Ik
zit met vrienden te eten. In een toren, een koker gemaakt van glas en
staal. Wij zitten op de achttiende verdieping en kijken uit over het
oneindig laagland. We zien een snelweg en het stadion van Ajax. Voor
het stadion is het een rommeltje van huizen en bedrijfsgebouwen. We
zien ook een meer. Ik weet niet welk meer en dat met een negen voor
aardrijkskunde. Ooit.
Vanaf
onze tafel kijken we op een gevangeniscomplex. Een jeugdgevangenis, zegt iemand. Als het donker wordt gaan achter zeer smalle ramen de
lichten aan. Daar zit een jong boefje, denk ik, en daar en daar. Je
kunt niet iedere crimineel zomaar zijn gang laten gaan, maar ik
geloof niet echt in de heilzame werking van gevangenisstraf.
Misschien moeten we terug naar het schandblok met de rotte tomaten en
eieren.
Het
landschap verandert in een lichtspel. Ik ben een laag-bij-de-gronds
mens. Op grote hoogte dineren, op een achttiende verdieping van glas
en staal, is een aanslag op mijn zenuwgestel. Ik moet mijn
hoogtevrees onderdrukken. Ik verwacht vannacht angstdromen van staan
op een richel met aan mijn voeten een peilloze diepte. De vrienden
die ons hebben uitgenodigd pakken groots uit. Het ene gerecht na het
andere, terwijl de wijn almaar blijft vloeien. De alcohol dempt de
angst. Dankbaar blijf ik drinken.
©Kees
Klok
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten