zondag, december 30, 2012

Lachen


In mijn laptop zit een foto van een paar jaar geleden, toen ik nog lesgaf op het Stedelijk Dalton. Hij is genomen op een galafeest, na het eindexamen van Vwo-6. Ik sta grijnzend in het midden met een glas wijn en word geflankeerd door twee lachende meisjes in mooie avondjurken. Ik word vaak gefotografeerd met een glas in de hand. Het ene meisje is inmiddels advocaat, het andere heeft zich tijdens haar studie opgehangen. Het is nog steeds een raadsel waarom. Als ik die foto zie, moet ik steeds weer denken aan haar begrafenis en aan hoe haar dood mij aangreep.

Toen Stella ziek werd en na drie maanden overleed, was er een groep meiden uit Vwo-6 die mij regelmatig een hart onder de riem stak. Zij leefden erg mee, ook dat meisje. Ik ben hen daar nog steeds dankbaar voor. Dan wil je weten wat zo'n kind er toe heeft bewogen haar hoofd in een strop te steken en er een einde aan te maken. Toen Die Leiden des jungen Werthers verscheen, in 1774, ging er een golf van zelfdodingen door Europa. Dat meisje was intelligent en belezen, maar of zij de junge Werther kende, weet ik niet.

Het heeft weken aaneen geregend, maar vandaag is een droge dag voorspeld. Nu en dan glimpt een bleke zon over Queen's Gate Gardens. Het zicht op de bladerloze bomen herinnert aan de dood. De laatste keer dat ik in dit hotel verbleef was voor de begrafenis van mijn Londense neef. Na de plechtigheid, waarop ik namens de Nederlandse familie sprak, vierden wij, zoals de Engelsen doen, zijn leven in de bar van dit hotel. De eigenaar is een van zijn oudste vrienden. De viering liep dranktechnisch nogal uit de hand. Zo hielden wij de dood op afstand. Een schijnoverwinning. Vandaag is het vijf jaar geleden dat Stella overleed. Vandaag houd ik de dood buiten de deur door een flinke 'Boxing Day walk,' een voetbalwedstrijd (Fulham-Southampton) en een etentje na afloop, waarbij ik Morris weer spreek. Morris is de negentigjarige schoonvader van mijn Londense neef. Hij loopt nog met ferme tred en zit boordevol anekdotes uit zijn oorlogsjaren bij de Royal Navy. Als hij lacht, lacht hij als een twintigjarige. Twintig was dat meisje toen ze stierf. Op die foto lacht ze even aanstekelijk.

©Kees Klok


vrijdag, december 28, 2012

A Christmas Carol


Op eerste kerstdag gaat Londen een klein beetje dood. Er is geen enkele vorm van openbaar vervoer, behalve taxi's. Wat al die buitenlandse bezoekers, die vanmorgen in mijn hotel aan het ontbijt zaten, vandaag aan moeten, is mij een raadsel. Vrijwel alle horeca laat het ook afweten. Een merry christmas vinden de Engelsen dat. Er hangt een dreigende lucht boven Queen's Gate Gardens. In grote delen van het land is wateroverlast vanwege het zondvloedachtige weer. Overal waar je komt zie je mensen met rode kerstmutsen. Zelfs gisteren bij de het inchecken voor de Eurostar, al was dat nog net Brussel. Het ontbrak er nog maar aan dat de stoere mannen van de UK Border Control zo'n ding opzetten. Ze controleren streng, die Engelsen. Voor je de Eurostar ingaat en weer na aankomst. Uit alle luidsprekers golft Engelse of Amerikaanse kerstbagger. Sentimentele drek die treuriger stemt dan het druipende weer. Soms moet ik de neiging onderdrukken om luid het 'Jezus is geboren, halleluja, halleho. Jezus is geboren in een bakske vol met stro' van Urbanus aan te heffen.

Ik word voor het kerstdiner verwacht bij mijn Londense nicht. Tijdens het ontbijt heb ik een route uitgestippeld. Ik wil van Chelsea naar Fulham lopen. Dickens, schrijver van de beroemde Christmas Carol, was een groot wandelaar. Hij liep met gemak grote afstanden en soms in het holst van de nacht. Hij kende de weg. Ik verdwaal gemakkelijk. Gisteren nog liep ik van het metrostation Gloucester Road op weg naar mijn hotel weer precies de verkeerde kant op. Een behulpzame, jonge vrouw zonder kerstmuts, bracht mij op het goede spoor. Ik logeer wel vaker in dit hotel. Ik kan het mij gemakkelijk maken en een taxi nemen. Die zijn in Londen nog veel duurder dan in Nederland. Met kerst is er een surcharge. Ik kan bovendien de beweging goed gebruiken in deze week van eten en drinken.

Dickens kon soms behoorlijk sentimenteel zijn. Half geletterd Engeland in tranen door de dood van little Nell, bijvoorbeeld. Ik vraag mij af wat hij van de imbeciele grolligheid van die kerstmutsen zou hebben gevonden. Van dat dreinende 'I'm dreaming of a white Christmas,' of het trommelvliesschrompelende 'Jingle bells.' Samen met Charles Dickens Urbanus zingen, als dat eens had gekund! Voorlopig heb ik mijn wandeling voor de boeg, die ik schat op ongeveer een uur. Tenzij ik verdwaal. Dan moet ik de geest van Marley maar aanroepen en alsnog een taxi nemen. Desnoods met een kerstmuts achter het stuur. Scrooge betaalt.

©Kees Klok


zaterdag, december 22, 2012

donderdag, december 20, 2012

Late liefde


Ik lees de biografie van F.B. Hotz (Geluk kun je alleen maar schilderen) door Aleid Truijens. Hotz is een generatiegenoot van Kees Buddingh', Jan Eijkelboom en mijn vader. Een jaar ouder dan de eerste stadsdichter van Dordrecht en respectievelijk zes en vier jaar jonger dan mijn vader en Buddingh'. Hotz was geen dichter, wel een goed trombonespeler en een schitterend prozaschrijver. Vanaf zijn debuut in 1976 raakten mijn vader en ik verslingerd aan zijn verhalen. Mijn vader schreef toen columns in het blad van de Rotterdamse Schaakbond (en soms in Schakend Nederland). Ik leidde midden jaren zeventig een wat chaotisch bestaan in mijn Dordtse vriendenkring. Ik had net mijn eerste, kortstondige huwelijk achter de rug, was overdag een langharige schoolmeester in Hendrik-Ido-Ambacht en zoop mij 's avonds regelmatig een slag in de rondte in de populaire, maar idiote veronderstelling dat zulks goed was voor de dichterlijke inspiratie. Mijn vader werd door zijn kantoorbaan en door de hoon van sommige familieleden, een van zijn schoonzussen voorop, afgehouden van zijn schrijversambitie. Ik ben net aan het einde van Hotz zijn huwelijk. Hij zal nog het een en ander aan narigheid doormaken, maar ik moet het boek tijdelijk opzij leggen.

Via Visser en Centre Ville bereik ik het Dordrechts Museum. Daar is een conferentiezaal waar ik bijna een jaar geleden Griekse poëzie las, in een programma met de rebetikagroep Vinylio. Geschokt door de sfeerloze omgeving zijn de bandleden na afloop verder gaan spelen in een Grieks restaurant, waar de stemming er direct wel goed in zat. Daarna heeft het nog vele e-mails en een beschamend lange tijd geduurd voor de boekhouder van de gemeente Dordrecht hen het contractueel overeengekomen honorarium uitkeerde. De zaal leent zich beter voor lezingen, vergaderingen en debatten. Vanavond is er een debat. Een stadsdebat, georganiseerd door het lokaal journaille. Een debat over een belangrijke zaak: wel of geen nieuw stadion voor FC Dordrecht. Ik ben, met veel plezier, clubdichter van DFC, de oudste voetbalclub van Dordrecht en bijna van Nederland. De club van Kees Buddingh', maar ook van mijn overleden boezemvriend Gerrit de Wolf, die er ooit even in het eerste speelde. FC Dordrecht is de dochter van DFC. Op die dochter ben ik verliefd. Zij woont in een onderkomen dat weliswaar een geweldige sfeer heeft (dat ervoer ik pas weer op de noord-tribune bij FC Dordrecht – AZ), maar waaraan de tand des tijds voor onverantwoord verval aan het zorgen is. Voor mij is het een uitgemaakte zaak dat het nieuwe stadion er moet komen en dat de gemeente daarbij de helpende hand dient te reiken. Ik kom dat standpunt vanavond verdedigen. Ik betreed het museum daarom met de clubsjaal die ik van een oud-leerling kreeg (nog bedankt Alex Oldenziel), want dan is meteen duidelijk waarvoor ik sta. De organisatoren hebben rechtsfilosoof Thom Holterman als tegenstander van een nieuw stadion uitgenodigd. Deze vriendelijke geleerde houdt een betoog dat voor driekwart van de zaal te hoog gegrepen is en dat qua historische onderbouwing nogal rammelt. Dat krijg je als juristen zich met geschiedenis gaan bemoeien. Na het bevlogen antwoord van FC Dordrecht-voorzitter Ad Heijsman en de daarop volgende discussie, weten de voorstanders de zaal ruimschoots voor zich te winnen. De zaal is echter niet de gemeenteraad, maar als het nodig is, wil ik het ook in de raadszaal wel opnemen voor de club.

F.B. Hotz was eveneens een liefhebber van voetbal, blijkt uit de biografie. Hij ging als jong kind al met zijn opa naar de wedstrijden van het Leidse ASC. Dat was er bij ons niet bij. Mijn opa liep niet warm voor het voetbal en mijn vader had er ronduit een hekel aan. Mijn moeder dacht er anders over. Die luisterde, voor wij uiteindelijk televisie kregen, iedere zondagmiddag naar het voetbal op de radio. Ik luisterde als jochie mee en herinner mij nog de aansprekende namen uit die tijd, zoals Eddie Pieters Graafland, Abe Lenstra en Faas Wilkes. Toch is de echte liefde voor het spel bij mij pas laat gekomen, maar late liefde is bestendig en beklijft. Ook als het nieuwe stadion er onverhoopt niet zou komen.

©Kees Klok


zondag, december 16, 2012

Razende Bol


De donkere dagen voor kerst kleven aan de gevels en de kale bomen. Ergens op de kust bij Texel ligt een aangespoelde walvis dood te gaan. Hij beheerst al dagen het nieuws. Zelfs het uitmoorden van een basisschoolklas in de VS, door de zoveelste loslopende gek, heeft hem niet helemaal uit de media verdreven. Te zwaar om terug naar zee te worden gesleept, te zwaar om te overleven in ondiep water, ook al is het een zoogdier. Steeds als er een walvis aanspoelt is er sensatie, dat was al zo in voorgaande eeuwen. Als het dier leeft is de opwinding nog groter. Het blijkt een taai beest. Artsen hebben een slaapmiddel toegediend om hem sneller te laten sterven. De zee wikt, maar de mens beschikt. Hij leeft voort met een zekere hardnekkigheid. Straks zal zijn dood voor ruzie in de Kamer zorgen. De Partij voor de Dieren slijpt al de messen. Ondertussen bevoorraden de vuurwerkwinkels zich, omdat knallen met Oud & Nieuw zo leuk is voor de hond en de kat.

Ik zit in 'Grand-café Brinkman'. Op de bovenverdieping. Mijn vaste tussenstop als ik op weg ben naar een bijeenkomst van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. Ik ben onverwacht vroeg. De meeste wedstrijden van DFC zijn afgelast. Het was stil in het clubhuis, waar ik vanmorgen als vrijwilliger de bar bemande. 'Ga maar naar huis,' zeiden de dames van de keuken, 'wij doen de bar er wel bij.' Ik stuurde een sms-je aan M., oud-leerlinge en trouw lezeres van mijn boeken, met wie ik weleens koffie drink. M. antwoordde niet, zij heeft waarschijnlijk een vlucht, zodat ze nu aan de andere kant van de wereld boven een of andere krioelende metropool hangt. Ik heb geprobeerd A. te bellen, mijn bevriende Haarlemse schrijfster. Ik stuitte op het antwoordapparaat. Ik heb haar bericht waar ik zit en tot hoe laat, maar naarmate de tijd verstrijkt neemt de kans af om mee te drijven met haar speelse geest en te genieten van haar ogen. De ogen van A. zijn gedichten, al schrijft ze meestal proza.

Elektrische kaarsen en waxinelichtjes binden de strijd aan met de droefheid buiten. Daar, op de verregende Grote Markt, jubelt een Jezuskoortje huiveringwekkende liederen. Binnen is er niets van te horen, want de muziek staat onaangenaam hard. Brinkman is één van die etablissementen die aan sfeer zouden winnen als de geluidsboxen met de lorrenboer werden meegegeven. Het zal niet gebeuren. Het menselijk oor dient geprikkeld. Of het nu door te luide muziek is of door jammerverhalen over een zielige walvis op een zandbank die Razende Bol wordt genoemd.

©Kees Klok


dinsdag, december 11, 2012

Schrijversstad


Deze week is het een beetje Dordtse Boekenweek. Er worden door Uitgeverij Liverse maar liefst vier nieuwe titels gepresenteerd, terwijl aanstaande zondag in het Dolhuis het jaarlijkse festival Staalkaart van de Dordtse Poëzie plaatsvindt. Dat festival wordt georganiseerd door Peter M. v.d. Linden, die ook voor het publiek kookt. Waar wordt je door een dichter niet alleen poëzie, maar ook een heerlijke maaltijd voorgezet? Vorige week was er een presentatie van de Dordtse Schrijversloge. Het is dus eigenlijk een uitgebreide boekenweek. Zonder dat het grote publiek het beseft is Dordrecht steeds meer een stad van dichters en schrijvers aan het worden. Een deel van deze ambachtslieden van de pen heeft zich georganiseerd in voornoemde loge (die zich presenteert als een eeuwenoud, geheim genootschap, het ontgaat mij waarom, tenzij het een aardige vorm van publiciteit zoeken is). Een ander deel is verenigd in de Dordtse Dichterskring, maar buiten deze twee treffen we ook talentvolle dichters en schrijvers, zoals Wim Jilleba, Jan v.d. Geer, Danny Kroonen en Marianne v. Aperen. Dordt staat van oudsher bekend als een stad van schilders. Terecht, al is de stad niet meer zo mooi als in de 19e eeuw, toen Jongkind het Groothoofd schilderde en Willem Witzen in een bootje door de havens roeide om de karakteristieke watergevels te tekenen. De beeldende kunst is traditioneel een sterke sector, maar daarnaast is Dordrecht als schrijversstad in opkomst. Het is niet meer de stad waar alleen Top Naeff, Kees Buddingh' en Jan Eijkelboom voor vol werden aangezien. En Wim de Vries voor de helft, al was dat ten onrechte.

Op donderdag 13 december presenteert Liverse mijn boek Op koers, een bundel verhalen en cursieven. Dat gebeurt om 17.00u in poffertjessalon Visser, een van de sfeervolste cafés van Dordrecht. Mensen van buiten Dordt denken bij poffertjessalon weleens aan een soort kermistent, maar bij Visser is dat anders. Daar vindt het ambachtelijk bereiden van de fameuze poffers plaats in een bruin café, waar het, zeker op deze winterse dagen, goed toeven is. Het is een plek waar schrijvers, beeldende kunstenaars en journalisten elkaar graag treffen. Het is ook de thuisbasis van schaaksociëteit De Willige Dame en menig Dordts kind is er met opa en oma poffertjes wezen eten. Ik zal voorlezen uit Op koers. Danny Kroonen, niet alleen schrijver, maar ook getalenteerd zanger en componist, verzorgt de muziek.

Op 14 december om 17.30u wordt, in Van Horen Zien in de Nieuwstraat, Jehanne Hulsmans Partypotamus & Co. gepresenteerd. Een door haar zelf geïllustreerde parade van alles wat de menselijke soort te bieden heeft. Op 16 december, vanaf 15.00u, begint in het Dolhuis de Staalkaart van de Dordtse Poëzie. Tijdens dit festival presenteert Liverse de debuutbundel van Jan v.d. Geer en de nieuwste dichtbundel van L.F. Rosen. Jan v.d. Geer is geen onbekende in Dordrecht. Hij is medeoprichter van Bobby Kinghe en debuteerde al op zeventienjarige leeftijd in Avenue-literair. Tot een bundel kwam het toen niet, maar na lang werkzaam te zijn geweest als graficus, pakte hij de pen weer op, met als resultaat Niemand verdwijnt. L.F. Rosen, een van de belangrijkste dichters van zijn generatie, heeft ook banden met Dordrecht, waar hij het Christelijk Lyceum bezocht, evenals de dichters Job Degenaar (een klasgenoot) en Anton Korteweg. Les-stof is zijn zevende bundel. Eerder publiceerde hij bij Van Oorschot en bij Wagner & Van Santen. Onlangs verscheen van hem een nieuwe reeks gedichten in De Poëziekrant (nr. 5, 2012).

Een paar dagen geleden las ik de biografische schets die bezorger Kees van 't Hof publiceerde in de Verzamelde gedichten van Jan Eijkelboom. De opbloei van Dordrecht als schrijversstad is mede het resultaat van zijn inspanningen als eerste stadsdichter. De schets is informatief, maar het bijzondere, barokke leven van Jan Eijkelboom en zijn belang als letterkundige, verdienen een echte biografie, een boek waar wij niet méér dan vijfentwintig jaar op willen wachten, zoals bij Kees Buddingh'. Ik hoop dat Dordrecht bewijst, met het mogelijk maken van zo'n biografie, dat het met recht een schrijversstad wordt genoemd.

©Kees Klok



   

zaterdag, december 08, 2012

Kandidaat-stadsdichter


Er gaat in Dordrecht rond dat ik 'kandidaat-stadsdichter' zou zijn, voor als de regeringsperiode van de huidige stadsdichter, Marieke van Leeuwen, zou zijn afgelopen. Het is een vreemd gerucht dat nergens op berust. Ik ben geen kandidaat-katholiek, geen kandidaat-notaris, geen kandidaat-predikant en ook geen kandidaat-stadsdichter. Wel ben ik kandidaat-minnaar van een beeldschone miljonairsdochter met een grote fascinatie voor mijn poëzie, die met mij wil verkeren zonder mij ooit tegen te spreken. Ze heeft betoverend rode haren, als een edelvrouwe uit een Arthurroman, maar haar ouders maken bezwaar en ze wil niet worden onterfd. Zij is dus onbereikbaar en daardoor een bron voor poëzie, maar niet de poëzie die van een stadsdichter wordt verwacht.

Lang geleden was er in de stad Dordrecht een burgemeester die vond dat er iets voor de ter stede wonende dichter Jan Eijkelboom moest worden gedaan. Iets om hem te eren, maar waar hij ook in materiële zin wat aan zou hebben. Hij kreeg het voor elkaar dat Jan werd benoemd tot stadsdichter voor het leven. Een taak die hij vele jaren nauwgezet heeft vervuld. Niet alleen werkte hij mee aan vele gemeentelijke projecten, maar hij spande zich ook erg in om de belangstelling voor literatuur en vooral de poëzie in Dordrecht te bevorderen. Zo is hij de oprichter van de Dordtse Dichterskring, waarvan ik nog steeds met veel genoegen lid ben. Jan kon je als stadsdichter met recht een 'gouden man' noemen.

Na zijn overlijden werd hij opgevolgd door Marieke van Leeuwen, waarmee opnieuw de juiste persoon op de Dordtse stadsdichterstroon kwam. Dat blijkt uit de vele activiteiten die zij ontplooit. Zij werd echter voor een beperkte periode (vier jaar) benoemd en voor een jaarlijks bedrag dat bijna 75% lager is dan wat de eerste stadsdichter kreeg. De manier waarop zij werd benoemd was een aanfluiting, waarop ik indertijd ernstige kritiek had. Die ga ik niet herhalen. Wie is vergeten hoe het met dat onnozele verkiezingscircus zat, gaat het maar nazoeken bij het Stadsarchief.

Het is te hopen dat een dergelijke farce niet wordt herhaald. Het is te hopen dat er na Marieke sowieso een stadsdichter wordt benoemd. De overheid meent de teruggang van de economie, tegen het advies van veel economen, te moeten bestrijden met bezuinigingen. De eerste maatschappelijke sector die dan in beeld komt, is cultuur. Om de waarde van kunst en cultuur te begrijpen moet je over enig verstand en een zekere beschaving beschikken. Dat is niet iedereen gegeven. Komt er een opvolger voor Marieke van Leeuwen, dan wil ik de gemeente wel ter zake adviseren. Dordrecht ken ik door en door. Ik heb als dichter en als poëzieredacteur bij een uitgeverij een beetje verstand van poëzie. Na zesendertig jaar in het onderwijs heb ik ook enige mensenkennis vergaard. Ik zou de kandidaat-stadsdichter eigenlijk nu al kunnen bekendmaken, maar ik loop niet graag op de zaken vooruit.

©Kees Klok


donderdag, december 06, 2012

Gefaald


Op de radio hoor ik mijn oud-leerlinge Sadet Karabulut. Lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij spreekt over de armoede in Nederland en betrekt daar ook de geschiedenis bij. Dat heeft ze in eerste instantie bij mij geleerd, denk ik. Uiteraard heeft ze er daarna nog het een en ander bij geleerd. Ze klinkt als een verstandige vrouw. Toch is zij lid van een partij waarin zich gevogelte van velerlei pluimage heeft verzameld, waaronder voormalige aanhangers van de toenmalige CPN, de communistische kerk van Nederland. Toen die partij nog bestond kende ik een Dordts echtpaar dat een prominente positie innam in de plaatselijke afdeling. Aardige mensen in de omgang. Ze deden iets in het opbouwwerk, hoe moest je anders zending bedrijven als communist? Toen de man ontslagen werd, of zich de WAO in sjoemelde, daar wil ik vanaf zijn, gingen zij terstond scheiden en lieten hun huis officieel splitsen. Hij ging in het ene deel wonen, zij in het andere. Zo kon hij een hogere uitkering krijgen. Van het aldus vergaarde kapitaaltje kochten ze later een huisje in een zuidelijk, katholiek land, waar zij dromen van oom Stalin.

Zij zijn ongetwijfeld niet de enigen die zo hun levensgeluk bevorderden. Ooit hadden wij een, ook al aardige, postbode met een frequent rugprobleem als buurman. Daarvan genas hij het beste als hij her en der klusjes deed. Zo vernieuwde hij bij ons de elektrische leidingen. U kunt dat lezen in mijn verhalenbundel Op koers. Minder aardig vond ik dat hij, toen hij een paar stukken plastic buis tekort kwam, mijn hoelahoep als aanvulling gebruikte. Een hoelahoep zie je nog weleens een enkele keer in gebruik bij bijna blote meisjes in zekere uitgaansgelegenheden, wat tot mooie gedachten kan leiden, maar dit terzijde.

Die voormalige communisten in de partij van mijn oud-leerlinge zijn inmiddels misschien wel bekeerd tot brave democraten, wie zal het zeggen, maar dat politici van die club hun salaris in de partijkas moeten storten, om dan van de partij een bescheiden loontje te ontvangen, vind ik een beetje eng. Dat is een soort moralisme, een soort van heilig boontjesgedrag, waartegen ik een instinctief wantrouwen koester. Het zou weleens kunnen, ik weet het niet, maar ik vermoed het, dat er veel anti-rookfanaten in die partij zitten. Van die ordinaire verbieders. Ik heb het niet zo op dat intolerantievolkje. Voor de oorlog kon mijn grootvader eigenlijk niet met goed fatsoen op de SDAP stemmen, vanwege het heulen met de Blauwe Knoop, die hem zijn zuurverdiende borrel wilde afnemen. Ik vind de partij van Sadet ook weleens een tikje te populistisch, bijvoorbeeld als het over Griekenland gaat. Daarom stem ik toch maar op een belendende partij, waarin overigens ook enkele verstandige oud-leerlingen van mij zitten, niet in de Kamer, maar wel in de staten van Zuid-Holland en in onze eigen gemeenteraad. Ik ben wel een beetje trots op Sadet en die andere oud-leerlingen. Mijn grote angst is, dat ik er ooit eentje ontdek bij de PVV. Dan heb ik als leraar echt gefaald.

©Kees Klok


dinsdag, december 04, 2012

Van Horen Zien


Ik sta in een geweldig gedrang het optreden van mijn collega's Jehanne Hulsman en Peter M. van der Linden te filmen. Het lijkt wel een persconferentie over een seksschandaal, of over een lang geleden gepleegde, maar alsnog opgeloste lustmoord. Het publiek verdringt zich om geen woord te missen. Een woord missen is niet moeilijk. Pal voor de ramen slentert een luidruchtig blaasorkestje van zwarte Pieten voorbij. Het is winter, er staat een snijdende wind, er dreigt regen, of sneeuw. Binnen is het aangenaam warm. Ik bevind mij in de Nieuwstraat 44, in een winkel die feestelijk wordt geopend. Ik zal straks ook een paar gedichten lezen.

Een winkel (behoudens een boekwinkel) en echte poëzie, poëzie die ruim uitstijgt boven middenstandsriedels als Toet, toet/bij deze slager/is het goed, verhouden zich doorgaans niet echt tot elkaar. Het is dan ook een bijzondere winkel. Een winkel die mij sterk doet denken aan het Cultureel Warenhuis Bobby Kinghe, dat in 1968 in de Hofstraat werd geopend door Gerrit de Wolf en Jan van der Geer. Deze winkel heet Van Horen Zien. Hij is opgericht door enkele creatieve Dordtenaren, die er hun kunst en kunstnijverheid verkopen, die er cursussen gaan geven en optredens gaan organiseren. Een winkel met een podium. Je kunt er ook bladen als De Poëziekrant en Poetry Review komen lezen. Wat mij zeer inneemt voor Van Horen Zien is het feit dat het de enige winkel in Dordrecht is, naast die van het Dordrechts Museum, waar de boeken van plaatselijke schrijvers prominent te koop liggen. Van de Dordtse boekhandels moeten de Dordtse schrijvers het niet hebben, behalve als je Buddingh' heet, of Eijkelboom.

Op woensdag 28 november presenteerde De Arbeiderspers de Verzamelde gedichten van Jan Eijkelboom. Dat vond plaats in het Dordrechts Museum, waarmee Jan altijd een sterke band had. Het boek kost 45 euro en dat geld is het dubbel en dwars waard. Een collectie prachtige poëzie, waaronder ook de eerder nooit gebundelde gedichten, en een biografische schets door bezorger Kees van 't Hof. Bovendien mooi uitgevoerd in een kloeke band (hardback) die je graag in je boekenkast hebt. Van die 45 euro gaan er minstens 18 naar de boekhandelaar, die daarvoor weinig heeft hoeven doen. De boeken van de meeste Dordtse schrijvers kosten hooguit 20 euro. Dan vang je als winkelier maar 8 euro en daar doe je dan dus minder je best voor. 'Commercieel niet interessant,' zoals een Dordtse boekhandelaar tegen mijn uitgever zei. Die kruideniersmentaliteit tref je niet in Van Horen Zien. Naast het spannende assortiment is dat een sterke aanbeveling.

©Kees Klok


zondag, december 02, 2012

Wijntje


In de Dordtse politieke vijver is flinke rimpeling ontstaan over het wijngebruik van de gemeenteraadsfractie van Beter Voor Dordt. Hoewel iedereen benadrukt dat de wijndrinkers op geen enkele wijze buiten hun boekje zijn gegaan, zette een ex-raadslid van de PvdA een kritisch filmpje op het internet. Al die flessen wijn zouden bij elkaar bijna reiken tot de trans van de Grotekerk. Wat een gezeur. Het lijkt mij geen pretje om raadslid te zijn. Al die nota's, al dat vergaderen en al dat Kwik- Kwek- en Kwakgedoe in de lokale media. Al die burgers die van alles willen en moeten en die nooit tevreden zijn. Mag je dan alsjeblieft een wijntje om uit te blazen en mag je misschien zelf uitmaken of je dat van het fractiebudget doet of niet? Zo'n glaasje kan zeer wel bijdragen tot goed functioneren. Ik zou niet weten hoe ik vele jaren lang de rapportvergaderingen van mijn school had overleefd zonder een ontspannende borrel na afloop. Er is geen regel overtreden, maar toch zanikt ex-raadslid Wouter v.d. Spoel er over. Let op: ex-raadslid, dus misschien wel niets beters om handen. Nee, hij wil geen moraalridder zijn, maar hij acteert ondertussen wel als het prototype van die beklagenswaardige mensensoort.

Ik zit in het huis van Top Naeff, in de Johan de Wittstraat, waar ik een afspraak heb met de aldaar kantoorhoudende notaris. Top Naeff woonde er een groot deel van haar leven. Hoe lang precies valt te lezen in haar biografie door Gé Vaartjes. Die heb ik uitgeleend aan mijn uitgever, die binnenkort een bundel verhalen van haar gaat publiceren. Ik kan dus niet even nagaan van wanneer tot wanneer, maar ze woonde er nog toen ik als kind naar de Cornelis de Wittstraat verhuisde, net om de hoek. Misschien heb ik haar weleens op straat gezien zonder te weten dat zij het was, terwijl Top niet kon bevroeden dat dat kleine manneke ooit met haar bij dezelfde uitgever zou publiceren. In de wachtkamer ligt De Dordtenaar waarin breed wordt uitgemeten over het wijngebruik ten stadhuize. Op dezelfde pagina wordt bericht over de vondst van vier oefengranaten op de Voorstraat. Wat moet iemand met oefengranaten? Vuurwerkbommen maken voor Oud & Nieuw? De jaarlijkse vuurwerkellende komt er weer aan. Een plaag die heel wat duurder en schadelijker is dan een wijntje voor hardwerkende raadsleden, maar dit terzijde.

Omdat ik vermoed dat ook ik niet het eeuwige leven heb, bespreek ik met de notaris mijn literaire nalatenschap. Dat is wat pretentieus voor een dichter die, zoals Buddingh' ooit schreef, twee kistjes sigaren per jaar aan de letteren overhoudt. In mijn geval, dat kunt u ergens in een van mijn literaire dagboeken lezen, twee kistjes tweede keus. Je weet echter nooit of je na je vertrek met onbekende bestemming niet plots wereldberoemd wordt op het Eiland van Dordrecht. Zoals ik ook niet uitsluit dat ik kort voor dat vertrek de hoofdprijs in de staatsloterij win. Dan wil je toch iets geregeld hebben. Straks ga ik er een wijntje op drinken. Dat declareer ik bij het Letterenfonds.

©Kees Klok