In mei 2009
was ik op Cyprus voor een conferentie van Euroclio, de Europese
organisatie van geschiedenisleraren. Op een middag ging ik echter
mijn eigen weg, omdat ik te eten was gevraagd door de dichter
Michalis Pieris. Een aantal van zijn gedichten hadden Stella en ik
opgenomen in onze bloemlezing van Cypriotische literatuur Wij
wonen in een taal, die in 2004 verscheen. Ze
werden vertaald door Hero Hokwerda. Later vertaalden Stella en ik een
aantal gedichten voor het tijdschrift Ballustrada. De laatste versie
maakten we in het ziekenhuis, tijdens Stella's fatale ziekte, in het
najaar van 2007. Daarna heb ik tot op heden niets meer uit het
Nieuwgrieks vertaald en het zal er ook wel niet meer van komen. Met
Michalis Pieris maakten we kennis in 2003, toen we hem bezochten in
het Cultureel Centrum van de Universiteit van Cyprus in de wijk Agios
Kassianos. Een traditionele stadsvilla in een schilderachtig buurtje
van Lefkosia, langs de bestandslijn. Er woonden veel kunstenaars, met
in de achtertuin de bufferzone van de Verenigde Naties en met het
Turkse leger op steenworp afstand. Ik bezocht hem daar weer. Hij was
ogenschijnlijk niet veranderd. Een kalme, wat vermoeid ogende
zestiger, van wie ik moeilijk kon bepalen of zijn uitstraling
professoraal of patriarchaal was. Misschien wel allebei. In ieder
geval een man van geestelijk gezag en daarom prees ik mij gelukkig
dat hij in 2008 een achttal van mijn door Stella vertaalde gedichten
had opgenomen in Ylantron,
het letterkundig tijdschrift van de universiteit.
We aten in
de xenona, het gastenverblijf van de universiteit, tegenover het
Cultureel Centrum, in een ommuurde palmentuin. Over de muren groeide
weelderig bloeiende bougainville, die het zicht benam op de Turkse
uitkijkposten. We spraken over Stella, over haar vertalingen, over de
toekomst van het boek en over de minachting van de Nederlandse
overheid voor de studie van de 'kleine talen', het Nieuwgrieks in het
bijzonder. Wat verder ter tafel kwam, herinner ik mij niet meer. Toen
de tijd was aangebroken om college te geven, bood hij aan mij,
onderweg naar de faculteit, bij het hotel af te zetten. Ik sloeg dat
af. Ik ging liever lopen om van het oude Lefkosia te genieten en te
denken aan de bezoeken die ik met Stella aan Cyprus bracht. De reis
met de radio (Teleac-Not) en de keren dat we werkten aan de
bloemlezing en aan mijn Afrodite en Europa.
Cyprus is ongeveer de helft van Nederland en er wonen ongeveer
evenveel mensen als in Amsterdam, schat ik. In de literaire wereld
kent iedereen iedereen. Dat betekent hechte vriendschappen, maar ook
haat en nijd. Niet dat het een mijnenveld was, maar er dienden hier
en daar wat klippen omzeild en gevoeligheden ontzien om de nodige
medewerking te krijgen. Wij werden geholpen door het ministerie van
cultuur, waar de dichter Jorgos Moleskis veel contacten voor ons
legde, ook met Turks-Cypriotische schrijvers. Het bepalen van de
inhoud was grotendeels Stella's werk. Ze heeft tijdens en na die
bezoeken ongelooflijk hard gewerkt. Daarom is het jammer dat ze het
oordeel van Pieris over het boek: 'Verreweg de beste bloemlezing die
tot nu toe is verschenen,' niet meer heeft kunnen horen. In Nederland
werd er, behalve in de kring van Nieuwgriekse studiën en in Meander,
volstrekt geen aandacht aan geschonken. Het boek werd uitgegeven door
Kruispunt in Brugge. Brugge, dat was voor menig ontvanger van een
recensie-exemplaar reden om het direct door te sluizen naar De
Slegte.
Na dat
congres ben ik niet meer op Cyprus geweest, al blijf ik de
gebeurtenissen op dat bijzondere, en kwetsbare, eiland volgen. Ik heb
een uitnodiging van Pieris en van verschillende andere Cypriotische
collega's en vanuit Thessaloniki is het aanzienlijk korter en veel
goedkoper vliegen dan vanuit Nederland, maar ik moet een aanleiding
hebben. Iets dat mij doet besluiten: ja nu! De hereniging van het
eiland zou een mooie aanleiding zijn, maar ik vrees dat die nog vele
jaren op zich laat wachten, als het er ooit van komt. Ik zal zelf een
aanleiding moeten verzinnen, want ik wil weer zwerven door dat
schilderachtige, oude Lefkosia, waar ik op een plein bij een moskee
werd verrast door een van de zeldzame stortbuien die op Cyprus
vallen. Ik kon nog net een kroeg aan de overkant halen voor de
zondvloed kwam. Daarna was de buurt een en al bloemengeur. Soms ruik
ik die weer, als ik van Stella droom.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten