaurant, ergens in een shopping mall. Terwijl wij daar verliefd
zaten te worden, raasde een tornado over een deel van de stad. Wij
merkten daar pas iets van toen we terugkwamen op de universiteit, in
Middlebrook Hall, waar ze de avond in de schuilkelder hadden
doorgebracht. Het was begin juli, hoog zomer. Wij waren jong, maar
niet meer de jongsten. We konden de lente overslaan, maar dat ze vóór
onze eigen herfst zou overlijden was een hard gelag. Iets dat ik de
natuur niet vergeef. Soms denk ik: had ik maar een god om uit woede
mee op de vuist te gaan.
Ik
zit in Loxias en luister naar een lied van Hadzidakis. Dat stond ook
op het bandje dat ze mij in Amerika leende, toen ik haar van mijn
belangstelling voor Griekse muziek vertelde. Ik heb Loxias pas na
haar dood ontdekt. Ze zou zich er thuis hebben gevoeld: goede muziek,
boeken, een beschaafd publiek. Sommige stamgasten waren haar
collega's op de universiteit, voor ze eerst naar Düsseldorf kwam en
daarna naar Dordrecht. In die tijd brachten we alleen de vakanties
door in het Schrijfhuis. In die jaren bestond Loxias ook nog niet en
werkte Y. als apotheker in Verona. Verona, daar reden we langs met de
auto, op weg naar de veerboot richting Griekenland. Toen deed je er
met een beetje geluk acht uur over om van de veerhaven in
Igoumenitsa, via de Catarrapas, in Thessaloniki te komen. Nu ligt er
een prachtige snelweg, die de reistijd met de helft bekort. Vele
malen beter dan die nauwe autostrada, maar ze heeft er nooit over
gereden.
Ze
ligt begraven in het voorvaderlijk dorp, Theodósia, in het
schilderachtige heuvelland van Grieks-Macedonië. Fields
of Wheat, Hills of Blood
is de titel van een indrukwekkend boek dat Anna Karakasidou schreef
over de geschiedenis van de streek. Ze heeft mij haar
familiegeschiedenis verteld. Een bitter verhaal, dat begint met de
deportatie van haar grootouders uit Turkije, in 1923. Het gaat voort
met de moord op oom Demosthenes, door de fascisten in de
burgeroorlog, en de gevangenschap van haar vader op Makronisos, het
marteleiland van ultra-rechts eind jaren veertig. Het eindigt met
haar eigen ervaringen als vooruitstrevende studente tijdens het
kolonelsbewind. Ik moet daar aan denken nu er, ondanks de milde
najaarszon, een deken van doem over het land ligt en de neo-nazi's,
ogenschijnlijk ongehinderd, overal hun tentakels uitslaan. Ik heb een
meisje. Ze lacht me vanaf de foto toe, maar het is herfst in
Griekenland en er is een bittere winter onderweg.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten