vrijdag, april 29, 2016

Iedere dag vrijdag




Ik ben geen principieel vegetariër, maar wel eet ik steeds minder vlees. Veel soorten vind ik eenvoudig niet lekker, van vetranden gruw ik en van botten eraan lopen de rillingen over mijn rug. Nu ja, bij wijze van spreken. Koeien vind ik mooie, menselijk nieuwsgierige beesten, varkens charmant slim en schapen en geiten grappig. Dat soort dieren moet je eigenlijk niet eten. Kippen zijn er voor de eieren en bovendien barst een groot deel van de antibiotica. Toch eet ik soms vlees. Bijvoorbeeld als ik te gast ben bij iemand die erg zijn of haar best heeft gedaan om mij iets voor te zetten. 'Was het maar een visje,' denk ik dan weleens, want bij mij mag het iedere dag vrijdag zijn, met een knipoog naar Gerard Reve. Die verdomde graten neem ik op de koop toe.

Ik vind het geen probleem dat mensen vegetariër zijn. Ik heb wel moeite met de dweepzucht en de zendingsdrang van sommige vegetariërs. Mensen voor wie het vegetarisme het ware geloof is geworden, waar we allemaal aan moeten. In die kringen vind je niet zelden ook anti-rookterroristen en kwakzalfgevoeligen, die geloven dat je kanker kunt genezen met een hap koenjit. Dat die ziekte toch nog voorkomt in bijvoorbeeld Indonesië, ligt dan niet aan de koenjit, maar aan het gebrek aan 'positiviteit' van de slachtoffers, die niet in het wondermiddel geloven. Dat soort overtuigden is niet ver verwijderd van het achterlijk deel der mensheid dat gelooft dat gemalen neushoornhoorn het libido vergroot.

Het menselijk brein is een wonderbaarlijk, maar moeilijk te doorgronden fenomeen. De knapste vindingen tot heil van de homo sapiens komen eruit voort. Gelukkig maar, anders had ik mijn hartstilstand niet overleefd. Het is echter ook een labyrint met schrikwekkende krochten en duistere nissen. Daar schuilt de achterlijkheid, de kwijlende, zwakzinnige tweelingbroer van de verlichte mens. Net als iedere volwassen burger heeft hij kiesrecht.

Foto: auteur



maandag, april 25, 2016

Ruin




Zomer 1955. Ik zit voor het eerst van mijn leven op een paard. We zijn op bezoek bij tante Pie, weduwe en zus van mijn grootmoeder, op haar boerderij in de Mookhoek, achter 's Gravendeel. In mijn ogen toen een wereldreis vanuit Dordrecht, nu een eenvoudig fietstochtje door de Kiltunnel. Het meisje achter mij moet mijn achternichtje Coby zijn, een kleindochter van tante Pie. Zij werd later heel goed in kunstschaatsen. De arm die het paard vasthoudt, is die van Jan de Geus, die toen al sinds mensenheugenis op de boerderij werkte. Na het jong overlijden van haar zoon, mijn oom Jan, de vader van Coby, verkocht tante Pie de boerderij, die altijd 'stee' werd genoemd, wat ik als stadsjochie niet begreep. Ze ging verderop wonen, in een huisje waarvan Jan de Geus tot op hoge leeftijd de tuin onderhield. Hij woonde toen niet meer in de Mookhoek, maar in een bejaardenhuis in 's Gravendeel. 'Op 's Gravendeel,' zeiden we in de familie. We zeggen ook altijd 'op Zwijndrecht.' Jan verveelde zich naar eigen zeggen in het tehuis en deed de tuin om wat om handen te hebben.

Soms ging ik met mijn moeder een paar dagen op de boerderij logeren. Jan was daar mijn grote vriend. Twee keer per dag mocht ik mee naar de wei, waar hij de koeien ging melken. Toen ik wat ouder was, leerde hij mij het melken, dat nog helemaal met de hand ging. Zat je op een krukje naast zo'n enorm beest. Ik droom nog weleens van zo'n zwiepende staart. Een andere vriend was Benno de Sint Bernhard. Een bijzonder dier. Soms mocht ik als kleuter op zijn rug rijden, maar de postbode durfde het erf niet op, want Benno had een enorme hekel aan uniformen. Als het warm was had hij daar erg last van en lag hij het liefst de hele dag ergens in de schaduw.

Erg bang was ik van de stier. Die stond altijd op stal, aan een ketting. Soms hoorde je hem woest snuiven en stampen. Op een dag brak hij los en rende hij over de dijk. Ik durfde niet naar buiten, tot Jan de Geus het hek in de wei open zette. De koeien sjokten daarna op de automatische piloot naar de stal, met de stier er likkebaardend achteraan. Zo werd hij weer gevangen. In de schuur, naast de stal, stond een arrenslee, die 's winters, als het voldoende had gesneeuwd, door het paard werd getrokken. Het paard was een ruin. Pas veel later leerde ik wat dat woord betekende.


Foto: archief auteur





vrijdag, april 15, 2016

Het zwaard van Damocles







De eerste die aan het begin van de crisis al direct de deuren sloot, was de kleine buurtsuper aan de overkant. Een winkel die nooit goed liep, want de eigenaar was niet bepaald een zakenman. Hij verkocht nogal wat spullen die over de houdbaarheidsdatum waren en ook vaak 'nee,' maar hij was tot laat in de avond open. Dat was handig voor de vergeten boodschap en voor als het bier of de wijn onverwacht op raakten. De volgende was de groothandel in koffie en thee. Daarna sloot de schoenmaker zijn werkplaats, maar dat had weinig met de crisis te maken. Hij ging dood aan een enge ziekte

In de jaren daarna greep het verval meer en meer om zich heen: het café aan de beek, waar je op zomeravonden op het terras kon genieten van het driftige gekwaak van de kikkers; de man die batterijen en lampen verkocht en de timmerman in de Vassiliadesstraat; de kledingzaak van Orfanidis. Soms kwam er een goedkope snackbar voor in de plaats, die niet zelden weer even snel geruisloos verdween. Tot ik zelf het Schrijfhuis en de buurt verliet. Met pijn in mijn hart, maar soms veroorzaakt te lang aan iets vasthouden nog meer pijn.

Iedere keer als ik naar Thessaloniki reis, vraag ik mij af of mijn stamcafé, Loxias, nog bestaat. Ze leiden er een precair bestaan, achtervolgd door schulden en een al dan niet afnemende klandizie, die in ieder geval steeds minder te besteden heeft. Het is nog altijd een schuilplaats voor de alledaagse ellende van de crisis, maar voor hoe lang? Ik drink mijn koffie en kijk naar een paar studentes, die hard aan het werk zijn om hun dromen te laten uitkomen. Ergens ver over de grens, in een ongastvrij en steeds vijandiger Europa.

Foto: auteur



vrijdag, april 08, 2016

Sodom en Gomorra




Ik heb sleep mij omhoog naar café Propyleion, onder de Byzantijnse muren van de bovenstad. Een serie steile trappen op, die, naarmate ik hoger kom, een steeds magischer uitzicht bieden op Thessaloniki, de baai en de met dit verrassend heldere weer goed zichtbare Olympus. Over magistraal gesproken. Als de Olympiërs in een goed humeur zijn, of een dagje op excursie, gunnen ze ons soms een blik op hun troon. De sneeuw op het massief straalt een ongereptheid uit, die sterk contrasteert met het mierennest van beton, steen en asfalt aan mijn voeten.

Ik probeer mij vaak voor te stellen hoe het leven in een andere tijd moet zijn geweest. Ik ben niet voor niets historicus geworden. Ik ga niet helemaal mee in de zoektocht van Leopold von Ranke naar 'wie es eigentlicht gewesen is,' maar ik ben wel gecharmeerd van historical reenactment. Ik weet het, ook dat berust op een interpretatie, dat is nu eenmaal onvermijdelijk, maar ik houd van deze manier van je inleven in een vroegere periode. Ik ben afgestudeerd in de contemporaine geschiedenis, maar ik voel me soms een achttiende-eeuwer en even graag verblijf ik in nog vroeger tijden, zoals het achtste-eeuwse Engeland, of in de oudheid in Hellas of Rome.

Het Romeinse rijk viel aan het einde van de vierde eeuw uiteen in een West en een Oost Romeins rijk. In diezelfde periode kreeg het christendom het Oost-Romeinse rijk in haar greep. Wij spreken dan van Byzantium, een naam die door latere historici is bedacht. Als ik zou moeten kiezen tussen Hellas of Byzantium, koos ik Hellas. Ik heb een ongemakkelijk gevoel bij de komst van het christendom. Het is alsof er een zonsverduistering plaatsvond, waarna de wereld nooit meer zo helder en sprankelend werd als voorheen. Dat in sommige kringen hoog wordt opgegeven van de zogenaamde joods-christelijke waarden, neemt niet weg dat de god van de christenen zich in de bijbel toch vooral manifesteert als een wrede, nietsontziende, woestijntiran. Het oude testament staat bol van moord, doodslag en gelukkig ook de nodige seks. Alle mooie woorden en vermeende wonderen van de timmermanszoon uit Nazareth in het nieuwe testament hebben niet voorkomen dat christenen zich bij tijd en wijle extreem bloeddorstig hebben gedragen.

Langzaam begint de lucht dicht te trekken en verdwijnt de Olympus in de wolken. De oude Grieken konden er ook wel wat van, van moord en doodslag. Niets menselijks was hen vreemd. Hun goden hadden dezelfde deugden en ondeugden als de mens. Daardoor zijn ze beter te begrijpen dan die zogenaamd barmhartige Heere, die toornig Sodom en Gomorra verwoestte. Steden waarin menige Griekse god zich uitstekend zou hebben vermaakt.

Foto: auteur






vrijdag, april 01, 2016

Tweede Dordtse Middag van het Korte Verhaal


Thisgirlslife Ilona (foto: Kees Klok) 


Tweede Dordtse Middag van het Korte Verhaal

Op zondag 17 april vindt in galerie De Compagnie aan de Kuipershaven 21 te Dordrecht de tweede Dordtse Middag van het Korte Verhaal plaats. De middag wordt georganiseerd om het publiek nader kennis te laten maken met het fenomeen kort verhaal, dat in de laatste jaren steeds meer in de aandacht is gekomen, wat ondermeer blijkt uit het instellen van diverse prijzen, zoals de A.L. Snijders Prijs en de J.M.A. Biesheuvel Prijs. Een zevental schrijvers zal voorlezen uit eigen werk. De muzikale omlijsting is in handen van de bekende Dordtse singer-songwriter Thisgirlslife Ilona.

De middag, die wordt georganiseerd en gepresenteerd door schrijver Kees Klok, in samenwerking met uitgeverij Liverse en galerie De Compagnie, begint on 13.00u. De toegang is gratis.

De optredenden schrijvers zijn (in alfabetische volgorde):

Mohammed Benzakour (Marokko, 1972) is schrijver, socioloog én imker, expert in de kosmos en: ‘de enige Reviaan van Marokkaanse origine’. Hij geniet faam als eigenzinnige opiniemaker over hoofdzakelijk kwesties op het breukvlak van culturen en religies. Met zijn boek 'Abou Jahjah, nieuwlichter of oplichter?' (2004) bracht hij in kaart hoe tendentieus in Nederland en België met het politieke fenomeen Dyab Abou Jahjah zijn omgesprongen. In 2005 verscheen Osama’s Grot – een sprankelende bundel beschouwingen en columns op het breukvlak van twee culturen. Zijn publicaties leverden hem o.a. de El Hizjra Literatuurprijs (poëzie) op, de Amsterdamse Media Prijs (1999), en later de Zilveren Zebra (2001). In juni 2005 werd hij door het Humanistisch Vredesberaad i.s.m. het Huis van Erasmus bekroond met de prijs Journalist voor de Vrede 2005/2006. In september 2008 verscheen zijn laatste bloemlezing ‘Stinkende Heelmeesters’ bij uitgeverij De Geus – waarvoor hij genomineerd werd voor de E. du Perronprijs 2010. In 2013 publiceerde hij ‘Yemma’, over zijn invalide moeder, waarmee hij de E. du Perronprijs won. In oktober 2015 volgde 'De Koning Komt,' een roman over een jongeman die op zoekt gaat naar een bruid in Afrika, maar terugkomt met een pratende ezel.

René van Densen (1978) is schrijver, dichter en zelfverklaard mafkees. Tot dusver publiceerde hij elf boeken met proza, poëzie, korte verhalen en strips. In het verleden was hij Nachtburgemeester van Tilburg. Als u hem zoekt op Google, komt u enkel gekkigheid tegen. In 2015 vond hij een nieuwe vertelvorm uit, waar hij op de Dordtse Middag van het Korte Verhaal over vertelt en enkele voorbeelden van zal voordragen. Schrik niet van zijn jas, het is een vredesjas.

Jan van der Geer (Dordrecht, 1949) publiceerde in Avenue literair, Letteriek, Herman, Kruispunt en Ballustrada. Hij was redacteur van cultureel jeugdblad BY en mede-oprichter van de roemruchte stichting Bobby Kinghe. In 2012 publiceerde hij bij uitgeverij Liverse de dichtbundel Niemand verdwijnt. In 2014 verscheen bij dezelfde uitgever de verhalenbundel Wakker in een Droom.

Wim Jilleba (Dordrecht, 1928). In 2007 verscheen zijn boek 'Buitenlander in vijandig land,' waarin hij vertelt over zijn ervaringen tijdens de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog. In 2010 verscheen van zijn hand 'De Contra Inlichtingendienst tijdens de Koude Oorlog,' gelijktijdig met de bundel 'Het kan zo weer gebeuren,' gedichten die betrekking hebben op zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog en zijn tijd als dienstplichtige in voormalig Nederlands-Indië. In 2011 verscheen bij uitgeverij Liverse de dichtbundel 'Drie Stromen.'

Leen Raats (Antwerpen, 1984), freelance copywriter en journalist. Zij publiceerde in 2015 haar prozadebuut ‘Barst’ bij uitgeverij Liverse. Een van de verhalen uit die bundel verscheen ook in de bundel ‘Kort & Goed’ van AFdH-uitgevers en werd opgenomen in de Nederland Leest-bundel, waarvan in november 2015 zo’n 400.000 exemplaren werden verspreid. Onlangs werden haar verhalen nog geprezen door A.L. Snijders, in het televisieprogramma De Wereld Draait Door. Op de Dordtse Middag van het Korte Verhaal zal ze enkele zeer korte verhalen uit ‘Barst’ voorlezen.

Ina Rogge (Emmen, 1958) is sinds 1995 woonachtig in Dordrecht. Zij is werkzaam geweest als socio-therapeute in de psychiatrie. Tegenwoordig schrijft ze korte verhalen en wekt ze aan een kinderboek. Zij is medewerkster van het Dordtse kunstenaarscollectief DOOR. Ze is daar medeverantwoordelijk voor persberichten over de evenementen. Binnenkort verschijnt er een bundel korte verhalen bij uitgeverij Liverse, over haar rondzwervingen door India en andere landen.
Linda Wouters (Sevenoaks, 1955) werkt als ambulante begeleider in het onderwijs. In haar vrije tijd schrijft zij korte verhalen en gedichten over haar werk en de mensen die ze ontmoet. Als journalist schrijft ze voor een wijkkrant in Dordrecht. Met haar verhaal 'Inburgeren' heeft ze de eerste prijs behaald in een verhalenwedstrijd van de schrijfster Lulu Wang. Met verschillende andere verhalen en gedichten viel ze in de prijzen. Op dit ogenblik werkt zij aan een boek over het markante leven van de Dordtse muzikant en kunstenaar David Rodriguez. Zij zal enkele recent geschreven korte verhalen voordragen op de Dordtse middag van het korte verhaal.
Datum: 17 april 2016
Plaats: Galerie de Compagnie, Kuipershaven 21, Dordrecht
Aanvang: 13.00u
Entree: gratis