De
winkel van mijn grootvader, aan de Vrieseweg, ergens in de jaren
vijftig. Links van de poort naar de Blekershof. Wij woonden er rechts
van, op nummer 33. Op de gevel staat huisnummer 21. De foto moet dus zijn genomen voor de vernummering van de huizen. Daarna was Vrieseweg
21 de woning van tante Christien, waar ik dagelijks uit school
langsliep om een chocoladeflik. Twee dingen die mij opvallen: de rij
metalen punten op het kozijn, bedoeld om te voorkomen dat klaplopers
er een sigaretje gingen zitten roken, en de haast militaire orde van
de etalage. Het zal in die tijd gewoonte zijn geweest, ik weet het
niet, om alles zo keurig uit te stallen. Mijn grootvader deed dat
niet zelf, om de zoveel tijd kwam er een etaleur, een beroep waarvan
ik mij afvraag of het nog bestaat.
Het
moet tegen de kerst zijn geweest, gezien de licht speelsere, zeg maar
gedurfde, achtergrond. Vandaar waarschijnlijk ook de rij flessen
advocaat van de Zwarte Kip. Advocaat, een goedje waarmee ik in de
loop van de tijd zulke warme banden heb ontwikkeld, dat ik het niet
meer in huis haal. Er zijn tijden geweest dat 'een glaasje'
automatisch betekende dat ik voor het gemak de rest van de fles ook
maar leeg lepelde. De gedachte aan advocaat maakt nog steeds een
Pavlov-reactie bij mij los. Ik heb weleens horen vertellen dat prins
Bernhard eveneens verzot was op advocaat, maar of hij het zo bont
maakte als ik, is mij niet bekend. Het schildje bovenin het raam
toont dat mijn grootvader was aangesloten bij de NGV, de Nederlandse
Grossiers Vereniging, die in 1964 opging in de A&O. De winkel was
toen al overgegaan in handen van mijn tante, die tot eind jaren
zeventig een A&O supermarkt dreef aan de Vrieseweg. Niet meer in
de kleine, originele winkel, maar in een van de panden waar nu
de firma Molenaar, in witgoed, is gevestigd.
Het
groot uitvallende woord ZUIVELPRODUCTEN dekte maar een deel van de
lading. Grootvader was melkboer en kruidenier. Hij deed 's morgens de
melkronde, met alles wat daarbij kwam kijken. Eén
van zijn dochters, eerst tante Jeanne, de oudste, daarna tante Pieta,
de jongste, dreef met behulp van een winkelmeisje de kruidenierszaak.
Opa was middenstander uit noodzaak, om zijn gezin, vrouw en vijf
kinderen, te onderhouden. Liever had hij, evenals zijn vader, een
café
uitgebaat, maar daar stak mijn verstandige oma, denkend aan haar vier
dochters, een stokje voor. Vanaf zijn twaalfde tot zijn
drieëndertigste was opa varensgezel. Eerst op de binnenvaart, daarna
op zee. Daar lag zijn ware liefde. Dat bleek toen hij begin jaren
zestig op straat door iemand van De Dordtenaar werd geïnterviewd en
gevraagd naar zijn beroep antwoordde: 'Ik heb mijn hele leven
gevaren.'
©Kees
Klok
Foto: collectie auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten