Op 3 juli
1987, drie dagen terug vijfentwintig jaar geleden, leerde ik Stella
kennen in de eetzaal van Middlebrook Hall, aan de University of
Minnesota. Het was ongeveer even warm als vandaag in Thessaloniki,
waar we tweeënveertig graden in de schaduw halen. Toch hebben de
schilders en stukadoors, die bezig zijn ons flatgebouw van binnen en
van buiten op te knappen, vanaf zeven uur vanmorgen tot drie uur
vanmiddag onafgebroken doorgewerkt. Straks, na de siësta, gaan ze
nog een poosje door, tot het donker wordt. Morgen, zaterdagmorgen,
staan ze weer klaar. Grieken zijn keiharde werkers, zolang ze niet in
dienst zijn van de verguisde, maar als werkgever begeerde, overheid.
Als ze even goed konden samenwerken als werken, zouden zij hun
problemen een stuk beter kunnen oplossen. Eendrachtig samenwerken en
zich ontdoen van een ooit nuttig instituut, maar nu een nationale
pest, een verzameling verblinde zelfbevoordelaars, een deelbelangen
najagend fenomeen: de vakbonden, zouden de gestage gang naar de
afgrond kunnen helpen keren. Zeker als tegelijkertijd aan de kerk
haar politieke macht werd ontnomen en er een belastingovereenkomst
met Zwitserland kwam.
In plaats
van dat Stella en ik deze week een feestweek houden, besprak ik
vandaag met meneer Haris uit Theodósia welke graftombe hij gaat
bouwen naast die van Stella's ouders en grootouders op het kerkhof
aldaar en hoe de herbegrafenis van Stella, eind volgende week, wordt
geregeld. Naar goed Griekse gewoonte gaat het allemaal op het laatste
ogenblik en komt het zeker goed. Vier dagen voor ons trouwen, op 28
juli 1990, arriveerde ik met Stella en mijn ouders in Thessaloniki.
De dag daarop gingen we de trouwerij regelen. Die vond keurig plaats
op de voorgenomen datum, met daarna een diner en een feest voor zo'n
tweehonderd gasten in een groot restaurant op een heuvel boven de
stad. Niks een jaar van tevoren bespreken zoals in Nederland. Ook
toen was het boven de veertig graden en het was de geboortedag van
mijn grootvader van moeders kant. Enig verband kan ik niet aantonen,
maar er bestaan warhoofden die in zulke dingen een patroon menen te
zien. Waarom die herbegrafenis, is een ingewikkeld verhaal. Het heeft
vooral te maken met het feit dat Thessaloniki anderhalf keer het
inwonertal van Amsterdam heeft, dat men pas sinds kort mag cremeren
in Griekenland en dat de plannen voor een crematorium de tekentafel
nog niet hebben verlaten.
Het wordt
een tombe van waardig marmer, maar zonder de tierlantijnen waar
zoveel bewoners van het Middellandse Zeegebied dol op zijn. En haar
achternaam komt erop met omega. Haar broers schrijven die met
omikron. Fout van een halfgeletterde, via een bevriend politicus of
vermaledijde vakbondsbons benoemde ambtenaar. Stella, taalkundige en
zeer bekwaam in de etymologie, stond op die omega, ondanks alle
bureaucratische strijd die dat soms opleverde. Zo nodig zet ik die
namens haar voort. Vlak voor meneer Haris aanbelde kreeg ik een
sms-bericht uit Nederland dat Gerrit Komrij is overleden. Net als
Stella te jong. Hij woonde in Portugal in een dorp waarover hij een
mooi boek schreef, dat ik ga herlezen. Ik heb hem maar een paar maal
ontmoet. Eén
keer samen met Stella, op een bijeenkomst in Utrecht. Toen ik Stella
leerde kennen, brak ik mijn studie Portugees af om Nieuwgrieks te
leren. Ik zie in dat alles geen enkel verband.
1 opmerking:
Geen enkel verband?
Behalve dan het feit dat als je Stella nooit had ontmoet je ook nooit (?) nieuw Grieks was gaan studeren en daardoor nu geen Griekenland deskundige voor NOS Radio 1 was geweest? O ja, dan nu als Portugal deskundige met kennis aan overleden BN'er/schrijver?
Een reactie posten