woensdag, oktober 09, 2013

Bij een foto (21)





De winkel van mijn grootvader, aan de Vrieseweg, ergens in de jaren vijftig. Links van de poort naar de Blekershof. Wij woonden er rechts van, op nummer 33. Op de gevel staat huisnummer 21. De foto moet dus zijn genomen voor de vernummering van de huizen. Daarna was Vrieseweg 21 de woning van tante Christien, waar ik dagelijks uit school langsliep om een chocoladeflik. Twee dingen die mij opvallen: de rij metalen punten op het kozijn, bedoeld om te voorkomen dat klaplopers er een sigaretje gingen zitten roken, en de haast militaire orde van de etalage. Het zal in die tijd gewoonte zijn geweest, ik weet het niet, om alles zo keurig uit te stallen. Mijn grootvader deed dat niet zelf, om de zoveel tijd kwam er een etaleur, een beroep waarvan ik mij afvraag of het nog bestaat.

Het moet tegen de kerst zijn geweest, gezien de licht speelsere, zeg maar gedurfde, achtergrond. Vandaar waarschijnlijk ook de rij flessen advocaat van de Zwarte Kip. Advocaat, een goedje waarmee ik in de loop van de tijd zulke warme banden heb ontwikkeld, dat ik het niet meer in huis haal. Er zijn tijden geweest dat 'een glaasje' automatisch betekende dat ik voor het gemak de rest van de fles ook maar leeg lepelde. De gedachte aan advocaat maakt nog steeds een Pavlov-reactie bij mij los. Ik heb weleens horen vertellen dat prins Bernhard eveneens verzot was op advocaat, maar of hij het zo bont maakte als ik, is mij niet bekend. Het schildje bovenin het raam toont dat mijn grootvader was aangesloten bij de NGV, de Nederlandse Grossiers Vereniging, die in 1964 opging in de A&O. De winkel was toen al overgegaan in handen van mijn tante, die tot eind jaren zeventig een A&O supermarkt dreef aan de Vrieseweg. Niet meer in de kleine, originele winkel, maar in een van de panden waar nu de firma Molenaar, in witgoed, is gevestigd.

Het groot uitvallende woord ZUIVELPRODUCTEN dekte maar een deel van de lading. Grootvader was melkboer en kruidenier. Hij deed 's morgens de melkronde, met alles wat daarbij kwam kijken. Eén van zijn dochters, eerst tante Jeanne, de oudste, daarna tante Pieta, de jongste, dreef met behulp van een winkelmeisje de kruidenierszaak. Opa was middenstander uit noodzaak, om zijn gezin, vrouw en vijf kinderen, te onderhouden. Liever had hij, evenals zijn vader, een café uitgebaat, maar daar stak mijn verstandige oma, denkend aan haar vier dochters, een stokje voor. Vanaf zijn twaalfde tot zijn drieëndertigste was opa varensgezel. Eerst op de binnenvaart, daarna op zee. Daar lag zijn ware liefde. Dat bleek toen hij begin jaren zestig op straat door iemand van De Dordtenaar werd geïnterviewd en gevraagd naar zijn beroep antwoordde: 'Ik heb mijn hele leven gevaren.'

©Kees Klok

Foto: collectie auteur



Geen opmerkingen: