zaterdag, augustus 30, 2014

Brieven aan Stella (9)




Lieve Stella,

Je weet dat ik weinig televisie kijk. De radio is meer mijn medium. Gisteravond heb ik echter naar een aflevering van Ten oorlog gekeken, een programma van de Vlaamse televisie, waarin enkele journalisten langs de frontlijn van de Eerste Wereldoorlog lopen, van de Noordzee tot aan de Egeïsche Zee. Deze aflevering speelde zich af in Griekenland en op het schiereiland van Gallipoli. Het hele jaar door zijn er herdenkingen van gebeurtenissen uit die oorlog, die zulke ingrijpende gevolgen voor Europa heeft gehad. Niet alleen voor Europa, ook voor jouw familie. Toen ik je ouders leerde kennen, waren zij Griekse staatsburgers, maar toen ze werden geboren, waren zij onderdanen van de Osmaanse sultan, woonachtig in de Pontos, in een dorp niet ver van Trapezounda. Jouw vader had boeiende verhalen over zijn jeugdjaren daar. Wij zouden ooit de streek gaan bezoeken, zoals je vader deed, vierenzestig jaar na het gedwongen vertrek van de familie naar Griekenland. Het is er, zoals met veel van onze voornemens, niet van gekomen. Met een vriend ging hij terug naar zijn geboortedorp, waar zij in het café nog een paar bejaarde Turken troffen die ze van vroeger kenden. Ze zouden in het dorpshotel logeren, maar daar kwam niets van in. Ze werden onmiddellijk bij de zoon van een van die oude bekenden, een tandarts, uitgenodigd, waar ze de rest van de week zijn gebleven. Terug waren ze vol lof over de hartelijke ontvangst. In Nederland gelooft bijna iedereen in de mythe dat Grieken en Turken aartsvijanden zijn. Jouw vader zei altijd: 'Ik heb niets tegen Turken, ik heb iets tegen de politici die de vijandschap kunstmatig in stand houden.' Hij bestelde in het kafeneion ook altijd Turkse koffie. Voor het kolonelsbewind dronken Grieken Turkse koffie. Pas tijdens de dictatuur mocht die niet meer worden besteld en werd het Griekse koffie. Jouw vader was een fervent tegenstander van de junta. Hij dronk tot aan zijn dood Turkse koffie.

In Thessaloniki was het niet te harden van de hitte, maar in Nederland is het half augustus al herfst. De hele dag regenbuien en een temperatuur die niet boven de zeventien graden uitkomt. Een dag om eens flink te werken aan mijn Literair Dagboek. Ik ben bezig aan deel V. Vorige week heb ik twee van jouw dagboekschriften meegenomen naar Dordrecht, het eerste cahier staat nog in Thessaloniki, het laatste deel was al hier. Ik kon ze niet allemaal tegelijk meenemen, want ze moeten in de handbagage. Ik vertrouw ze niet aan de koffer toe, vanwege alle verhalen over zoekgeraakte bagage. Het is mij nog nooit overkomen dat ik een koffer kwijtraakte, maar ze zijn onvervangbaar, daarom neem ik het risico niet. Ik weet nog niet of ik ze ga lezen. Kan ik dat emotioneel aan of niet? En zijn ze wel voor mijn ogen bedoeld? Aan de andere kant: is jouw dagboeken lezen niet een manier om je stem weer te horen, om je dichter bij mij te hebben? Ik ben er nog niet uit.

Er is veel waar ik nog niet uit ben en jij kunt mij geen raad meer geven. Bijvoorbeeld uit de vraag of ik hier moet blijven wonen of dat ik het huis beter kan verkopen om daarna een appartement te kopen in het stadscentrum. Als ik voldoende geld had, hield ik het gewoon aan en kocht ik er een appartement bij. Werd dit het Dordtse Schrijfhuis en dat het Slaaphuis. Als ik voldoende geld had kocht ik ook een huis op Skyros, 'a white washed cottage overlooking the sea' aan de Engelse zuidkust, een optrekje in het Lake District en een pied à terre in Lissabon. Het zal nooit gebeuren. Het is natuurlijk allemaal romantisch gedroom, net als je afvragen wat je zou doen als je de hoofdprijs in de Staatsloterij zou winnen. Ik ben daar trouwens mee gestopt. Jarenlang iedere maand een lot gekocht en drie keer een eigen geldje en ooit eens vijfenveertig euro gewonnen. Ik heb nog wel een lot in de Postcodeloterij, want ik weet dat ik het niet zou kunnen uitstaan als de hele straat een aardige geldprijs wint en ik niet. Ik heb inmiddels een broodrooster, een tosti-ijzer, een handvol appeltaarten en een paar bakken ijs gewonnen. Big deal, zou jij zeggen. Taarten en ijs heb ik aan Marja en René gegeven, bij mij moet er nog drie kilo af om weer in al mijn broeken te kunnen, Alleen dat tosti-ijzer gebruik ik weleens. Het broodrooster staat te wachten tot het oude eindelijk de geest geeft.

Net voor ik naar Griekenland ging verscheen bij Liverse het boek De 'reddende' revolutie van Djamila Zon. Dat gaat over de ideologie en propaganda van het kolonelsbewind. Het werd op 24 juli gepresenteerd in Haarlem, precies op de dag dat het veertig jaar geleden was dat het kolonelsregiem ten val kwam. Djamila reikte het eerste exemplaar uit aan Thanasis Apostolou, die, net als jij, die diepzwarte periode uit de Griekse geschiedenis als student heeft meegemaakt. Mij was gevraagd om een inleiding te houden. Daarin heb ik ook aangehaald wat jij mij vertelde over die tijd, die jou blijvend heeft beschadigd. Ik herinner mij nog goed dat je pas op het consulaat in Düsseldorf werkte. Je was een weekeinde in Dordrecht en vroeg mij of ik via het telefoonbedrijf of de politie kon nagaan of onze telefoon niet werd afgeluisterd. Je had het idee, ook al was Griekenland een democratie, dat er mensen waren binnen de buitenlandse dienst die je voortdurend in de gaten hielden. Ik heb je toen niet verteld dat de Nederlandse politie wereldkampioen afluisteren is en geprobeerd je te overtuigen dat wij te onbelangrijk waren om in het vizier van wie weet welke (geheime) dienst te geraken. En dan nog. Wij hadden niets te verbergen. Ik heb je nooit helemaal weten te overtuigen.

Een boek presenteren in vakantietijd is op zich niet handig, maar omdat het een heel speciale dag was, hadden we meer belangstelling verwacht dan een handjevol aanwezigen. Er was niemand van de pers, terwijl Nederland geen onbelangrijke bijdrage heeft geleverd bij het bestrijden van de junta. Er is niet voor niets een Max van der Stoelplein in Athene en hij kreeg niet voor niets een eredoctoraat van de Panteion Universiteit. Dan verwacht je toch dat een zichzelf respecterende krant of een actualiteitenprogramma er enige aandacht aan besteedt. Verkeerd gedacht. Er was zelfs niemand van de Griekse ambassade. Die excuseerde zich, omdat de staf onderbezet was en te veel werk had. Ik moet wel zeggen dat de persattaché, die op die dag in Griekenland verbleef, de nodige hulp heeft verleend bij het opsporen van illustraties.

Ook in Griekenland heb ik weinig gemerkt van enige herdenking van de val van de junta. Er is misschien wel hier en daar een artikeltje verschenen, maar dat heb ik dan gemist. Naar de Griekse televisie heb ik nauwelijks gekeken, maar wel dagelijks veel naar de radio geluisterd. Niets over die tijd. Het onderwerp is nog steeds taboe, het is voor de ouderen nog te veel een open wond en de jongere generatie weet er niets van. In het geschiedenisonderwijs wordt er geen aandacht aan besteed. Bovendien hebben de mensen door de crisis al genoeg ellende. Onwetendheid is een factor die een democratie gevaarlijk kan ondermijnen. Je hoort steeds meer onnozelen van geest roepen dat een nieuwe dictatuur Griekenland uit de crisis zou kunnen halen. Die sukkels vallen voor de propaganda van kwaadaardig rechts, iets waarover ik mij tamelijk veel zorgen maak. Zo'n boek als van Djamila zou natuurlijk in het Grieks moeten worden vertaald, maar ik betwijfel of dat snel gaat gebeuren, als het ooit gebeurt. Ik ga in het najaar met De 'reddende' revolutie langs University Studio Press. Misschien blijkt dan wel dat ik het te somber inzie.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur









woensdag, augustus 27, 2014

Brieven aan Stella (8)




Lieve Stella,

Ik ben net terug van het Mediacentrum van RTV-Dordt, dat sinds enige tijd bij het Da Vinci College zit, op het Leerpark. Even op de fiets heen en terug, tussen de buien door. Een vraaggesprekje voor het nieuwe televisieprogramma dat ze gaan maken over FC Dordrecht. Ik zit in een panel, samen met Jan van Nieuwenhoven, Wilko Peenstra en Peter Kuiters, dat na iedere thuiswedstrijd commentaar geeft op het spel. Niet met zijn vieren, maar steeds twee aan twee. Morgenavond bijt ik met Wilko het spits af, na de wedstrijd tegen PEC Zwolle. Een heel andere tak van sport dan in onze eerste jaren, toen wij ons tijdens de zomers in Griekenland voornamelijk bezighielden met klassieke atletiek. Jij als jurylid bij de Griekse atletiekbond en ik, als er internationale toernooien waren, zoals de Europese kampioenschappen voor de jeugd, als tolk. Tijdens die kampioenschappen tolkte ik voornamelijk voor het Engelse team, waaraan ik nog een stropdas heb overgehouden. Hij moet ergens in de kast hangen. Ik heb hem één of twee keer gedragen, geloof ik, want ik heb een gezonde hekel aan stropdassen. Als er iets om mijn nek moet, dan nog liever een kikker. Ik vind zo'n propellertje wel iets hebben. Heel vroeger droeg ik er weleens eentje voor de klas. Kwam ik aan in spijkerbroek, flodderjasje, baard, lang haar en dan dat ding. Ik had er een met een elastiekje. In een balorige bui zette ik die weleens op mijn kop, met dat elastiekje onder mijn kin. Dan lag zo'n brugklas in een deuk. Het mooist was natuurlijk als er net op dat ogenblik een collega binnenkwam, niet een die even gek was als ik, maar zo'n oude baas van boven de vijfenveertig die niet meer met zijn tijd mee kon en de hele dag liep te zuchten over 'de jeugd van tegenwoordig.' Die wist dan niet waar hij kijken moest.

Dat mis ik soms wel, het plezier dat ik met mijn leerlingen had. Natuurlijk, er werd flink aangepakt, maar af en toe moest er een moment zijn om te dollen. Gezelligheid en even goed kunnen lachen in de klas bevorderden ook de motivatie. Ik denk ook nog weleens aan de legendarische borrels op vrijdagmiddag. Toen ik op Mavo-Krispijn werkte, staken we met een vast ploegje over naar de Pedagogische Akademie, waar een groot deel van onze leerlingen naar de Havo-top ging. Het was daar altijd heel gezellig in de docentenkamer. Het was de tijd dat je gewoon op school kon roken als leraar en dat je als jongere niet tot je achttiende hoefde te wachten om je eerste biertje te mogen drinken. De samenleving was lang niet zo zeikerig en betuttelend als nu. Er waren soms ook studenten en studentes bij. Ik ken verschillende van die dames die later met een van hun docenten zijn getrouwd. Eentje heb ik nog aan een baan geholpen in Hendrik-Ido-Ambacht, aan de school waar ik mijn carrière begon. Later op de Noordendijk zetten we de borreltraditie voort, zij het zonder studenten, die heb je nu eenmaal nog niet op een lyceum. Ik kan mij herinneren dat het op een keer zo laat werd dat de conciërge, Gerrit Kuiters, dacht dat iedereen naar huis was en de school had afgesloten. Moesten we via de gymzaal het gebouw uit, maar de nooddeur daar kon van buiten niet worden afgesloten. Zo kreeg Gerrit een stel aangeschoten leraren op de stoep die om de sleutel vroegen. Voor de zekerheid heeft hij toen zelf de boel maar weer afgesloten, hij woonde tenslotte niet voor niets naast de school. Het gebouw staat al een paar jaar leeg. Het wordt te zijner tijd gesloopt. Ik geloof dat de gemeente er villa's wil bouwen.

De eerste keer dat ik op de school kwam waar jij werkte, ik geloof dat dat in februari 1988 was, tijdens mijn voorjaarsvakantie, schrok ik een beetje van de formele sfeer. Achteraf bleek dat wel mee te vallen, maar toevallig kwam die dag de universitaire toezichthouder op bezoek en ik zie nog hoe de directeur direct opstond en zijn stoel aan de hoogleraar aanbood. Daarna moest Stefanos, jullie Gerrit Kuiters, opdraven om een stoel voor meneer de directeur uit de lerarenkamer te halen. Dat kon hij niet zelf even doen. In die tijd betaalde Stefanos jullie aan het eind van de maand contant jullie salaris uit, in zo'n bruin, papieren loonzakje, waarin ik bij rederij Königsfeld in de eerste maanden mijn geld kreeg. Dat was in 1970, achttien jaar eerder, maar al snel kregen we te horen dat we een bankrekening moesten openen. Gezien alle list en bedrog bij de banken, zoals 'kosten' moeten betalen omdat je een betaalrekening hebt, zou het misschien zo gek niet zijn om terug te keren naar dat oude systeem, of mensen in ieder geval een keuze te geven, maar dat zal wel nooit gebeuren.

De post heeft het nieuwe nummer van The Dickensian gebracht. Er is in mei een brief van Dickens geveild, die hij schreef als bestuurder van Urania Cottage. Hij beveelt daarin aan om een van de gevallen vrouwen, die bekend staat als een lastig meisje, twee maal een warm bad te geven als remedie om haar te kalmeren. Ik zou meer voor een koude douche zijn. Dickens was zeer gesteld op persoonlijke hygiene, schrijft de redactie, en geeft als voorbeeld een citaat waarin hij bij de renovatie van een van zijn woningen opdracht geeft de w.c. in de badkamer te maskeren, want als hij zijn dagelijkse douche nam, zou de aanblik van de poepdoos op zijn gestel kunnen werken. Dat hij dagelijks een douche nam was in die tijd al bepaald uitzonderlijk, maar dat zijn gestel zo teer was dat hij vreesde van slag te raken van een gemak vind ik tamelijk verbazingwekkend. Ik moest aan jou denken. Niet dat jij van de kook zou raken van de aanblik van een toiletpot, maar jij was evenzeer gesteld op persoonlijke hygiene en vooral op schone toiletten en badkamers als we in Griekenland op reis waren. Dat thuis alles vlekkeloos was, trouwens nog is, behoeft geen betoog. Als we ergens een kamer zochten om te overnachten was het eerste wat jij grondig inspecteerde het sanitair. Er viel nog weleens een adresje af vanwege een niet brandschoon toilet of een groezelige douchebak. Liever namen we ook geen genoegen met lekkende kranen, wrakke w.c.-brillen en ontbrekende of te korte douchegordijnen, maar die zijn nu eenmaal meer regel dan uitzondering in Griekenland. Ik ben in dat land werkelijk nog nooit een loodgieter tegengekomen die zijn vak verstaat. Gelukkig heb ik zelf enig verstand van het hanteren van de waterpomptang.

Een paar weken geleden heb ik een lezing gegeven over Charles Dickens, Hard Times en de Industriële Revolutie, bij de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. We kwamen bijeen in Kraantje Lek, in Overveen. Jij ging altijd met zoveel plezier en belangstelling mee naar de bijeenkomsten. Ook iets dat we samen deelden: grote interesse voor Dickens en voor negentiende eeuwse Engelse literatuur. Omdat jij in onze zomervakantie altijd graag naar de familie in Griekenland wilde, zijn we nooit samen naar een Annual Conference van de Fellowship geweest. Wat spijt mij dat. Jij had je er als een vis in het water gevoeld. Ik houd niet van lange reizen, dus als de Annual Conference aan de andere kant van de wereld is, in Nieuw Zeeland of Australië, of in de VS, waarvoor je tegenwoordig je hele doopceel moet lichten voor je het vliegtuig in mag, ga ik niet. Wordt hij in Europa gehouden, dan probeer ik wel te gaan. In 2010 was ik er voor het eerst bij, in Eastbourne. Tijdens de Algemene Vergadering werd jij herdacht, tezamen met enkele andere overleden Dickensians. Ik vond dat bijzonder ontroerend. In 2012 was de Annual Conference in Portsmouth, waar Dickens tweehonderd jaar daarvoor werd geboren. We logeerden daar in een dormitory van de universiteit, waardoor ik mij soms terug waande in Middlebrook Hall aan de University of Minnesota, waar wij elkaar hebben leren kennen. Die eerste ochtend dat ik je tegenkwam in de eetzaal en in je ogen keek. We aten meteen aan dezelfde tafel en waren sindsdien bijna onafscheidelijk, tot het seminar en de rondreis ten einde kwamen in New York.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur



zondag, augustus 24, 2014

Brieven aan Stella (7)




Lieve Stella,

Het was even wennen, toen ik gisteravond terugkwam in Nederland. Ik vertrok met een graadje of vijf, zesendertig uit Thessaloniki. Toen ik een paar uur later op het Dordtse station aankwam was het inmiddels zestien graden. Ach, we weten het en we zijn het wel gewend, maar zo'n overgang dient liefst geleidelijk te verlopen, zoals toen we voor de allereerste keer met de auto naar Griekenland gingen. Je werkte al een jaar of wat in Düsseldorf en had net je eerste Golf gekocht. We reden via Zwitserland naar Noord-Italië, waar we in Como wilden overnachten. We zagen op de parkeerplaats bij het beoogde hotel opvallend veel glas van ingeslagen autoruiten en vonden daarom dat we, ondanks het late uur, beter nog wat konden doorrijden. We daalden af naar de Povlakte, waar het steeds warmer en vochtiger werd, tot het bijna tropisch aandeed. Doordat het geleidelijk ging, voelde het ook heel natuurlijk aan. Uiteindelijk belandden we in een motel in Lodi, waar we heel laat nog wat konden eten op het terras en waar de auto veilig kon worden gestald.

De volgende dag zetten we koers naar Ancona, vanwaar we de veerboot naar Patras zouden nemen. Ergens in de buurt van Boulogne kregen we een lekke band, gelukkig net voor een parkeerplaats. Daar stonden we met onze vier linkerhanden. Ik had weleens gehoord hoe je een band moest verwisselen, maar ik had het nog nooit gedaan. Bovendien: wie rekent er op een lekke band als je in een gloednieuwe auto rijdt? Jij hield het hoofd koel, ik werd behoorlijk paniekerig en zag de veerboot al de haven uitvaren terwijl wij uiteindelijk op de kade arriveerden. We vroegen hulp aan de bestuurder van een Belgische auto, die verderop stond. Een Waal, die binnen de kortste keren de reserveband voor ons plaatste. Dat bleek een 'thuiskomertje', waar je hooguit tachtig mee mocht rijden en niet verder dan een kilometer of vijftig. Het werd zoeken naar een garage, die we een kilometer of tien verderop vonden. Ze hadden er niet veel te doen, de band werd direct gemaakt. Er werd een soort van prop ingeschoten en hij werd weer opgepompt. De monteur toonde ons een forse schroef die in de band had gezeten. Hij barstte in lachen uit toen ik met een cheque uit de reis- en kredietbrief van de ANWB aankwam. Of het niet contant kon. Het fikse bedrag in lires bleek nog geen twaalf gulden te bedragen, een euro of vijf zouden we nu zeggen. We hebben nog jarenlang en vele kilometers met die band gereden. Sindsdien acht ik het Italiaanse vakmanschap hoog.

Ik had voor het vertrek weer last van mijn reiszenuwen. Het lijkt of het steeds erger wordt. Steeds die angst dat ik iets cruciaals vergeet, dat de lift halverwege blijf hangen als ik met de koffers naar beneden ga, dat ik te veel kilo's heb, dat de handbagage te groot is en niet in de cabine mag, ondanks de computer en belangrijke papieren erin. Dat laatste is nieuw en komt omdat ze tijdens de heenreis bij Transavia op Schiphol moeilijk deden over mijn rolkoffertje. Ik gebruik het al jaren als handbagage, het past ook altijd in ieder bagagevak, of het nu een Boeing 737 is, een Airbus A380 of een Fokker 100. Zelfs in het minutieuze turbopropje van British Airospace, waarmee ik naar Skyros vlieg, past het. In Amsterdam moest ik het bij de gate van een of andere bolbuikig buldervat in een bak proppen om de maat te nemen, want ik was vergeten er een papiertje aan te laten doen bij het inchecken. Eigenlijk was het meisje daar het vergeten, maar goed, dat koffertje moest in een vierkante bak, waar het wel paste, maar waar door mijn onhandigheid een wiel bleef haken. Moest het van die kerel nog eens. Het merkwaardige is dat de nervositeit verdwijnt op het ogenblik dat ik op het vliegveld door de controle ben. Dan ben ik de kalmte zelve, ook als er eens iets misgaat, zoals een paar jaar geleden in Frankfurt, toen ik vanwege noodweer niet verder kon naar Amsterdam en ik aangenaam in een of ander luchthavenhotel heb gelogeerd.

We waren nog ruim op tijd in Ancona. We hebben er zelfs nog ergens een pizza gegeten. De eerste pizza die ik in Italië zelf nam. Vergeleken bij de pizza's van Costa d' Oro in Dordrecht, was het helemaal niks, maar we zaten aan een mooi plantsoen ergens in het centrum. Het deed mij in de verte, heel in de verte, aan Lissabon denken. Daar zou ik je pas jaren later naartoe nemen, maar dit terzijde. Het was nog een hele toer om in de chaos op het haventerrein de juiste boot te vinden. Jij vond de overtocht helemaal niks, je hield niet van varen, had angst voor de zee. Ik genoot, zag in gedachten Romeinse galeien voorbij glijden en galjoenen van het type waarmee de zeeslag bij Lepanto werd gewonnen. Daarna wachtte ons een prachtige reis door de Peloponnesos, die ik alleen maar kende uit mythologie en geschiedenis. Ik kijk nog weleens naar de video-opnamen die we toen maakten. Ik moet ze eerstdaags op DVD laten zetten, want de kwaliteit van de banden wordt slecht. Die voortdurende geluidsmuur van cicades, de Venetiaanse forten van Koroni en Othoni, het charmante stadje Nauplion, waar de eerste president, Kapodistrias, door een politiek fanaat werd vermoord. Twee jaar geleden heb ik mij weer eens grondig verdiept in de Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Alle corruptie, factiestrijd, machtswellust en jaloezie onder politici, waar de hedendaagse Griek zo over klaagt en waaronder hij lijdt, speelden honderdnegentig jaar geleden een even grote rol als nu. Niets nieuws onder de Griekse zon.

Het huis hiernaast staat te koop. De buren hadden mij voor mijn vertrek al ingelicht dat ze een ander huis hebben gekocht en op termijn gaan verhuizen. Ik betreur dat zeer. Het zijn erg aardige, hulpvaardige, jonge mensen. Ik zie hen niet graag vertrekken, maar ik begrijp dat ze groter willen gaan wonen. Ik woon hier prettig, maar ik begin nu toch te twijfelen of ik moet blijven. Het huis is eigenlijk te groot voor mij, het is honderd jaar oud en ik begin op te zien tegen het onderhoud. Het bijhouden van de tuin vind ik prettig werk, maar door de tennisarm die ik, de hemel weet hoe, in februari heb opgelopen, heb ik tot nu alleen het allernoodzakelijkste gedaan. Die arm is aardig over, maar ik zie op tegen onkruid wieden en al het snoeiwerk dat in het najaar wacht. Aan de andere kant is de veranda heerlijk. Daarvoor heb ik ooit, vierendertig jaar geleden het huis gekocht. Weet je nog dat we begin jaren negentig besloten om het te verkopen, omdat we opzagen tegen de grondige verbouwing waar we voor stonden? We wilden liever gaan huren en kregen een maisonnette aangeboden in het centrum. Die gingen we op een vrijdagmiddag bekijken, maar hij maakte zo'n troosteloze indruk op ons, dat we ter plekke besloten om toch maar te gaan verbouwen. We zijn rechtstreeks naar de makelaar gerend om het huis uit de verkoop te halen en namen de paar honderd gulden die we aan hem kwijt waren maar op de koop toe. Nu zit ik toch weer te denken aan een appartement in het centrum, zoiets als Lupius had. Dat was een prachtige woning, met alleen maar het nadeel dat het plafond in de woonkamer, liever woonzaal, onder monumentenzorg viel, want het pand stamde uit de zeventiende eeuw. Ik zou daar om de hoek bij 't Vlak zitten, waar ik regelmatig met vrienden kom, en op vijf minuten van Visser. Alleen het station zou een stuk verder zijn, maar de waterbus is dan weer een stuk dichterbij. Kon jij me maar raad geven. Het is nog lang zo ver niet, eerst maar eens zien wat er met het Schrijfhuis gaat gebeuren, maar het speelt door mijn hoofd.

In gedachten, altijd

Kees


Foto: auteur


woensdag, augustus 20, 2014

Brieven aan Stella (6)




Lieve Stella,

Het zal een jaar of tien geleden zijn dat we op een warme zomeravond aten op een van de terrassen op het Navarinoplein. We waren wat vroeg voor Griekse begrippen en de ondergaande zon wierp een mooi licht op het archeologisch terrein met de resten van het paleis van caesar Galerius en de omliggende gebouwen. 'Wat houd ik toch van de stad, vooral als ik op deze plek zit,' zei je. Ik moest daar aan denken toen ik gisteravond op het balkonnetje van Loxias zat, vanwaar je van de andere kant een mooi uitzicht op de paleisresten hebt. Het was zo'n zelfde avond als toen. Vanuit de zaak klonken liederen van Manos Hatzidakis. Dezelfde liederen als op het cassettebandje dat jij me leende in Minneapolis, voor in mijn walkman. 'Houd maar,' zei je, toen we later afscheid namen in New York. Jij vloog terug naar Griekenland, ik naar Dordrecht. In de herfstvakantie zou ik je opzoeken in Thessaloniki. Dat was de eerste keer dat ik in Griekenland kwam. Het cassettebandje heb ik nog. Ik speel het regelmatig af sinds mijn cd-speler het niet meer doet. Hij moet worden schoongemaakt, maar ik zie al twee jaar op tegen het ontmantelen van alle snoeren en stekkers als ik hem uit de stereotoren in het wandmeubel moet halen. Ik heb zo'n draagbaar ding, radio, cassette- en cd-speler ineen, die ik af en toe van mijn werkkamer haal en beneden gebruik. Zo'n zelfde als hier in het Schrijfhuis. Ik heb daar ook nog je Dual platenspeler, die al hoog bejaard was toen ik je voor het eerst bezocht. Hij doet het nog, ik speel er je l.p.'s weleens mee af, tot bij sommige muziek de emoties me even te veel worden.

Muziek. Er is iemand in Dordrecht die gelooft dat ik niet om muziek geef, omdat het mij nu eenmaal niet lukt allerlei namen van artiesten te onthouden. Dat is natuurlijk grote onzin, maar het is hem niet uit het hoofd te praten. Van Griekse muziek weet ik veel meer dan hij, hij komt niet verder dan Maria Farandouri, maar ik ga in het café niet met hem zitten wedijveren wie van wat het meest weet. Gisteren bij Loxias heb ik weer volop genoten van Hatzidakis en van klassieke rebetika. In mei was het alleen maar salsa wat er werd gedraaid. Daar is niets mis mee, maar het is muziek die niet bij Loxias past. Overigens blijf ik bij mijn al vaak uitgesproken mening dat een goed café eigenlijk geen muziek nodig heeft en zeker geen luide muziek, die je het spreken belemmert. In de Griekse horeca heerst jammer genoeg nogal eens de opvatting dat muziek moet en dat die heel hard moet. De reden dat ik niet vaak in het prachtig gedecoreerde Ellinikon kom en bij Prinkipos wel op het terras zit, maar zelden binnen, ondanks de sfeervolle Jugendstilinrichting. Nu ik er aan denk. Henk van Zuiden heeft een bloemlezing gemaakt met gedichten over muziek, onder de titel Boem! Paukenslag, waarin hij jouw gedicht Muziek is overal, uit je bundel Eindeloze nachten heeft opgenomen. Henk Verweerd van Liverse denkt er over om jouw bundel opnieuw uit te geven, maar dan tweetalig, met ook de Griekse gedichten. Een aardig idee, maar ik moet er toch nog even over denken, want de Griekse en Nederlandse gedichten zijn geen vertalingen van elkaar. Je schreef je gedichten óf eerst in het Grieks en herdichtte ze daarna in het Nederlands, of andersom. De laatste jaren van je leven vooral andersom. Ik ben bang dat onder de weinige mensen in Nederland die Nieuwgrieks kennen iemand is die dat niet weet of begrijpt en gaat roepen dat je een slordige vertaalster bent, of iets van dien aard, en aangezien ik weet hoe nauwkeurig en goed je vertaalde, wil ik dat vermijden.

Een paar dagen geleden heb ik Vaso weer wat sieraden van je laten uitkiezen. Wat ik nu nog heb liggen, geef ik in oktober aan Marina. Ze is vorige maand dertien geworden. Ik kan me herinneren hoe blij jij was met haar geboorte. 'Ik ga haar net zo goed Engels leren als Vaso,' zei je. Ik was in Nederland tijdens haar verjaardag, maar in mei heb ik haar al haar cadeau gegeven. Meestal geef ik boeken, maar toen is het geld geworden, want welk Grieks boek moet ik geven aan een pubermeisje uit de brugklas van de middelbare school? Daar heb ik net even geen idee van. Ik zie haar overigens maar weinig, zodat ze mij eigenlijk nauwelijks kent. Een oude, buitenlandse man, die Grieks spreekt met een vreemd accent, boeken schrijft en, bij de enkele keer dat zij hem ontmoet, meestal iets cadeau geeft. De weduwnaar van een tante die al overleed toen ze net zes was. Ze wordt wel erg mooi. Met haar grote, donkere, Byzantijnse ogen doet ze mij denken aan de Fayoumportretten die we jaren geleden zagen op een tentoonstelling in het Byzantijns museum.

Het wordt een spannende avond: FC Dordrecht speelt zijn eerste wedstrijd, na negentien jaar, in de Eredivisie. Uit tegen Heerenveen. Ik heb drie jaar geleden, na vele jaren, weer eens een seizoenkaart gekocht en daar eigenlijk geen ogenblik spijt van gehad. Ik ben behoorlijk betrokken geraakt bij de club. Niet alleen vanwege het aantrekkelijke voetbal, ook vanwege de goede sfeer. Onder de vaste supporters zijn veel vrienden, oud-leerlingen en oud-collega's. Een van de spelers is nog een oud-leerling van mij, met de zus van technisch directeur Marco Boogers heb ik jaren als collega samengewerkt en zij is mij opgevolgd als sectievoorzitster geschiedenis. Zij heeft mij samen met Bettina Grissen heel veel werk uit handen genomen tijdens jouw ziekte en mij daarna enorm gesteund, iets wat ik niet zal vergeten. Samen met goede vriend en journalist Emile van der Velden schrijf ik voor het programmaboekje bij de thuiswedstrijden en soms word ik gevraagd iets bij te dragen aan het FC Dordrecht Magazine, wat ik natuurlijk met genoegen doe. Bij DFC en FC Dordrecht ben ik zo min of meer de opvolger van Kees Buddingh' geworden. Ik word vanavond door Elisa van FC Dordrecht per sms op de hoogte gehouden, want ik heb nog steeds geen iPhone of smartphone, waarmee ik op Facebook kan. Naar het zich laat aanzien ga ik die ook niet kopen, ik zit al genoeg naar beeldschermen te staren en heb geen enkele behoefte de hele godganselijke dag met een telefoontje in de weer te zijn. Mijn heimelijke wens is dat jouw achterneefje Dimitris Salpingidis nog eens een seizoen bij ons komt spelen, maar dat zal wel nooit gebeuren. Erg rijk is FC Dordrecht niet. Hij speelde trouwens een glansrol in het Griekse team tijdens het wereldkampioenschap in Brazilië. Ach, nu herinner ik mij uiteraard die ongelooflijk spannende finale om het Europese kampioenschap in 2004, die wij in een motel bij München zagen, in het gezelschap van een aantal Griekse en enkele Portugese vrachtwagenchauffeurs. Wat een feest werd het toen Griekenland won. En hoe geweldig sportief reageerden de Portugezen, niet alleen door ons te feliciteren, maar iedereen ook nog eens flink te trakteren. Daar kan meneer Messi, die zich na de door Argentinië verloren finale tegen Duitsland een erg slechte verliezer toonde, een voorbeeld aan nemen.

Morgen is het volle maan. Zoals gebruikelijk is er een gratis concert, dit keer in de tuinen van het Volkenkundig Museum. Ik weet niet of ik er heen ga. Als ik gezelschap heb misschien wel, alleen heb ik er geen zin in. Weet je nog dat we met Tilly en Vaso eens naar zo'n concert zijn geweest, door Nena Venezanou, in de citadel, op het terrein naast de Yedi Kuleh, de oude gevangenis. Die was toen net gesloten en werd ingericht als museum. Bij wijze van uitzondering mocht het publiek na afloop het gebouw bezoeken. Lacherig gingen we met een stroom anderen 'sti filaki,' de bajes in. Een deel is nu open voor het publiek als gevangenismuseum, een deel dient als opslagplaats van de Archeologische Dienst. Waarom voor de tuinen van het Volkenkundig Museum is gekozen, weet ik niet. Ze lijken mij lang niet zoveel plaats te bieden als het terrein in de citadel, maar ze zijn wel makkelijker bereikbaar.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur


zondag, augustus 17, 2014

Brieven aan Stella (5)




Lieve Stella,

Meneer Kostas, de tractorman, is dood. Toen ik vanmiddag het flatgebouw uitkwam zag ik zijn vrouw aan de overkant op het balkon zitten. Ze vertelde dat hij tien dagen geleden is doodgebleven in de bejaardensoos. Zevenenzeventig, maar met die verweerde kop en borstelige wenkbrauwen leek hij min of meer leeftijdsloos. We noemden hem de tractorman omdat hij de kost verdiende met een tractor. Voordat het plantsoen werd aangelegd, stond dat ding na werktijd geparkeerd op het braakliggend terrein, naast de paal van het elektriciteitsbedrijf. Je weet wel, waar de melkboer uit Pyleia, die nog met paard en wagen kwam, altijd de teugels aan vastmaakte. Die melkman verdween al een paar jaar voor jouw overlijden uit beeld. Tot voor een jaar of twee, drie zag je nog weleens zigeuners met kar en paard, maar die rijden tegenwoordig allemaal in een pick up of een ijzeren hond.

Als ik hier kom is er meestal weer iemand weggevallen. Het schoenmakertje dat kanaries fokte. Wij lieten hem altijd onze sloffen maken, voor een prikje, van echt leer en precies op onze voeten gesneden. De oude Dimitriou, de spoorwegman, die steeds over zijn jaren als machinist begon, nadat ik hem eens had verteld dat mijn grootvader ook machinist was geweest. Op de leeftijd van honderddrie, tante Parthena, jouw tweede moeder, die we ooit urenlang gefilmd hebben terwijl ze over haar jeugd vertelde, de vlucht vanuit de Pontos via Rusland naar Griekenland in de Eerste Wereldoorlog, een verhaal waarvan ik een roman zou kunnen maken, als ik romanschrijver was. De weduwnaar uit de Triandafillosstraat, waarover ik in Mijn koffers gepakt schrijf. Vaso's grootvader, een van de popes die ons trouwden en tante Maria uit Kalamaria, de moeder van worstelkampioen Nikos. Nu dus de tractorman en als Takis van hieronder zo blijft vreten en zuipen als hij doet... nu ja, dat weet je nooit. Misschien word ik ook wel honderddrie, maar ik kan evengoed morgen met een benevelde kop van het keukentrapje tuimelen en mijn nek breken.

Ik moet ineens, geen idee waarom, aan Gerrit Komrij denken. Misschien omdat ik net een rijtje doden ben afgegaan. Hij overleed alweer twee jaar geleden. Eind september 2008 sprak ik hem in café Van Wegen in Utrecht, datzelfde café waar een paar jaar daarvoor Chrétien Breukers zijn poëziebloemlezing, 'de dikke Breukers,' presenteerde, en het jaar daarna bij Merz in Dordt. In Utrecht hadden we het over de opening van de tweede winkel van Bobby Kinghe, in 1974 op het Hof, die hij samen met zijn vriend Charles verrichtte. Hij wist zich daar niet veel meer van te herinneren. Wel nog dat ze toen in het voormalige hotel Ponsen logeerden, bij het station. Ik verschilde weleens van mening met Lupius over de romans van Gerrit. Zijn boek Over de bergen vond ik goed, Lupius vond het maar niks. Erg goed vond ik Villa Pouca. Kroniek van een dorp, waarover Lupius zijn oordeel 'wel aardig' luidde. Hetzelfde verschil van opvatting hadden we over De klopgeest en Een zakenlunch in Sintra. Over zijn poëzie hebben wij samen wel vaak, maar Lupius en ik zelden, gesproken. Lupius was meer van het proza, al schreef hij in zijn jonge jaren soms goede gedichten. Over zijn polemisch proza waren we het altijd eens, dat vonden we geweldig. Zijn televisiekritieken in Horen, zien en zwijgen zijn soms wat gedateerd, omdat niet iedereen die hij daarin aanpakt nog bekend is, maar ik herlees ze regelmatig, vaak met tranen van het lachen. Toen jij overleed was je Max Havelaar in het Grieks aan het vertalen. Als het je gegund was geweest die vertaling te voltooien, had ik je misschien wel aangeraden om Villa Pouca te vertalen, een boek dat het in het mentaal nog zeer rurale Griekenland goed zou doen, denk ik.

Ik wilde gisteren nu toch eens weten hoe het met al die beloofde toeristen zit. Je ziet er weleens een paar met een plattegrondje en een camera in het centrum, maar als je bedenkt dat Thessaloniki anderhalf keer groter is dan Amsterdam en bijna zestienhonderd jaar ouder, dan valt dat handjevol bezoekers in het niet vergeleken bij de massa's die zich langs de grachten verdringen. Op Radio 100, de Drechtstad FM van Thessaloniki, werd melding gemaakt van een cruiseschip, de Aida, dat in de haven zou zijn gearriveerd. Ik ga dat bericht eens controlerem, dacht ik, wat meteen een goede aanleiding was voor een wandeling langs de zeeboulevard, richting Ladadika, de havenbuurt, waar je zoveel gezellige restaurants en bars hebt. Toen ik je leerde kennen waren het vooral bordelen, verlopen zeemanskroegen en ruïnes, maar daar is, dat weet je, de bezem door gegaan toen er ineens een zak geld kwam, omdat de stad in 1997 culturele hoofdstad van Europa was. Niet genoeg voor de hele buurt, er zijn nog een paar straatjes met voornamelijk ruïnes, maar het verschil tussen toen en nu is groot.

Inderdaad lag de Aida in de haven en het was ook wel gezellig in Ladadika, maar dat we werden overstroomd door toeristen, dat nou ook weer niet. Ik weet niet hoeveel mensen er op zo'n schip zitten en of ze aan boord eten of ook weleens in een stad die ze bezoeken. Ik denk aan boord, want de restaurants zaten lang niet vol. Dat schip bewijst dat burgemeester Boutaris inderdaad probeert woord te houden, evenals de directe vluchten op Constantinopel, maar de ontwikkeling naar toeristenstad staat nog in de kinderschoenen. Die ontwikkeling wordt trouwens in de wielen gereden door de regering, die de treinverbindingen met het buitenland heeft opgeheven, wat ik nogal onbegrijpelijk vind. Ik herinner mij dat, nog geen tien jaar geleden, met veel bombarie de 'Lijn der vriendschap' tussen Thessaloniki en Constantinopel werd geopend, of met nieuw materiaal heropend, daar wil ik vanaf zijn. Ik hoop dat Thessaloniki nooit overstroomd gaat worden door toeristen zoals Amsterdam, waar ze meer een plaag dan een zegen zijn, maar een beetje meer volk over de vloer is niet alleen gezellig, het levert de zieltogende economie ook nog wat op, zolang het niet allemaal berooide Balkanburen zijn. Gelukkig ligt Thessaloniki ver genoeg van Engeland om geen slachtoffer te worden van het gruwelfenomeen Engelse vrijgezellenavond.

Het is minder warm dan de dagen hiervoor. De grote hitte is even voorbij en komt, als ik de stamgasten in Loxias mag geloven, pas over een kleine week terug. Dan ben ik alweer vertrokken, tot ergens in het najaar. Voor- en najaar blijven, meteorologisch beschouwd de mooiste perioden. Vreemd eigenlijk dat ik Loxias pas kort na jouw overlijden heb ontdekt. Het was Vaso die mij er mee naartoe nam. Kafeneion en boekhandel, trefpunt van studenten, schrijvers, docenten, professoren, musici, beeldende kunstenaars en een enkel warhoofd. Waarom hebben we het niet samen ontdekt? Jij kende zoveel mensen in onderwijs- en kunstkringen, we bezochten zoveel en zo vaak theaters, bioscopen, concertzalen en, inderdaad, cafés, zoals Defacto in de Pavlos Melasstraat, waar tegenwoordig het journaille van TV100 en Radio 100, dus van alternatief RTV-Dordt en iDordt, uithangt, maar op de een of andere, onbegrijpelijk manier glipte Loxias door de mazen van ons net. Dat spijt mij zeer. Jij zou je er, hoewel je minder kroegdier was dan ik, helemaal hebben thuisgevoeld. Als ik in Thessaloniki ben, kom ik er vrijwel dagelijks, zoals in Dordrecht bij Visser. Alleen op andere tijden, want in goed gezelschap in de kroeg hangen kan wel bij Visser, maar niet tot diep in de nacht en het is meer regel dan uitzondering dat een taxi mij rond een uur of twee, half drie aflevert voor de deur. Ik doe hier aan siësta, dat begrijp je, anders houd ik het niet vol.

In gedachten, altijd,

Kees



Foto: auteur

donderdag, augustus 14, 2014

Brieven aan Stella (4)




Lieve Stella,

Het is niet zo bloedheet als gisteren. Toen was het tot ver in de avond niet te harden. Nu is het wisselend bewolkt en viel er zojuist zelfs een, onbetekenend, spatje regen. De ventilator is vorig jaar kapot gegaan. Ik heb hem met een lorrenboer meegegeven. Ik had natuurlijk een nieuwe moeten kopen, maar waarom negentig euro uitgeven als ik er misschien nog maar een weekje plezier van heb? Tijdens mijn volgende bezoek heb ik hem naar alle waarschijnlijkheid niet nodig. Waar ik daarna zal logeren, weet ik niet. Misschien verandert er uiteindelijk helemaal niets. Het zal niet de eerste keer zijn dat plannen die zeker lijken toch niet doorgaan. Ooit besloten we, als we eenmaal in Griekenland zouden wonen, al die eilanden waar ik nog nooit, jij soms wel, was geweest te gaan bereizen. Door jouw overlijden is er niets van gekomen. Het enige nieuwe eiland dat ik heb ontdekt is Skyros. Ik ben er nu zo'n keer of vijf geweest, heb er vrienden gemaakt, en zal er, als alles loopt zoals bedoeld, nog regelmatig komen. Drie jaar geleden heb ik ook een Nederlands eiland ontdekt, waar we nooit eerder waren: Texel. Tijdens het traditionele familieweekeinde in augustus. Sindsdien ga ik er nu en dan heen om te wandelen, te fietsen en mijn kop lekker te laten uitwaaien.

Met Kostas en Vassiliki ben ik drie jaar geleden een paar dagen naar Samothraki geweest. Dat was voor hen de eerste keer. Voor mij was het een ontroerend weerzien met dat ietwat raadselachtige eiland met zijn door Tolkien geïnspireerde bossen en zijn elfachtige meisjes. We logeerden in Therma, dit keer in hotel Orfeas. Van daaruit bezochten we al die plekken waar we zoveel fijne uren doorbrachten. Het had voor onze komst een aantal dagen hard geregend, waardoor het pad naar de watervallen van de Fonias deels glad en gevaarlijk was. Kostas en Vassiliki wilden toch persé de tocht maken. Ik heb op hen gewacht in de feeërieke tuin van de uitspanning bij de brug over de weg naar Kamariotissa, wat het gedicht I jeffira tou Fonia opleverde, dat in mijn jongste bundel Hoe de wereld zich zou openen staat. In 2012 uitgegeven bij Liverse. Ik vind het een van mijn beste gedichten. Toen ik vorig jaar tijdens een poëziemiddag in Antwerpen optrad, op uitnodiging van Bert Bevers, droeg de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen het tijdens zijn openingswoord voor. In Chora herkenden de waard van Lefkos Pyrgos en zijn Franse vriendin mij direct. Zij schrokken toen ze hoorden van jouw ziekte en overlijden. Ik ben ook langs slager Zolotas gelopen, maar de winkel stond leeg, net als, voor zover we konden zien, dat leuke appartementje boven de zaak, waar wij ooit logeerden.

Vaso woont tegenwoordig in Athene. Overgeplaatst door de bank, naar de internetafdeling. Het bevalt haar wel, heb ik de indruk. In haar vrije tijd is ze vrijwilligster bij een vereniging die oude en bijzondere gebouwen fotografeert en beschrijft. Heeft ze ook nog iets aan haar diploma van civiel ingenieur. Ze heeft een flat in Pankrati, een van de prettigere buurten van de stad. Toen ze anderhalf jaar geleden vertelde dat ze naar Athene ging verhuizen was ik even bang dat ze in een van die gribussen terecht zou komen, achter het Larissastation of rondom het Omoniaplein, maar dat viel mee. Ik heb in ieder geval een reden om af en toe weer eens naar Athene te gaan. Niet dat het mijn stad is, ik kan nog steeds het enthousiasme van Frans van Hasselt niet delen, maar de wijk van Vaso is wel aangenaam, evenals de Plaka en het centrum tussen het Syntagmaplein en metrostation Monastiraki. Daar was ik vorig jaar oktober, in de herfstvakantie, met een groepje V6-leerlingen van mijn oude school (de meesten oud-leerlingen die ik in de onderbouw had) en twee oud-collega's. Ze wilden graag Athene zien en ik kon dat via Labrys Reizen voor ze regelen, met zelfs nog een excursie naar Delphi er bij, voor een heel schappelijke prijs. Ik trad, met officiële vergunning van het ministerie, anders word je gelyncht, op als gids. Was ik weer even een weekje leraar. Nu ja, meer een ondeugende oom, die hen tot tot diep in de nacht meenam naar allerlei leuke barretjes in de buurt van het hotel. Van het rookverbod trekt niemand zich in Griekenland gelukkig iets aan en van het verbod om alcohol aan minderjarigen te verkopen ook niet. Het was een erg leuke groep, er is geen enkel exces geweest en de reis is daardoor probleemloos verlopen. Heel toevallig waren er gedurende die dagen net even geen stakingen, demonstraties en rellen. Goede reclame voor Griekenland.

Frans van Hasselt, die ik af en toe opzocht in Athene om samen uit eten te gaan, uiteraard bij Zorbas, is in februari 2011 overleden. Zomaar in zijn slaap. De avond tevoren had hij nog geanimeerd met vrienden bij Zorbas gegeten, 's morgens trof zijn hulp hem dood in bed. Een mooie dood, maar het was te vroeg voor Frans. Hij stond, ondanks dat hij slecht ter been was, nog volop in het leven. Schreef zelfs nog weleens wat voor het NRC-Handelsblad en was bezig aan een volgend boek, samen met Agnes Dijk. Tweeëntachtig is hij geworden. Hij is in Athene begraven, op het protestantse deel van, naar ik meen, de Tweede Begraafplaats. Ik kreeg het bericht van zijn overlijden van Hero Hokwerda, die naar de begrafenis ging. Wilde ik ook wel, maar ik was net die dag teruggekomen uit Griekenland en kon zo snel geen vlucht meer vinden, althans geen vlucht die niet exorbitant was geprijsd. We hebben hem in Nederland herdacht door allemaal, ik bedoel zoveel mogelijk van zijn Nederlandse vrienden en bekenden, om twaalf uur 's nachts zijn favoriete rebetika, Nichtose Choris Fengari, te draaien. Nu ik dit schrijf, springen de tranen weer in mijn ogen. Niet alleen vanwege de herinneringen aan Frans, maar ook aan jou en de uren die we gedrieën bij Zorbas doorbrachten. En op andere plekken, toen Frans nog goed ter been was en hij ons tot diep in de nacht meesleepte naar concerten en skiladika. In Zorbas hangt een mooie foto van hem, met daaronder in het Nederlands en Grieks een korte levensbeschrijving. Als ik in Athene kom, eet ik er vrijwel altijd. Ik word als een goede vriend ontvangen en Frans is nog vaak het onderwerp van gesprek.

In de verte, uit de richting van de Olympus, die door de waterdamp boven zee vandaag niet te zien is, rommelt het. Er zijn onweersbuien voorspeld en ik denk dat Zeus bezig is uit zijn middagdutje te ontwaken. Ik ben jouw editie van I Claudius van Robert Graves aan het herlezen. Na twintig jaar is het nog even inspirerend als toen. Ik vind die Romeinen nare, wrede vechtjassen, maar ze hebben ons wel die hele Griekse godenwereld cadeau gedaan. Een naar mijn idee heel wat aangenamere godsdienst dan de leer van die woestijntiran. Hoe zouden de Griekse en Europese cultuur er uitzien als er geen christendom overheen zou zijn gewalst? We zullen het nooit weten en misschien zou het vies tegenvallen. Tenslotte was de Grieks-Romeinse wereld ook niets menselijks vreemd. Zeus is inderdaad wakker. Als het maar wel bij een bui blijft, want ik heb weinig zin door een rivier te moeten banjeren als ik straks de heuvel beklim voor bus 14, richting Loxias. Ik ga voorlopig het zonnescherm maar eens optrekken.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur



maandag, augustus 11, 2014

Brieven aan Stella (3)




Lieve Stella,

Het is opnieuw een snikhete dag, dus zo dadelijk vlucht ik weer naar het terras van Porfyra, voor een visje of wat zouzoukakia. Ik ben net terug uit de stad, waar ik een verklaring van de Nederlandse fiscus naar de accountant moest brengen. Dat papier kreeg ik, na een maand wachten, gratis toegestuurd, maar met vertaling en apostilles kostte het uiteindelijk honderdtwintig euro. Daarvoor vlieg ik retour van Thessaloniki naar Skyros. In 2001 zouden wij daar samen vakantie gaan houden, maar omdat er net een aardbeving was geweest, dachten we dat we dat beter even konden uitstellen. De mensen zouden wel iets anders aan het hoofd hebben dan ramptoeristen. Achteraf bleek de schade nogal mee te vallen. De Griekse pers had er een sensationeel drama van gemaakt, met talloze huizen in puin. Later hoorde ik op Skyros dat sommige cameraploegen, bij gebrek aan iets actuelers, al tientallen jaren vervallen huizen hadden gefilmd. Dat bevestigde mijn vooroordeel over de Griekse pers, inzonderheid de televisie. Veel nieuwsgaring en verslaggeving is sensationeel en bizar slecht. Dat is er niet beter op geworden sinds vorig jaar de publieke omroep met een pennenstreek van Athene werd opgeheven en, na vele maanden, vervangen door een afgeslankt soort opvolger. De televisie is nu bijna helemaal het domein van de commerciëlen, voor wie maar één criterium geldt: de door de kijkcijfers verwekte inkomsten. Tijdens de week dat ik hier ben, heb ik alleen nog maar naar BBC World gekeken en via het internet, voor zover de wrakke verbinding het toeliet, de Nederlandse kranten gevolgd.

Wat Skyros betreft kwam van uitstel afstel, zonder dat ik kan bedenken waarom. Het is er eenvoudig niet meer van gekomen. We waren enthousiast voor Thasos en Samothraki, waar we een paar prachtige vakanties hebben gehad. Soms hadden we helemaal geen zin om de comfortabele flat in Thessaloniki te verlaten. Soms gingen we een tijdje naar Theodosia, naar het voorvaderlijk huis, om te genieten van het liefelijke berglandschap en de relatieve koelte. Je hebt daar ook dierbare herinneringen liggen, waarover je graag vertelde als we onder de grote vijgenboom zaten, die ook een rol speelt in sommige van je gedichten. Op jouw verzoek hebben we je er twee jaar geleden herbegraven. Ik wil daar niet graag aan worden herinnerd. Het openen van je graf in Thessaloniki, waar ik, vond ik, bij moest zijn, is een van de verschrikkelijkste ervaringen van mijn leven. Nog erger dan op de dag van je begrafenis, op 31 december 2007, toen er, nadat iedereen naar de aula van het kerkhof was vertrokken, maar ik nog even bij je achterbleef, ineens een lompe vent opdook die zwijgend je graf begon te dichten. Je rust nu op die pittoreske begraafplaats in misschien wel een van de mooiste landschappen van Griekenland, maar toen ik je laatst bezocht was wel de koperen lamp gestolen. Zelfs daar, in een gehucht van niks, of misschien wel daarom, want wie houdt er oog op die plek?

Nichtje Deborah uit Haarlem zou een weekje komen logeren met haar Noorse vriend. Gisteren zou ik hen afhalen van het vliegveld, maar drie dagen geleden kreeg ik bericht dat de verkering uit is, dat hij teruggevlogen is naar Oslo en dat zij vandaag naar haar ouders is vertrokken, die vakantie houden in Italië. Ik heb haar laten weten dat ze alleen ook meer dan welkom is, maar ik begrijp het wel. Als je liefdesverdriet hebt ga je niet in je eentje bij een oom van zekere, gevorderde leeftijd logeren, ook al zou die oom alles doen om je een leuke week te bezorgen. Ik vind het wel jammer, ik heb graag jonge mensen over de vloer, beschaafde, jonge mensen, maar aan de andere kant is het prettig voor mijn privacy. Ik bedoel, je moet altijd rekening houden met gasten. Dan ga je 's morgens voor het douchen niet in je blote kont door het huis lopen. Althans, niet als de gast je lievelingsnichtje is.

Het was voor mijn doen redelijk vroeg, toen ik gisteravond terugkwam van een etentje. Ik ben nog een uur of wat op het balkon gaan zitten, om met een glaasje tsipouro te genieten van de zwoele avond en te kijken naar de vliegtuigen. Ik vind dat 's avonds een prachtig gezicht, die toestellen die als een soort flipperkasten met flikkerende lichten aankoersen op het vliegveld en net ver genoeg weg zijn om geen geluidshinder te veroorzaken. Hoe vaak hebben we er samen niet naar zitten kijken? Ik moest erg aan je denken en aan je dichtregels: 'We zullen een praatje maken,/want we weten dat de doden/leven onder de levenden,' uit een van de laatste gedichten die je schreef voor je overleed. Woorden die mij altijd weer diep raken. 

Naar het zich laat aanzien komt er een einde aan die zwoele avonden op dat balkon. Wat ik allang heb zien aankomen, maar altijd heb verdrongen, gaat waarschijnlijk gebeuren. Je jongste broer en zijn gezin moeten op termijn hun veel te dure huurhuis uit. Niet alleen wordt de huur, door alle kortingen op de salarissen en de extreem gestegen belastingen, voor hen onbetaalbaar, maar het appartement staat ook te koop. Dan hebben ze dit huis, dat uiteindelijk van hen is, nodig en dat betekent einde Schrijfhuis. Het komt me enerzijds te vroeg. Ik dacht over een jaar of vijf de sleutel aan hun dochter, je nichtje Marina, te geven, als ze gaat studeren (waar ik gezien haar intelligentie geen ogenblik aan twijfel, ik moet het alleen nog voor elkaar krijgen dat ze dan geschiedenis gaat studeren). Aan de andere kant heb ik er ook wel vrede mee. Ik zal er niet minder door naar Griekenland gaan, maar wel voor kortere perioden. Dat doe ik de laatste tijd toch al. Als ik hier een week of twee, drie vertoef, vrienden en familie heb gezien en een paar heerlijke avonden in Loxias heb doorgebracht, begint het Dordrecht alweer te kriebelen. Toen ik jong was, was ik minder blij met die stad, maar toen ik in Hendrik-Ido-Ambacht ging werken en de gemeente mij genereus een ruim huurhuis aanbood, iets wat ze later in Dordt, toen ik op mavo-Krispijn ging werken, niet eens konden bedenken, schrok ik me rot en besloot ik toch maar op mijn eiland te blijven. Inmiddels is er tussen Dordrecht en mij zo'n band gegroeid, ondanks de heisa die je daar ook hebt, dat ik er nooit meer weg wil. Het is bijzonder aangenaam in Loxias met zijn genereuze aanbod aan hapjes, weer eens wat anders dan de (voortreffelijke) poffers, het broodje bal en de tosti bij good old Visser, maar als ik zou moeten kiezen tussen die twee, dan wordt het zonder enige twijfel Visser. Ik kom daar niet voor niets al bijna zevenenveertig jaar.

Dordrecht, ook daar is het een en ander veranderd sinds je overlijden, maar we gaan niet alles in één brief stoppen. Wel dat ik in de afgelopen jaren de voorgevel van ons huis heb laten restaureren en dit jaar de veranda, die min of meer op instorten stond. Volgens de aannemer kan hij er weer voor veertig jaar tegen. Dan word ik, als ik het mag beleven, honderdtwee. Ik weet niet of de veranda dan nog enige prioriteit heeft, maar dat zien we tegen die tijd wel weer. Een van de dingen die ik erg mis, als ik in Griekenland ben, is onze tuin. En die veranda, die Jan Eijkelboom ooit inspireerde, toen hij bij ons was, tot het schrijven van zijn gedicht 'Veranda's vooral.' Jan is ook alweer een paar jaar dood. Ook iemand die ik nog steeds mis. Ik had de eer bij zijn herdenking in het Dordrechts Museum te mogen spreken namens de Dordtse Dichterskring. Dat museum is schitterend verbouwd. Je zou het prachtig vinden, maar daarover een andere keer.

In gedachten, altijd,

Kees 


Foto: auteur


vrijdag, augustus 08, 2014

Brieven aan Stella (2)




Lieve Stella,

De laatste keer dat we de verjaardagen van je broers en mij vierden deden we dat met een etentje in het grote restaurant op de heuvel boven Konstantinoupolitika: Kentro Lofos. Daar heb je een panoramisch uitzicht over het oostelijk deel van de stad, tot aan de zee, bij helder weer zelfs tot aan het vliegveld. Ik vind het nog altijd een curieus toeval dat je oudste broer en ik op dezelfde dag jarig zijn en je jongste verjaart op de dag ervoor. Je had bij Dimitris, de banketbakker met dat lieve meisje achter de toonbank (dat iedere keer als ik uit Nederland kom weer een maatje gezetter blijkt te zijn) een taart besteld met onze namen erop en de wens Xρόνια πολλά (vele jaren). Vier maanden later hadden we er je begrafenismaal, met je familie en vrienden en na ta saranda, de herdenking veertig dagen na je overlijden, nog eens. Toen waren er ook vrienden uit Nederland, Vlaanderen en Duitsland bij, wat mij veel troost en sterkte heeft gegeven. Daarna ben ik er niet meer geweest, zoals ik ook na een poosje ben gestopt met onze wandelingen in het bos.

Niet dat ik de herinnering niet aan kan. Ik ga graag naar plaatsen waar we samen gelukkig zijn geweest, maar er is veel verpest in het bos. De twee kapelletjes en de banken daarvoor, waar we altijd uitrustten voor we weer aan de afdaling naar de stad begonnen, zijn na klachten van een gemeenteraadslid weggehaald. De idioot, lid van de Stalinistische KKE, was bang dat het 'een bedevaartsoort' zou worden. Je weet dat ik weinig moet hebben van religie en dat ik vind dat de Griekse kerk een veel te grote invloed op de samenleving heeft, maar dit was bekrompen onzin van een ander soort gelovige. De vrijwilligers die de bomen en struiken verzorgden zijn er daarna mee gestopt. Aan het begin van het bos heeft de gemeente picknicktafels neergezet en verschillende paden 'aangekleed' met bruggetjes, vlonders en trapjes. Alles ten behoeve van het barbecuepubliek, terwijl dezelfde gemeente op de lokale televisie mensen vraagt om niet te barbecuen in het bos. Ik heb er weinig meer te zoeken.

Een paar dagen geleden nam ik bus veertien naar het centrum. Ik ga vaak lopen, maar het was me te warm. Ik stap meestal uit bij de triomfboog van keizer Galerius en loop dan via de Gounari en de Svolou langs de Agia Sofia naar de krantenboer in de Agia Sofiastraat, waar je buitenlandse kranten, tijdschriften en derderangs romans kon kopen. In mei zei hij nog: 'Tot over drie maanden,' maar de zaak bestaat niet meer. Van de aardbodem verdwenen, geen spoor meer van te bekennen. Alleen een groot plakkaat 'Te huur,' zoals je op honderden winkelpanden ziet. Ook Molho, waar we heel vroeger om de buitenlandse kranten gingen, is al een paar jaar weg. Had zijn heerlijk rommelige boekenwinkel omgebouwd tot een gelikte zaak met een 'moderne uitstraling,' onder de naam Molho-Promitheas, maar ging daaraan al voor de crisis failliet. Waar ik nu in deze miljoenenstad om het Times Literary Supplement, de Harald Tribune of een zeer zelden opduikende Volkskrant moet, weet ik niet. De baas van Loxias zegt dat er aan het einde van de Aristotelesstraat, vlakbij zee, een kiosk moet zijn die ze verkoopt. Ik zal eerstdaags eens gaan kijken.

Na de verdwenen krantenboer liep ik via de Ermou naar café Aristoteles, je weet wel, dat mooie grand café op de hoek van de Ermou en de Aristotelisstraat. We maakten er ooit kennis met professor Kontis van het Balkan Insituut, voordat ik daar onderzoek ging doen, toen ik nog de bezig was om te promoveren op dat kutonderwerp Macedonië. Je weet wel, dat we in De Rode Hoed tussen hysterisch door elkaar krijsende en nooit naar elkaar luisterende immigranten uit Griekenland en voormalig Joegoslavië terechtkwamen. We zijn inmiddels twintig jaar verder en ze steggelen nog steeds over die naam. Goed dat ik op tijd van het onderwerp en van dat nutteloze promotieplan ben afgestapt. Een paar artikelen uit die tijd, nog steeds actueel, heb ik opgenomen in mijn boek Balancerend aan de rand van Europa, een verzameling stukken waarin de belangrijkste thema's uit de Griekse geschiedenis vanaf 1821 aan bod komen. Op een heel wat kritischer manier dan in de Griekse schoolboeken die anno 2014 nog steeds vol staan met nationalistische mythologie. Goed, café Aristoteles. In mei heb ik er nog heerlijk op het terras de eindeloze pantoffelparade zitten bekijken. Ook weg. Omgebouwd tot een smakeloos ingerichte ijssalon.

Je zou schrikken van de vele winkels die failliet of verdwenen zijn, zoals warenhuis Lambropoulos en winkelketen Fokas. Pantelis, de goudsmid, heeft de deuren gesloten, maar in zijn geval weet ik niet of het een financiële reden had of dat hij met pensioen is gegaan zonder opvolger. De tabaksdame achter de Agia Sofia redt het nog net, maar ze is wel naar een kleinere zaak verhuisd en verkoopt nu allerhande prullaria naast pijpen, aanstekers en rookwaren. In onze buurt is het helemaal pijnlijk. Het eerste slachtoffer van de crisis, al in 2009, was het kruideniertje aan de overkant, maar dat was altijd al een zaak van niks, gerund door een kluns die vaak 'nee' moest verkopen. De notenwinkel bij bushalte Varnava, je weet wel, met die wat nurkse mevrouw met die grote wrat op haar bovenlip, was in mei nog open. Ook weg. Evenals de timmerman en de lampenzaak in de Vassiliadisstraat. De winkel waar we die mooie wijnglazen kochten, net over de beek, op de hoek van de Vitsistraat, staat al vier jaar leeg. De supermarkt tegenover de school heeft steeds minder aanbod en gaat er met de dag rommeliger uitzien. Er loopt nauwelijks nog personeel. De groothandel in witgoed, bij ons onderin het flatgebouw, is met de noorderzon vertrokken. Er zit, na jaren leegstand, sinds kort een boksschool in. Of ik me daar veiliger bij moet voelen of niet, weet ik nog niet. Café Polso, in de Tseliou, waar je lekker tegenover de beek op het terras kon zitten, heeft het twee jaar geleden opgegeven, evenals het cadeauwinkeltje in de Lambrakisstraat, van de ouders van Vaso's schoolvriendinnetje Christina. Die woont hier tegenover, heeft drie etters van kinderen en is heel dik geworden, maar dit terzijde. Onze schoenwinkel tegenover het meisjesweeshuis heeft ongeveer in diezelfde tijd de geest gegeven. Restaurant Ta κala tis Isajas (Het goede van Jesaja), met die heerlijke keftedakia uit Smyrna, staat ook al vier jaar leeg en verlaten symbool van de vooruitgang te zijn. Zo kan ik bladzijden lang doorgaan, tot ik er nog somberder van word dan ik was toen ik dat zag van café Aristoteles. Mijn grote angst is dat ik op een dag uit Nederland kom en dat Loxias van de aardbodem is verdwenen. Ook daar gaat het allerminst goed, al houdt Ioannis het ondanks alles nog dapper vol.

Vanmorgen heb ik het beddengoed gewassen. Het was na een uur of wat al droog (in de zon met dertig graden in de schaduw, wat wil je?). Ik heb het meteen weer op bed gelegd. Jij zou dat niet goedkeuren, wilde het eerst altijd keurig strijken en ja, dat vind ik ook prettiger, maar in deze dagen heeft zich een wonderlijke luiheid van mij meester gemaakt. Ik heb geen zin om te koken en eet dus iedere dag buiten de deur. Strijken is er, hoe graag ik mij meestal aan jouw gewoonten houd, even niet bij. Ik heb ook nauwelijks zin om boodschappen te doen. Weer die ellendige supermarkt in, waar het zestien graden is en waar je maagpijn krijgt van de kou als je langs al die open vrieskasten loopt. Daar hebben ze nog steeds niet door hoe je op de kosten kunt besparen en het milieu nog een beetje kunt ontzien ook. Het milieu, daarvan is men zich in Griekenland maar heel matig bewust. Een goede zaak dat burgemeester Boutaris serieus werk heeft gemaakt van het afval gescheiden ophalen. Ik heb de indruk dat de mensen ook aardig meewerken, tenminste hier in de buurt, maar veel verder gaat het milieubewustzijn niet. Gelukkig maar, anders krijg ik na iedere reisje kritiek omdat ik vlieg en niet op de fiets kom.

In gedachten, altijd,

Kees

Foto: auteur


maandag, augustus 04, 2014

Brieven aan Stella (1)




Lieve Stella,

Ik zit op het terras van het visrestaurant om de hoek (Porfyra), dat jij nog hebt gekend als Pizza Roma. Die zaak zit alweer vijf jaar in de Perevoustraat. Het terras ligt gelukkig in de schaduw, want het is niet alleen het heetst van de dag, maar ik heb net een stevige wandeling achter de rug, de helling op, bijna tot aan de rand van het bos. Eerst geld getrokken bij de Alphabank in de Lambrakisstraat en mij daarna omhoog gesleept om iets te gaan eten bij Ta Pefka in de Tsiapanisstraat, maar dat zat stevig op slot. Vakantie. Het is de traditionele, Griekse vakantieperiode. Crisis of geen crisis, veel mensen trekken weg uit de stad. De meesten naar het dorp van herkomst, bij familie of in een huis dat ze daar nog hebben. Gisteravond, zaterdagavond, was het stadscentrum beangstigend leeg. Niets van de zinderende sfeer uit het gedicht Zaterdagavond van Dinos Christianopoulos, dat we nog samen hebben vertaald.

Yannis Boutaris, de burgemeester, die jij kende als wijnboer uit Stenimachos, doet naar men zegt zijn stinkende best om toeristen naar de stad te trekken, maar op het hoogtepunt van het seizoen doet een flink aantal restauranthouders de tent dicht. Vakantietijd, ook voor ons, bekijken jullie het maar. Er blijft voor de toerist desondanks genoeg te kiezen, maar toch is het vreemd, dat halsstarrig vasthouden aan achterhaalde gewoonten. Ik weet niet of het een lokale eigenaardigheid is. Ik vermoed van wel. Ik kan mij niet voorstellen dat ze in Athene of op de eilanden midden in het toeristenseizoen het restaurant sluiten omdat de traditie dat nu eenmaal voorschrijft. Waar al die, volgens de officiële cijfers, duizenden toeristen gisteravond waren? Geen idee. Ik heb er niet één gezien. Niet toen ik ging eten bij Myrovolos Smyrnis, waar jij ook graag kwam, en ook niet bij Loxias, dat toch prominent in de Lonely Planet staat. Ik was bij allebei de enige gast.

Waarom ik je ineens, zeven en een half jaar na je overlijden, een brief schrijf? Je zou het mij ongetwijfeld willen vragen. Als Griekse was het woord γιατί (waarom) een van je favorieten, maar waarom moet je voor alles wat je doet een verklaring zoeken? Houd het er maar op dat ik in het voetspoor treed van mijn oud-tante in het zevende geslacht Elizabeth Bekker, in Nederland beter bekend als Betje Wolff. Die schreef samen met Aagje Deken Sara Burgerhart, een roman in briefvorm. Heb ik ooit ook eens willen doen met Lupius, maar Lupius is twee jaar na jou overleden. De zoveelste aan de Ellendige Ziekte. We hebben hem op een gure, besneeuwde winterdag begraven. Net als bij jouw begrafenis heb ik gesproken. Als enige. Het werd mij voor zijn dood door hem opgedragen. Dan zeg je geen nee. Hij heeft de totale afbraak van zijn lichaam niet afgewacht en is dapper, als het niet zo idioot klonk zou ik bijna zeggen, monter, uit het leven gestapt, na een waardig afscheid van zijn vrienden.

Ik vraag me af waarom ik eigenlijk hier ben. Niet in dit restaurant, maar in de heetste maand van de zomer aan de subtropische rafelrand van Europa. Niet voor de vrienden, niet voor je familie. Die heb ik allemaal uitgebreid gezien in het voorjaar. Om het huis, denk ik. Het risico van gesprongen waterleidingen, bij de bovenburen en bij ons zelf, en van enge brieven van het pensioenfonds of de belastingdienst. Die laatste is trouwens geheel overgegaan op het internet, ik kreeg de aanslag voor dit jaar per e-mail, op de 26e juli. Of ik maar voor 1 augustus wilde betalen, of anders: boete. De overheid wordt hier steeds onbeschofter en absurder in zijn optreden. De vrouw van Andreas, iemand die ik uit Loxias ken, kreeg een aanslag van vijftienhonderd euro, hoewel ze geen inkomen heeft. Wel twee kinderen en dus concludeert de fiscus dat ze wel ergens een inkomen vandaan moet hebben. Dat Andreas het gezin onderhoudt en over zijn inkomen belasting betaalt, schijnt van geen enkel belang. Yannis van de bakkerij heeft een flinke boete gekregen. Waarom? Vier jaar geleden kwam zijn moeder om bij een brand. Haar hele woning brandde uit. Ook alle papieren gingen verloren. Daarom kon hij geen aangifte doen na het overlijden, om de zaak af te wikkelen. Hij werd bij de fiscus geroepen en overlegde daar keurig een verklaring van de politie en van de brandweer. Dacht dat alles daarmee rond was, maar nee, hij werd een tijd later opnieuw opgeroepen. Overlegde dus weer die verklaringen, maar er kwam een derde oproep. Die heeft hij genegeerd en hup: dertienhonderd euro boete. Een bevriend advocaat gaat het nu uitzoeken.

Vlak voor je overlijden gaf je mij de raad om door te leven zoals we samen hadden gedaan. Je vond zelfs dat ik mij beter in Griekenland kon vestigen. Er was nog geen sprake van enigerlei crisis, al de ellendige gevolgen daarvan heb je niet meer mee gemaakt, maar ik ben blij dat ik die laatste raad niet heb opgevolgd en dat ik rustig op mijn Nederlandse eiland ben gebleven. De eerste jaren kwam ik met plezier naar Griekenland, dat plezier is er wel enigszins af aan het slijten. Natuurlijk allereerst mijn ervaringen met de kafkaiaanse bureaucratie. In het begin dacht ik dat die wel meeviel. Jij handelde al onze Griekse zaken af, ik had er eigenlijk weinig of niets mee te maken, maar wat ik de laatste maanden, tijdens mijn korte bezoeken hier, aan tijd heb moeten verspillen in allerlei grauwe, akelige kantoren van de overheid, met ambtenaren die het eigenlijk ook allemaal niet precies wisten en mij dus van het spreekwoordelijke kastje naar de muur stuurden, verkeerde informatie gaven, bezwaren wegwuifden of niet bestaande problemen tot werkelijkheid maakten, daar zal ik je verder niet mee vervelen. Dan heb ik het nog niet over de opkomst van het nazisme en de radicalisering aan de andere kant van het politieke spectrum. Ook alledaagse zaken worden mij weleens te veel. Het absurde verkeersgedrag van veel van je landgenoten, het volledig ontbreken van ieder respect voor de publieke ruimte (donder je zooi maar ergens neer, als het achter de eigen voordeur maar spic en span is; ik weet nog hoe verschrikkelijk jij je daar aan kon ergeren), het kabaal van hun kinderen, soms tot middernacht, en nog wat van die kleinigheden, overschaduwen soms de gastvrijheid en hartelijkheid die ik ook veel ervaar. De avonden met vrienden en stamgasten in Loxias houden mij wat dat betreft op de been en natuurlijk het feit dat Loxias een dichtbundel van mij heeft gepubliceerd, met vertalingen door jou en Nadia uit Athene.

Ik moet gaan afsluiten. Er staan een panzaria salade met skordalia op tafel, een bakaliaros en een xtipiti. Er is mij net een halve liter witte wijn van het vat gebracht. De goede kanten van het Griekse leven, al worden die beter naarmate je ze geniet in goed gezelschap, met parea. In een volgende brief hoor je meer over wat in Thessaloniki in de jaren na jouw overlijden is veranderd. Ook hier geldt wat ik mijn leven lang al roep: dat veranderingen niet per definitie verbeteringen zijn. Maar nu aan de vis.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur