Ik heb de
natuur weer even onder controle. Toen ik terugkwam uit Griekenland
was de tuin veranderd in een oerwoud. Vooral het zevenblad tierde
welig, maar na een geslaagd offensief is er geen spoor meer van te
bekennen. Alle zichtbare delen zijn weggeschoffeld, opgeharkt en
daarna bedekt onder een laag verse tuinaarde. Operatie geslaagd. Dat
het onder de grond stikt van de wortels, waaruit binnenkort volop
nieuw onkruid omhoog zal schieten, daaraan denk ik nog even niet.
Tevreden loop ik rond. Even tevreden als de regering over de
resultaten van 'onze jongens' in Afghanistan. Ik schrijf bewust 'onze
jongens,' want de gedachte aan meisjes in een uniform van het leger
of de politie, roept bij mij diepe moedeloosheid op. C., het mooiste
meisje van de klas, wilde bij de politie. Ik vond dat dat niet
hoorde. Zij hoorde bij mij in bed, uit dankbaarheid dat ik haar
ternauwernood uit een brandend gebouw had gered. Ik hoorde te redden,
niet zij, in dat politiepak. Ik was veertien en te verlegen om haar
aan te spreken. Een kenmerk van de vreselijke gesteldheid die
pubertijd wordt genoemd. C. is later ook werkelijk agente is
geworden, maar niet hier ter stede. Dat heeft mij heel wat zuchten
bespaard.
Terwijl ik
in de tuin voor god speelde, slachtten ze elkaar in Syrië af in een
burgeroorlog waarin alleen maar foute partijen een rol spelen. De ene
nog wreder en kwalijker dan de andere. Ik Afrika stak het ebola-virus
weer de kop op en in de VS schoot de zoveelste losgeslagen idioot een
heleboel mensen dood. In Griekenland werd de burgemeester van
Corinthe door een groep nazi's gemolesteerd en af en toe vond iemand
een naald in een vliegtuigmaaltijd. Ik schoffelde en harkte, onder
het toeziend oog van de tuinkabouter. Om drie uur 's middags was het
genoeg. Dan ging ik douchen, een wandeling maken en een borrel
drinken op het terras van poffertjessalon Visser. Iedere dag, vaste
prik, behalve op maandag, want dan is Visser gesloten.
Ik heb C.
nooit in haar politiepak gezien. Toen ze bij mij in de klas zat,
woonde ze bij mijn vriend en klasgenoot Lupius om de hoek. Soms
hingen wij op mooie avonden rond op die hoek, met uitzicht op het
raam van C. Op een keer ging het licht aan. C. begon zich
nietsvermoedend uit te kleden. Even later stond zij naakt met een
nachtponnetje in haar handen, maar ik was nog steeds veertien en je
gaat niet met een paarse kop van opwinding ergens aanbellen om te
zeggen dat iemand heeft vergeten een gordijn te sluiten. Daar kwam ze
al snel zelf achter. Ze trok het gordijn dicht, de voorstelling was
voorbij. In de buurt zat een merel te fluiten. Die deed alsof er
niets was gebeurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten