Toen
ik Marion leerde kennen, woonde ik in het krotje in de Marcellus
Schampersstraat, dat ik voor een prikje had gekocht. Van een getuige
van Jehova, die, overtuigd van de spoedige ondergang van de wereld,
aan onderhoud niets had gedaan. Met Annemarie, mijn eerste vrouw,
knapte ik het op, met veel oranje en bruin. Er was geen douche. Die
hadden we niet nodig met mijn ouders op loopafstand.
Na
een jaar koos Annemarie haar eigen weg. Twee jaar bleef het
voornamelijk stil in de Marcellus Schampersstraat. Even deelde ik het
huis met een neef uit Engeland, tot hij introk bij een vrouw uit de
beeldende kunst. Toen ik Marion leerde kennen was het zo'n meisje dat
het liefst rafelige spijkerbroeken en versleten t-shirts droeg. Ze
was zowel vrijgevochten als aandoenlijk aanhankelijk. Hoewel tien
jaar ouder, vond ik dat we goed bij elkaar pasten.
Zij
zocht contact. Er lag een gedicht op de deurmat. Ik was gevleid. Zij
werd muze en rechterhand in praktische zaken. Als het dak lekte, klom
zij erop om het te repareren. Zij schroefde de knip op de
achterdeur, die niet op slot kon. We hadden enkele mooie jaren,
daarna spraken we elkaar nog weleens in Visser of Pictura. Ze stierf
jong. Ik kon niet op de begrafenis zijn. Het deed meer pijn dan
verwacht.
©Kees
Klok
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten