woensdag, oktober 24, 2012

Literair dagboek (Athos 1)


Zaterdag, 9 augustus 2008:
Thessaloniki
Athos was een bizarre ervaring. Toen ik er voor het eerst naartoe ging, met Kostas K. en Dimos M., sprak ik nauwelijks Grieks. Nu kon ik vlot met de monniken converseren. Dat was verhelderend. Op Athos ga je vijftienhonderd jaar terug in de tijd, naar die van de kerkvaders. De geloofsopvatting daar is nog onveranderd dezelfde als in de tijd van de dendrieten en pilaarheiligen. Alles is heel eenvoudig in de wereld van deze vroeg-middeleeuwse fundamentalisten: alles wat de bijbel en de kerkvaders beweren is de door God gegeven waarheid. De orthodoxe kerk is de enige ware, dat spreekt, en wie verstandelijk redeneert is geen goed christen, want de rede is een instrument van de duivel. Daar geloven ze heel stellig in, in God, de duivel, de hemel, de hel, de Maagd en die hele Efteling vol heiligen. Zolang ze op dat bergachtige, soms wondermooie schiereiland zitten, kunnen ze weinig kwaad, lijkt het, maar hun invloed reikt heel wat verder. Via naïeve, voor religieuze bangmakerij gevoelige mensen, zoals wijlen mijn schoonmoeder, bijvoorbeeld. Via hun uitgebreide economische belangen en door het ontbreken van enigerlei scheiding tussen kerk en staat. Ik was drie en een halve dag terug in de Juliaanse kalender en de moderniteit van de zesde eeuw.

Maandagavond rond zeven uur werd ik opgehaald door Kostas om naar de villa in Nikíti te gaan. Vervelend dat ik in de loop van de dag dezelfde buikpijn kreeg als twee weken geleden. Nu na het drinken van een halve liter chocolademelk. Weer krampen en veel gas. Voelde mij ook wat gammel. Kostas meent dat zijn gasten recht hebben op een barbecue met enorme lappen vlees. Ik vind dat ongeveer het ergste dat je iemand kunt aandoen, maar je bent gast en je wil geen spelbreker zijn. Toch kon ik maar weinig eten. Wel flink rode wijn ingenomen, dat is goed voor de darmen. Met Vassiliki, die er vermoeid uitzag, over Stella gesproken. Ze mist haar beste vriendin. Ik heb naar de sterrenhemel gekeken en gedacht aan haar laatste gedicht. 'Vroeg' gaan slapen, tegen half twaalf, omdat we de andere ochtend tijdig wilden vertrekken.

's Nachts heel gasserig. Om zes uur opgestaan, een klein beetje brood met kaas en thee genomen en naar Ouranoupolis gereden, een afstand van ongeveer zeventig kilometer. Daar een cappuccino genomen. De buikpijn was iets minder. De boottocht, buiten op het bovendek, in de schaduw, was aangenaam, maar het vervolg van de reis (de busrit van Dafni naar Karyes en de tocht naar Megista Lavra in een soort taxibusje, beiden over zeer slechte wegen) was in mijn conditie moeizaam. De laatste rit werd door Kostas vergeleken met het zitten in een mixer. Ik voelde iedere schok in mijn buik.

In Karyes was er tijd om de Protaton te bezichtigen, maar het was te donker om alle fresco's goed te kunnen zien. De Axion Esti was wel goed, door kaarsen en olielampen, belicht. In Lavra, een middeleeuws fort met driedubbele toegangspoorten, werden we ontvangen door de archondaris, een dikke, oude monnik, die ons op een stoel bewegingsloos opwachtte en onze begroeting zonder enige reactie in ontvangst nam. Duidelijk een man van gewicht, reageerde hij volstrekt niet bij Kostas binnenkomst, terwijl hij hem al jaren kent. Nadat wij en de met ons aangekomen pelgrims waren voorzien van Turks fruit, water, tsipouro en koffie, werd hij spraakzamer. In Lavra wordt met weinig haast geleefd. Na een half uur begon de toewijzing van kamers. Vanwege Kostas band met de abt en vanwege onze status als hoogleraar (later hoorde ik van Kostas dat hij mij had aangekondigd als historicus en hoogleraar), kregen we een luxe kamer in een ander gebouw dan dat voor de pelgrims. Die slapen met vier of meer in eenvoudige cellen. We hebben ons geïnstalleerd en daarna tot de vespers geslapen. Ik worstelde almaar met buikkrampen. Dat krijg je als je als vrijdenker in een klooster gaat zitten. Op mijn diamonitirion (visum) staat 'protestant'. Een leugentje om bestwil, anders kom je zonder aanbeveling van een Griekse ambassade of van een universiteit niet binnen. Ik kreeg korting omdat ik in Griekenland woon. Buitenlanders betalen vijf euro meer. Dat geld had ik in religieuze snuisterijen moeten omzetten, maar we hebben er koffie van gedronken en de god van Athos is een straffende god.

Na de middagrust de vespers bijgewoond, waar bleek dat de monniken van Lavra strenger in de leer zijn geworden sinds Kostas laatste bezoek. Wilden we in de hoofdkerk blijven, dan moest eerst een icoon worden bekruist en gekust, wat we toen maar hebben gedaan. Alsof, want ik raak zo'n ding, dat wemelt van de bacteriën, niet aan. Ik ben niet orthodox gedoopt, maar wel in de Agia Sophia getrouwd en ik word daarom toch als orthodox geaccepteerd. Behalve voor de communie, maar dat zou me helemaal te dol zijn geworden. Later hebben we ons toch maar teruggetrokken in de voorkerk, om van verder gedoe af te zijn. De riten zijn voor mij volstrekt onbegrijpelijk en het kerk-Grieks versta ik nauwelijks. Mijn gedachten gingen voornamelijk over wat voor een poppenkast het was en over het grote wonder van het christendom: dat er uit het optreden van een psychiatrische patiënt in Romeins Palestina zo'n mythologie is ontstaan waar nog honderden miljoenen mensen in geloven.

Na de vespers kregen we te eten. Iets dat op briam leek, met tonijn. Kennisgemaakt met vader Sofronios, een bekende van Kostas vriend Yorgos. Yorgos is aan een hersentumor geopereerd, maar heeft weinig overlevingskans. Later op de avond een verhaal, in de kerk, door de archondaris, over de stichting van het klooster. K. en ik stonden met belangstelling te luisteren, tot we plotseling scherp terecht werden gewezen door een bejaarde monnik, omdat we met de handen op de rug stonden, wat in de kerk verboden blijkt. 'Wat krijgen we godverdomme nou, ouwe pinguïn!' had ik willen zeggen, maar je bent te gast en hoe zeg je dat in het Grieks? Na een korte begroeting door de abt de avond verder doorgebracht op de kamer, met een van de flessen rode wijn die Kostas heeft meegenomen. Ik heb voor de nodige conserven gezorgd, die het monasticale dieet moeten aanvullen. De rode wijn had een enigszins positief effect op de darmen. Tegen elf uur gingen we slapen, om fit te zijn voor de vroegmis.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: