Terwijl ik
in de tuin voor god speelde, slachtten ze elkaar in Syrië af in een
burgeroorlog waarin alleen maar foute partijen een rol spelen. De ene
nog wreder en kwalijker dan de andere. Ik Afrika stak het ebola-virus
weer de kop op en in de VS schoot de zoveelste losgeslagen idioot een
heleboel mensen dood. In Griekenland werd de burgemeester van
Corinthe door een groep nazi's gemolesteerd en af en toe vond iemand
een naald in een vliegtuigmaaltijd. Ik schoffelde en harkte, onder
het toeziend oog van de tuinkabouter. Om drie uur 's middags was het
genoeg. Dan ging ik douchen, een wandeling maken en een borrel
drinken op het terras van poffertjessalon Visser. Iedere dag, vaste
prik, behalve op maandag, want dan is Visser gesloten.
Ik heb C.
nooit in haar politiepak gezien. Toen ze bij mij in de klas zat,
woonde ze bij mijn vriend en klasgenoot Lupius om de hoek. Soms
hingen wij op mooie avonden rond op die hoek, met uitzicht op het
raam van C. Op een keer ging het licht aan. C. begon zich
nietsvermoedend uit te kleden. Even later stond zij naakt met een
nachtponnetje in haar handen, maar ik was nog steeds veertien en je
gaat niet met een paarse kop van opwinding ergens aanbellen om te
zeggen dat iemand heeft vergeten een gordijn te sluiten. Daar kwam ze
al snel zelf achter. Ze trok het gordijn dicht, de voorstelling was
voorbij. In de buurt zat een merel te fluiten. Die deed alsof er
niets was gebeurd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten