Hij ziet met lede ogen aan hoe de wind de bloemenzee in zijn tuin geselt. De ene regenbui volgt de andere in snel tempo op. Herfst in juli. Hij voelt zich lusteloos. Er komt weinig werk uit zijn handen. Hij heeft het grootste deel van de ochtend verlummeld met, ja met wat eigenlijk? Koffie zetten en wat door de krant bladeren, zonder zin zich in het nieuws te verdiepen. De wereld draait toch wel door.
Hij verwacht bezoek. Een bevriend stel uit de hoofdstad. Een vakgenoot en zijn vrouw. Hij had zich verheugd op een mooie wandeling door de stad, het terras van de stamkroeg, ergens buiten eten. Ze kunnen het vergeten met dit weer en dan zitten ze ook nog met die anderhalve meter. Hij begrijpt ook wel dat je niet op elkaars lip moet gaan zitten, maar het gedram, de stelligheid waarmee de autoriteiten maar blijven hameren op wat hij gevoelsmatig overdreven vindt, daar wordt hij moe, chagrijnig en opstandig van.
Waar hij ook moe, chagrijnig en een beetje ziek van wordt is het gedrein over het slavernijverleden, dat dweepzieke geroep om excuses. Hij is niet van plan om excuses te maken voor iets waar hij geen enkele schuld aan heeft. Ze zoeken op Google maar het nummer van de Heren XIX, kunnen ze die bellen.
Foto: Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht, 552_331424 (West-Indisch Huis)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten