Aan
de tafel bij het raam zit een meisje onafgebroken te
telefoneren. Ze rookt een sigaret, drinkt af en toe wat rode wijn
en houdt haar blik gericht op de steeg. Ze heeft lang, donker haar,
zoals de meeste meisjes hier. Er zijn er die hun haren blond verven.
Soms staat dat, zelf vind ik het origineel meestal bekoorlijker. Een
studente. Haar toon is zacht, bescheiden. Waar ik zit, aan de
stamtafel, is haar stem nauwelijks te horen. Dat is bijzonder. De
meeste mensen zijn gewend elkaar te beschreeuwen, zodat een gewoon gesprek al snel
lijkt op een flinke ruzie.
Het
is vroeg op de avond. Ik ben even binnengerold voor een borrel, om de
tijd te doden tot mijn afspraak met de weduwe van een bekende, te
jong gestorven dichter. Dat is alweer twintig jaar geleden, dat
overlijden. Ik herinner mij een grote, ernstige man met grijs haar en
een mager, getekend gezicht. Stella en ik waren op bezoek om zijn
medewerking aan een tijdschrift te vragen. Hij leek mij erg oud, maar
inmiddels ben ik zes jaar ouder dan hij op de dag van zijn dood,
enkele maanden na ons bezoek. Mijn baard is grijs, maar ik voel mij
meestal drieëntwintig.
Het
meisje is eindelijk uitgepraat. Met haar telefoon in de ene hand en
het glas wijn in de andere, komt ze aan de stamtafel zitten. Ze
blijkt Agoritsa te kennen, die vandaag het etablissement gaande
houdt. Altijd in salwar kameez, al is dit het uiterste westen van het
oosten, waar gehakt nog net kimá
heet. Het meisje heeft een zorgelijke, wat peinzende oogopslag. Ze
stelt zich voor en glimlacht heel even als ze hoort waar ik vandaan
kom. Even later, als ik opsta om naar mijn afspraak te gaan, geeft ze
mij een briefje met haar telefoonnummer. Ik berg het op bij de andere
briefjes met telefoonnummers. Bij al die andere vertwijfelde, jonge
mensen die naar Nederland willen, omdat hier de toekomst inktzwart
boven de bergen hangt.
©Kees
Klok
1 opmerking:
ingetogen, sfeervolle "kronkel" - mooi hoor Kees!
Een reactie posten