Lieve Stella,
Je
weet dat ik weinig televisie kijk. De radio is meer mijn medium.
Gisteravond heb ik echter naar een aflevering van Ten
oorlog gekeken, een
programma van de Vlaamse televisie, waarin enkele journalisten langs
de frontlijn van de Eerste Wereldoorlog lopen, van de Noordzee tot
aan de Egeïsche Zee. Deze aflevering speelde zich af in Griekenland
en op het schiereiland van Gallipoli. Het hele jaar door zijn er
herdenkingen van gebeurtenissen uit die oorlog, die zulke ingrijpende
gevolgen voor Europa heeft gehad. Niet alleen voor Europa, ook voor
jouw familie. Toen ik je ouders leerde kennen, waren zij Griekse
staatsburgers, maar toen ze werden geboren, waren zij onderdanen van
de Osmaanse sultan, woonachtig in de Pontos, in een dorp niet ver van
Trapezounda. Jouw vader had boeiende verhalen over zijn jeugdjaren
daar. Wij zouden ooit de streek gaan bezoeken, zoals je vader deed,
vierenzestig jaar na het gedwongen vertrek van de familie naar
Griekenland. Het is er, zoals met veel van onze voornemens, niet van
gekomen. Met een vriend ging hij terug naar zijn geboortedorp, waar
zij in het café
nog een paar bejaarde Turken troffen die ze van vroeger kenden. Ze
zouden in het dorpshotel logeren, maar daar kwam niets van in. Ze
werden onmiddellijk bij de zoon van een van die oude bekenden, een
tandarts, uitgenodigd, waar ze de rest van de week zijn gebleven.
Terug waren ze vol lof over de hartelijke ontvangst. In Nederland
gelooft bijna iedereen in de mythe dat Grieken en Turken
aartsvijanden zijn. Jouw vader zei altijd: 'Ik heb niets tegen
Turken, ik heb iets tegen de politici die de vijandschap kunstmatig
in stand houden.' Hij bestelde in het kafeneion
ook altijd Turkse koffie. Voor het kolonelsbewind dronken Grieken
Turkse koffie. Pas tijdens de dictatuur mocht die niet meer worden
besteld en werd het Griekse koffie. Jouw vader was een fervent
tegenstander van de junta. Hij dronk tot aan zijn dood Turkse koffie.
In
Thessaloniki was het niet te harden van de hitte, maar in Nederland
is het half augustus al herfst. De hele dag regenbuien en een
temperatuur die niet boven de zeventien graden uitkomt. Een dag om
eens flink te werken aan mijn Literair
Dagboek. Ik ben
bezig aan deel V. Vorige week heb ik twee van jouw dagboekschriften
meegenomen naar Dordrecht, het eerste cahier staat nog in
Thessaloniki, het laatste deel was al hier. Ik kon ze niet allemaal
tegelijk meenemen, want ze moeten in de handbagage. Ik vertrouw ze
niet aan de koffer toe, vanwege alle verhalen over zoekgeraakte
bagage. Het is mij nog nooit overkomen dat ik een koffer kwijtraakte,
maar ze zijn onvervangbaar, daarom neem ik het risico niet. Ik weet
nog niet of ik ze ga lezen. Kan ik dat emotioneel aan of niet? En
zijn ze wel voor mijn ogen bedoeld? Aan de andere kant: is jouw
dagboeken lezen niet een manier om je stem weer te horen, om je
dichter bij mij te hebben? Ik ben er nog niet uit.
Er
is veel waar ik nog niet uit ben en jij kunt mij geen raad meer
geven. Bijvoorbeeld uit de vraag of ik hier moet blijven wonen of dat
ik het huis beter kan verkopen om daarna een appartement te kopen in
het stadscentrum. Als ik voldoende geld had, hield ik het gewoon aan
en kocht ik er een appartement bij. Werd dit het Dordtse Schrijfhuis
en dat het Slaaphuis. Als ik voldoende geld had kocht ik ook een huis
op Skyros, 'a white washed cottage overlooking the sea' aan de
Engelse zuidkust, een optrekje in het Lake District en een pied à
terre in Lissabon. Het zal nooit gebeuren. Het is natuurlijk allemaal
romantisch gedroom, net als je afvragen wat je zou doen als je de
hoofdprijs in de Staatsloterij zou winnen. Ik ben daar trouwens mee
gestopt. Jarenlang iedere maand een lot gekocht en drie keer een
eigen geldje en ooit eens vijfenveertig euro gewonnen. Ik heb nog wel
een lot in de Postcodeloterij, want ik weet dat ik het niet zou
kunnen uitstaan als de hele straat een aardige geldprijs wint en ik
niet. Ik heb inmiddels een broodrooster, een tosti-ijzer, een handvol
appeltaarten en een paar bakken ijs gewonnen. Big deal, zou jij
zeggen. Taarten en ijs heb ik aan Marja en René
gegeven, bij mij moet er nog drie kilo af om weer in al mijn broeken
te kunnen, Alleen dat tosti-ijzer gebruik ik weleens. Het
broodrooster staat te wachten tot het oude eindelijk de geest geeft.
Net
voor ik naar Griekenland ging verscheen bij Liverse het boek De
'reddende' revolutie
van Djamila Zon. Dat gaat over de ideologie en propaganda van het
kolonelsbewind. Het werd op 24 juli gepresenteerd in Haarlem, precies
op de dag dat het veertig jaar geleden was dat het kolonelsregiem ten
val kwam. Djamila reikte het eerste exemplaar uit aan Thanasis
Apostolou, die, net als jij, die diepzwarte periode uit de Griekse
geschiedenis als student heeft meegemaakt. Mij was gevraagd om een
inleiding te houden. Daarin heb ik ook aangehaald wat jij mij
vertelde over die tijd, die jou blijvend heeft beschadigd. Ik
herinner mij nog goed dat je pas op het consulaat in Düsseldorf
werkte. Je was een weekeinde in Dordrecht en vroeg mij of ik via het
telefoonbedrijf of de politie kon nagaan of onze telefoon niet werd
afgeluisterd. Je had het idee, ook al was Griekenland een democratie,
dat er mensen waren binnen de buitenlandse dienst die je voortdurend
in de gaten hielden. Ik heb je toen niet verteld dat de Nederlandse
politie wereldkampioen afluisteren is en geprobeerd je te overtuigen
dat wij te onbelangrijk waren om in het vizier van wie weet welke
(geheime) dienst te geraken. En dan nog. Wij hadden niets te
verbergen. Ik heb je nooit helemaal weten te overtuigen.
Een
boek presenteren in vakantietijd is op zich niet handig, maar omdat
het een heel speciale dag was, hadden we meer belangstelling verwacht
dan een handjevol aanwezigen. Er was niemand van de pers, terwijl
Nederland geen onbelangrijke bijdrage heeft geleverd bij het
bestrijden van de junta. Er is niet voor niets een Max van der
Stoelplein in Athene en hij kreeg niet voor niets een eredoctoraat
van de Panteion Universiteit. Dan verwacht je toch dat een zichzelf
respecterende krant of een actualiteitenprogramma er enige aandacht
aan besteedt. Verkeerd gedacht. Er was zelfs niemand van de Griekse
ambassade. Die excuseerde zich, omdat de staf onderbezet was en te
veel werk had. Ik moet wel zeggen dat de persattaché,
die op die dag in Griekenland verbleef, de nodige hulp heeft verleend
bij het opsporen van illustraties.
Ook
in Griekenland heb ik weinig gemerkt van enige herdenking van de val
van de junta. Er is misschien wel hier en daar een artikeltje
verschenen, maar dat heb ik dan gemist. Naar de Griekse televisie heb
ik nauwelijks gekeken, maar wel dagelijks veel naar de radio
geluisterd. Niets over die tijd. Het onderwerp is nog steeds taboe,
het is voor de ouderen nog te veel een open wond en de jongere
generatie weet er niets van. In het geschiedenisonderwijs wordt er
geen aandacht aan besteed. Bovendien hebben de mensen door de crisis
al genoeg ellende. Onwetendheid is een factor die een democratie
gevaarlijk kan ondermijnen. Je hoort steeds meer onnozelen van geest
roepen dat een nieuwe dictatuur Griekenland uit de crisis zou kunnen
halen. Die sukkels vallen voor de propaganda van kwaadaardig rechts,
iets waarover ik mij tamelijk veel zorgen maak. Zo'n boek als van
Djamila zou natuurlijk in het Grieks moeten worden vertaald, maar ik
betwijfel of dat snel gaat gebeuren, als
het ooit gebeurt. Ik ga in het najaar met De
'reddende' revolutie
langs University Studio Press. Misschien blijkt dan wel dat ik het te
somber inzie.
In
gedachten, altijd,
Kees
Foto:
auteur