Ooit heb ik
mij tijdens mijn studie beziggehouden met paleografie. We
ontcijferden teksten uit de zestiende, zeventiende en achttiende
eeuw. Dat ging soms vlot, maar je stuitte ook weleens op producten
van een sloddervos, waar moeilijk greep op was te krijgen. Die studie
kwam van pas als ik als leraar werk in handen kreeg van leerlingen
met een onduidelijk handschrift. Er zaten sterke staaltjes van
onleesbaarheid tussen. Soms het gevolg van een motorische storing,
niets aan te doen, maar meestal van slordigheid, desinteresse of een
gebrek aan fatsoen. Ik vind het onbeleefd iets in handschrift in te
leveren, zonder je te bekommeren over de leesbaarheid. Dat is de
schoolmeester in mij. Soms kwam een leerling in tijdnood. Dan was
alleen het einde in spijkerschrift. Meestal kon ik dat billijken en
hoefde het niet over. Zelf heb ik altijd een duidelijk bordschrift
onderhouden. Eis je van je leerlingen leesbaarheid, dan geef je dus
zelf het goede voorbeeld. Niet iedere collega dacht daar zo over. Bij
stagiaires en collega's van de lerarenopleiding leidde mijn opvatting
weleens tot verbazing of zelfs verontwaardiging. Ik ken twee
uitstekende leraressen geschiedenis, die aan een lerarenopleiding
gingen werken. Na een korte periode zijn zij groen van ellende
teruggekeerd bij het middelbaar onderwijs, omdat ze te veel van hun
vak hielden, maar dit terzijde.
Ik heb in de
loop der jaren een behoorlijke kennis van het Nieuwgrieks verworven.
Foutloos zal het nooit worden, maar dat geldt ook voor de meeste
Grieken. Ik kan mij goed weren in de debatclub, op woensdagavond in
mijn stamcafé (voor wie het wil komen controleren: Loxias, Isavron
5, hartje Thessaloniki), ik lees de krant, boeken, de brieven van de
belastingdienst, en ik begrijp de immer voortratelende juffrouw van
het televisiejournaal. Waar ik veel moeite mee heb, is het lezen van
handgeschreven Grieks. Dan komt de studie paleografie weer van pas.
Net zoals ik ooit zwoegde op de brieven van Johan de Witt, vanaf de
rede van Texel geschreven aan zijn vader, zo zwoeg ik nu op een
briefkaart die neef P. stuurt vanaf Mykonos. Daar is hij op vakantie
met een aanzienlijk jongere vriendin uit Bulgarije, wat zijn
handschrift er niet duidelijker op maakt. Nu kun je bij zo'n kaart
nog een beetje gokken: mooi weer, leuk hotel, genieten, groeten van
Valentina en mij. Johan de Witt schreef andere dingen en deed dat ook
nog eens in het Frans.
Om mijn
aarzelende bekwaamheid in het lezen van handgeschreven Grieks bij te
houden, lees ik iedere dag een fragment uit de dagboeken van Stella.
Zij heeft een behoorlijk handschrift, maar schreef ook weleens een
passage in haast. Ruim vier jaar na haar overlijden is zij nog altijd
een voortreffelijke lerares. Nu en dan stelt ze haar leerling voor
een uitdagende opdracht, maar nooit eentje die hem echt boven de pet
gaat. Het is ook het ogenblik van de dag dat ik haar stem weer hoor,
alsof we samen op het balkon zitten. Dan is het alsof ik weer in haar
ogen kijk. Haar mooie, Levantijnse ogen, waardoor ik op slag verliefd
was, toen, in die eetzaal van Middlebrook Hall. Vrijdag wordt ze
herbegraven in Theodósia, het vroegere Chatzibaïrám,
naast haar ouders en grootouders. Ter voorbereiding moest ik gisteren
bij de opening van haar tijdelijk graf zijn, in de necropolis van
Thessaloniki. Nu weet ik de betekenis van 'uit stof zijn gij geboren
en tot stof zult gij vergaan,' uit eigen ervaring. Ik lees haar
dagboek. Iedere dag weer een fragment.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten