Ik zit in
het café en merk opeens dat de tsipouro mijn keel irriteert. Ik
besteed er weinig aandacht aan. Het zal een koudje zijn. De
fruitvliegjes zijn hinderlijker. Als ik hen zat ben en de tsipouro
toevallig ook op is, vertrek ik. In de taxi naar huis vraag ik of het
raampje dicht mag. Koudje gevat. Dat heb je nu met het invallen van
de herfst de avonden koeler worden. Je weet niet hoe je je moet
kleden: met vierentwintig graden de deur uit, met veertien graden
terug. Ging de zon maar niet onder! Een ijdele wens, behalve als je
in onherbergzame, noordelijke streken woont, maar een half jaar
daglicht en een half jaar nacht is een uiterste waar ik ook geen heil
in zie. Afgezien van de koude is de drank er niet te betalen.
Scandinavië schijnt prachtig te zijn, maar wat heb ik te zoeken in
een streek waar het meestal ijzig is, de drank peperduur en waar men
zich, vrees ik, stipt aan het rookverbod houdt?
's Morgens
staat mijn keel in brand. Godverdegodver, denk ik, het zal toch niet
weer faringitis zijn? De laatste keer overviel mij dat bij een dame
in Eindhoven met wie ik toen weleens het bed deelde. Dan wil je je
flinker voordoen dan je bent. Het eindigde met een nachtelijk bezoek
aan de huisartsenpost en de noodapotheek. Nu ja, eindigde, toen begon
de oplossing. In dacht nog, dat komt ervan als je in een oord als
Eindhoven overnacht en je ook nog eens een mevrouw wil beslapen. Dat
daar toen weinig van kwam, zal niemand verbazen.
Griekenland
kent geen systeem van huisartsen. Je gaat voor iedere scheet die
dwars zit naar een specialist. Er is een gezondheidscentrum in de
buurt, waar een KNO-arts, een kordate dame van Armeense afkomst, mij
ooit verloste van een prop in mijn oor. Ik hoefde nog geen tien
minuten te wachten tot ze mij grondig onderzocht, tot mijn oren aan
toe. KNO ten voeten uit. Geen faringitis, maar stomatitis was het
oordeel. Het klonk geruststellend, maar ondertussen was slikken even
pijnlijk. Ik kreeg een recept en het congé
om vijf dagen geen alcohol te drinken en niet te roken.
Na mij drie
dagen te hebben opgesloten in het Schrijfhuis, de enige plek waar
stipte navolging van het congé
is gegarandeerd, ben ik weer in het café verschenen. Je begint je
praatje te missen, ook al gaat dat vaak over niets. Het zit er vol
kwetterende studentes. Er wordt gerookt bij het leven. De
fruitvliegjes zwieren dat het een aard heeft. Ik zit aan mijn tweede
sigaar en mijn eerste glas bier. Soms wil je je flinker voordoen dan
je bent. Morgen zien we wel weer. Tenslotte is dit Eindhoven niet.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten