maandag, januari 28, 2013

Welkom Grunberg


In De Volkskrant lees ik dat Arnon Grunberg de kerstdagen in Thessaloniki heeft doorgebracht. Hij is mij dus net misgelopen, want ik was naar mijn familie in Londen. Hij heeft er een artikel over geschreven waarvoor hij vrijwel zeker een gemiddeld Grieks maandsalaris heeft ontvangen, zo niet meer. Dat is een schatting, want ik ken de tarieven van De Volkskrant niet. Hij logeerde in hotel Excelsior, in het centrum. Een prettig vijfsterrenhotel uit het hogere segment. Ik heb er zelf weleens gelogeerd toen ik als deskundige met een groep op reis was. De eenvoudigste kamer kost in de kerstweek tweederde van een gemiddeld Grieks maandsalaris. De vlucht zal hij ook wel niet zelf hebben betaald. Het lijkt alsof ik mij als een zuurpruim beklaag over het snoepreisje van een of andere ambtenaar. Niets is minder waar. Ik vind het alleen jammer dat zo'n investering een stuk oplevert waarvan ik meer analyse en diepgang had verwacht.

Grunberg is geen journalist. Dat is soms een aanbeveling, want journalisten jagen weleens te veel de waan van de dag na. Grunberg is evenmin historicus. Dat is jammer, want anders had hij zijn verslag historisch kunnen onderbouwen en was hij minder om de tuin geleid door iemand als Giorgos Toulas, een meneer die er flink op los babbelt. Grunberg lijkt in die woordenstroom weinig idee te hebben van het onderscheid tussen feit en mening, of liever, tussen feit en vooroordeel. Als schrijver die alleen verantwoording aan zichzelf hoeft af te leggen kun je bij het even aandoen van een stad je pen vrijelijk de loop laten. Zeg je dat je naar het epicentrum van de crisis op zoek bent, dan verwacht ik van je dat je met grondiger observaties komt dan de constatering dat de cafés vol zitten, dat de vrouwen er bijna allemaal bijzonder verzorgd uitzien en dat ook laat op de avond de drukte in het centrum niet afneemt.

Wie de Griekse cultuur kent, kent de term αξιοπρέπια. Dat betekent waardigheid. Een Griek zal onder alle omstandigheden zijn αξιοπρέπια proberen te behouden. Al treft de crisis hem zwaar, toch zal hij bijvoorbeeld niet in vrijetijdslompen naar formele gelegenheden gaan. Zeker de vrouwen niet, die er inderdaad vrijwel altijd goed verzorgd uitzien. Dat is een opvallend contrast met de Nederlandse cultuur, waar het in vodden op een diner, bij een concert of op een receptie verschijnen de gewoonste zaak van de wereld is. In de jaren '90 hadden wij een uitwisseling tussen mijn oude school en een school uit Thessaloniki. Wij nodigden de Griekse en Nederlandse collega's bij ons te eten. Het liep tegen de dertig graden, maar de Grieken kwamen allemaal keurig verzorgd. Een Nederlandse collega wiskunde verscheen in korte broek, in een mouwloos hemd en op teenslippers. Hij had er geen enkel benul van hoe diep hij Stella, wat dat betreft door en door Grieks, daarmee als gastvrouw beledigde.

Grunberg ziet het goed dat Thessaloniki een vreugdevolle stad lijkt. Wat wil je? Twee universiteiten met bij elkaar zo'n zeventigduizend studenten. Ik herinner mij de verhalen van mijn moeder, jong in de jaren '30 van de vorige eeuw, over hoe zij er met haar vriendinnen in 'die rottijd' toch wat van probeerde te maken. Ja, Arnon, de cafés lijken vaak vol, maar ga er eens een paar uur zitten en kijk naar hoe weinig de gemiddelde bezoeker in die tijd consumeert. Grunberg weet niet hoeveel cafés sinds het begin van de crisis hun deuren hebben gesloten en hoeveel winkels ik heb zien verdwijnen. Hij ziet in een boekhandel stapels boeken, maar de grootste distributeur van boeken is in november failliet gegaan omdat het zo goed gaat. Levendig is het in het centrum tot zeer laat op de avond, maar bij lange na niet zo levendig meer als in de dagen voor de crisis.

Ik gun hem zijn uitstapje, maar wie zoekt het epicentrum van de crisis in het casino bij de luchthaven? Wat voor soort mensen denk je daar aan te treffen? Heeft Grunberg aan de dames van het orkestje gevraagd wat ze op zo'n avond verdienen? Vreemd is zijn veronderstelling dat de Griek juist nu meer uitgeeft. Waar zou de Griek dat van moeten doen? Zeker, de kleine, rijke bovenlaag kan nog wel wat, maar wie voor de crisis gerekend kon worden tot de welvarender middenklasse, is tot op het bot uitgezogen door de ene belasting na de andere, door prijsverhogingen, door loons- of pensioenverlagingen, of ze zijn ondertussen werkloos geworden. Ik ken een consultant, met voor de crisis een goedlopende praktijk, die nu zijn maaltijden bij de gaarkeuken van de kerk haalt. Hij is een van de velen. Als Grunberg dat niet weet, moet hij zich beter voorbereiden. Hij bedoelt het niet kwaad en hij schrijft het prettig op, want als schrijver is hij een vakman, maar om zijn lezers iets diepgaanders voor te schotelen dan dit verhaal, zou hij langer in Thessaloniki moeten verblijven. In een periode dat ik in de stad ben. Dan gaan we eens met wat vrienden en familieleden van mij praten over wat de crisis voor hen betekent. Dan gaan we uitzoeken of het allemaal wel waar is wat die meneer Toulas roept. Veel daarvan hoor ik erg vaak aan de borreltafel. Dan gaan we 's avonds leerzame gesprekken voeren in Loxias, een trefpunt van intellectuelen in het centrum dat de schrijver Grunberg zeker niet had mogen overslaan. Dat is echt een misser van de eerste orde. Grunberg zal mijn weblog wel niet lezen en niets weten van de documentaires van Dutch Delta Media, die deels in Thessaloniki zijn opgenomen. Evenmin lijkt hij mijn uitgebreide beschouwing over burgemeester Boutaris in Lychnari te kennen. Dat is een beetje jammer, maar hij is evengoed welkom.

©Kees Klok


3 opmerkingen:

Anoniem zei

Beste Kees,

Mijn handen jeuken om Grunberg te attenderen op je weblog, maar ik weet niet of JIJ dat accoord vindt...Ben eigenlijk wel benieuwd hoe hij met kritiek omgaat, onze heilige Arnon...laat mij anders maar weten: bkorzelius@stichtingtobe.nl
vriendelijke groet, Ben Korzelius

Kees Klok zei

Het lijkt mij niet verkeerd als hij het stuk te lezen krijgt.

Anoniem zei

Uitstekend stuk waar ik het helemaal mee eens kan zijn. Ik heb ook veel griekse bekenden en ik weet hoe ze hun best doen, het toch nog een beetje prettig te houden en de schijn op te houden dat er geen armoede is.