woensdag, juli 11, 2012

Iedere dag weer


Ooit heb ik mij tijdens mijn studie beziggehouden met paleografie. We ontcijferden teksten uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. Dat ging soms vlot, maar je stuitte ook weleens op producten van een sloddervos, waar moeilijk greep op was te krijgen. Die studie kwam van pas als ik als leraar werk in handen kreeg van leerlingen met een onduidelijk handschrift. Er zaten sterke staaltjes van onleesbaarheid tussen. Soms het gevolg van een motorische storing, niets aan te doen, maar meestal van slordigheid, desinteresse of een gebrek aan fatsoen. Ik vind het onbeleefd iets in handschrift in te leveren, zonder je te bekommeren over de leesbaarheid. Dat is de schoolmeester in mij. Soms kwam een leerling in tijdnood. Dan was alleen het einde in spijkerschrift. Meestal kon ik dat billijken en hoefde het niet over. Zelf heb ik altijd een duidelijk bordschrift onderhouden. Eis je van je leerlingen leesbaarheid, dan geef je dus zelf het goede voorbeeld. Niet iedere collega dacht daar zo over. Bij stagiaires en collega's van de lerarenopleiding leidde mijn opvatting weleens tot verbazing of zelfs verontwaardiging. Ik ken twee uitstekende leraressen geschiedenis, die aan een lerarenopleiding gingen werken. Na een korte periode zijn zij groen van ellende teruggekeerd bij het middelbaar onderwijs, omdat ze te veel van hun vak hielden, maar dit terzijde.

Ik heb in de loop der jaren een behoorlijke kennis van het Nieuwgrieks verworven. Foutloos zal het nooit worden, maar dat geldt ook voor de meeste Grieken. Ik kan mij goed weren in de debatclub, op woensdagavond in mijn stamcafé (voor wie het wil komen controleren: Loxias, Isavron 5, hartje Thessaloniki), ik lees de krant, boeken, de brieven van de belastingdienst, en ik begrijp de immer voortratelende juffrouw van het televisiejournaal. Waar ik veel moeite mee heb, is het lezen van handgeschreven Grieks. Dan komt de studie paleografie weer van pas. Net zoals ik ooit zwoegde op de brieven van Johan de Witt, vanaf de rede van Texel geschreven aan zijn vader, zo zwoeg ik nu op een briefkaart die neef P. stuurt vanaf Mykonos. Daar is hij op vakantie met een aanzienlijk jongere vriendin uit Bulgarije, wat zijn handschrift er niet duidelijker op maakt. Nu kun je bij zo'n kaart nog een beetje gokken: mooi weer, leuk hotel, genieten, groeten van Valentina en mij. Johan de Witt schreef andere dingen en deed dat ook nog eens in het Frans.

Om mijn aarzelende bekwaamheid in het lezen van handgeschreven Grieks bij te houden, lees ik iedere dag een fragment uit de dagboeken van Stella. Zij heeft een behoorlijk handschrift, maar schreef ook weleens een passage in haast. Ruim vier jaar na haar overlijden is zij nog altijd een voortreffelijke lerares. Nu en dan stelt ze haar leerling voor een uitdagende opdracht, maar nooit eentje die hem echt boven de pet gaat. Het is ook het ogenblik van de dag dat ik haar stem weer hoor, alsof we samen op het balkon zitten. Dan is het alsof ik weer in haar ogen kijk. Haar mooie, Levantijnse ogen, waardoor ik op slag verliefd was, toen, in die eetzaal van Middlebrook Hall. Vrijdag wordt ze herbegraven in Theodósia, het vroegere Chatzibaïrám, naast haar ouders en grootouders. Ter voorbereiding moest ik gisteren bij de opening van haar tijdelijk graf zijn, in de necropolis van Thessaloniki. Nu weet ik de betekenis van 'uit stof zijn gij geboren en tot stof zult gij vergaan,' uit eigen ervaring. Ik lees haar dagboek. Iedere dag weer een fragment.


Geen opmerkingen: