Met behulp van de buurjongen kortwiekt hij zijn liguster. Hij met de heggenschaar, de buurjongen met hark en bezem om het afval op te ruimen. Het is benauwd, drukkend weer, maar de buienradar toont geen buien. De was hangt buiten. Hij vindt het een vrolijk gezicht.
Soms zegt de buurjongen iets dat hij niet hoort. Dan praat hij tegen zijn verkeerde oor. Dat doet de laatste dagen raar. Als hij 's morgens opstaat, hoort hij aan de ene kant vrijwel niets. In de loop van de dag trekt het enigszins bij, maar toch hoort hij dan nog een stuk minder dan met het andere. Hij moet naar de doktersassistente om het te laten uitspuiten, maar val je zo'n meisje daar in deze bizarre coronatijd voor lastig?
De buurjongen steekt een paar ligustertakken achter zijn oren en zegt dat hij nu net Julius Caesar is. Warnaar vertelt dat het daar slecht mee is afgelopen. Vermoord door Brutus. Over die moord heeft de basisschooljuf het nog niet gehad. Hij legt het uit, prettig verrast dat het onderwerp kennelijk toch nog in de klas ter sprake komt. Hij denkt aan Cleopatra, maar houdt zich in. Je kunt de liefde voor het verleden niet vroeg genoeg laten ontluiken, maar het moet niet te spannend worden. Dan valt het later alleen maar tegen.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten