dinsdag, juli 31, 2012

Nacht


In 1983 vloog ik met Lupius naar Portugal. We zouden aanvankelijk naar Griekenland gaan, maar het werd Portugal. Voor ons beiden een eerste kennismaking, waaraan ik een levenslange liefde voor Lissabon heb overgehouden. Lupius was de ideale reisgenoot. Hij klaagde nooit, niet over de etenstijden (hij at in die tijd thuis stipt om zes uur warm), niet over de warmte, niet toen een gewiekste taxichauffeur er snel vandoor ging, terwijl zijn slof belastingvrije sigaretten nog in de kofferbak lag. Hij stond 's morgens pas om tien uur op. Dat gaf mij een paar uur om ongestoord mijn dagboek bij te houden. Twee jaar geleden werd hij ziek. Toen het lijden niet meer te verdragen was, ontbood hij op een middag zijn beste vrienden. We dronken thee en spraken over pasgelezen boeken. Het was bijna gemoedelijk. Na anderhalf uur kwam de dokter. We omhelsden elkaar, voor het eerst in zesenveertig jaar vriendschap. Toen hij achter de dokter aan naar zijn slaapkamer liep, draaide hij zich om, stak een hand op en zei: 'Nou....dag hoor.'

Toen Stella ziek werd, vormden mijn beste vrienden als het ware een soort beschermende ring om ons heen. Hun steun en medeleven was voor ons van levensbelang. Lupius was een van hen. Twee jaar na het overlijden van Stella droeg ik hem met vijf andere vrienden naar zijn graf, op een ijskoude, besneeuwde dag in januari. Daarna dronken wij, hij had dat zo bepaald, in zijn naam een borrel bij Visser, waar wij al vanaf onze tienerjaren komen.

Na die eerste reis naar Portugal bleef ik Lissabon bezoeken. Samen met Stella, later weer alleen of nu en dan met vrienden. Laatst met Griekse vrienden. Ik logeer altijd in hetzelfde hotel, bijna op het Chiado, boven het beroemde café A Brasilièra. Het hotelpersoneel is afstandelijk en indolent, maar de kamers zijn schoon en ruim, de ligging is geweldig en het ontbijt stelt niets voor, maar dat is zo in bijna ieder Mediterraan land. Bovendien bevindt de mooiste pastelaria van de stad zich pal naast de deur. Voor die deur, op de paar meter tussen het terras van A Brasilièra en dat van de pastelaria Bernard, kom ik regelmatig Leonora tegen. Leonora schrijft gedichten, die ze per stuk verkoopt. Ik ben het Portugees niet machtig, maar ik koop er altijd een paar, die ze dan eerst voor mij voorleest. Daarna zet zij er een handtekening onder. Ik betaal, waarna we in het café iets drinken en over literatuur en kunst praten. Dan betaal ik weer.

Als ik aankom in Lissabon ga ik eerst naar A Brasilièra voor een sterke, bittere Portugese koffie. Dan zit ik aan tafel met Stella en Lupius. We praten wat, we halen herinneringen op en bespreken wat ik de rest van de dagen ga doen. Iedere avond, als ik terugkom van het restaurant waar ik heb gegeten (vaak in de Adega de Ribateja, waar de bijna blinde Luis Braga de fado zingt) wachten ze weer op mij in A Brasilièra. We nemen nog een aguardente velha. Daarna begint onherroepelijk de nacht.


Geen opmerkingen: