maandag, augustus 06, 2012

'No sports'


Churchill kan dan wel 'no sports' hebben geantwoord op de vraag hoe het kon dat hij ondanks al dat whisky drinken en sigaren roken zo oud was geworden, maar ik houd wel van een flinke wandeling. Op weg naar het stamcafé loop ik daarom weleens een blokje om. Gisteren liep ik over de Groenedijk, langs het Merwesteijnpark, in de richting van mijn oude middelbare school. Het was een milde zomerdag, al dreigde er nu en dan een bui, maar ik moest denken aan de winter. Er was niet veel vorst nodig om de ondiepe sloot langs de dijk te laten bevriezen. Met een beetje winter werd er geschaatst. Als de dooi inviel, gingen we in de pauze schotsjewiebelen. Stoerdoenerij en waaghalzerij boven een meter water. En modder vooral. Op een keer wilde mijn maatje Lupius iets te veel indruk op de meisjes maken. Hij ging door het ijs en droop vanaf de schaamstreek kletsnat en modderig af richting school, om ons even later op de fiets voorbij te stuiven, op weg naar droge en niet naar blubber stinkende kleren. Dat werd weer een vrije woensdagmiddag voor straf terugkomen.

Aan dat schotsjewiebelen deed ik soms nog wel mee, maar ik heb nooit veel opgehad met sportief wintervertier. Van al het zenuwlijdersgedoe rond de elfstedentocht, zodra er een nachtvorstje dreigt, begrijp ik niets. Ik schaatste weleens met vriendjes, maar veel heb ik er nooit aan gevonden. Op ski's heb ik nooit gestaan. Je een berg op laten hijsen om er vervolgens weer hard op twee latten af te glijden, vind ik een zinloze en gevaarlijke tijdverspilling. Stella dacht er anders over. Die deed het graag. Daarom bevonden wij ons vroeger weleens in een Grieks wintersportoord (jazeker, die bestaan). Stella op de ski's en ik met een boek en een fles wijn bij de open haard van de plaatselijke wintersportvereniging.

Uiteindelijk kwam ik op het Groothoofd terecht. Mooie plek voor een korte tussenstop om even over de rivier te staren. Over het brede water waar Beneden-Merwede, Oude Maas en Noord elkaar kruisen. Vanaf het terras van hotel Bellevue, vanwege de aardige bediening. De wolken begonnen er steeds dreigender uit te zien, er leek een zomerstorm nakende, maar nog even was het vrijwel windstil. Nog even bleven mijn gedachten bij de winter. In 1963, ik was twaalf, hadden we de strengste winter die ik mij kan herinneren. Heel die watervlakte was bevroren. Je kon met de auto oversteken van Dordt naar Zwijndrecht. Er zal toen ook wel zijn geschaatst op de rivier. Ik herinner mij dat niet. Door mij in ieder geval niet. Als wij schaatsten deden we dat dichter bij huis, op de Vriesehaven. Daar lagen toen nog woonarken en je kon er patat halen bij de kraam van Bart de Groot. Een enkele keer gingen we naar de officiële ijsbaan, in de inmiddels volgebouwde Windhondenpolder. Levensgevaarlijk vanwege de nietsontziende hardrijders.

Er stuiven een paar speedboten langs. Zo hard mogelijk varen, ook daar begrijp ik de lol niet van. Het genot van varen schuilt voor mij in het kalm over het water glijden en genieten van wat je ziet. Genieten is ook op een mooie dag rustig door de polder fietsen, in plaats van voortstuiven in zo'n zot wielrennerspak en met zo'n lachwekkend, gekleurd ei op je kop jezelf en andere fietsers in gevaar brengen. Ik kan uren wandelen, in mijn natuurlijke tempo. Marathonlopers vind ik malle masochisten op weg naar een hartvergroting. Ik ben nog onveranderd de man van de stoomtrein en niet van de HSL. Ik reken af en loop verder richting stamkroeg, terwijl in mijn hoofd het lied 'Hoe zachtkens glijdt ons bootje, al over het spieglend meer' opkomt. 


Geen opmerkingen: