vrijdag, oktober 26, 2012

Literair dagboek (Athos 2)


Zondag, 10 augustus 2008:
Thessaloniki
De tweede dag op Athos (6 augustus) zijn we na een vermoeiend uurtje ochtendmis en het ontbijt (brood, olijven, water: woensdag, vastendag) op weg gegaan naar de Roemeense skite van Timiou Prodromou, de zuidelijkst gelegen gemeenschap op het schiereiland, in de buurt van de grot van de heilige Athanasios, de stichter van Megista Lavra. Het is een uur of wat lopen, maar de heenweg is zwaarder dan de terugweg, omdat de skite hoger op de berg ligt. Aanvankelijk volgden we een overschaduwd wandelpad (monopati) door het bos. Daarna kwamen we op de weg, waar weinig schaduw was. Dat maakte het lopen een stuk zwaarder. Het was een zeer warme dag. Bij de Roemenen werden we buitengewoon vriendelijk ontvangen door een jonge, goedlachse monnik die ons van water, Turks fruit en tsipouro voorzag. Hij liet ons de kerk zien en de kapel van de kluizenaar die vroeger op deze plek woonde. We mochten overal foto's nemen, iets dat in de kerken en kapellen van de Griekse monniken streng verboden is. We troffen er drie andere gasten uit Lavra, met wie we richting grot van Agios Athanasios wandelden. Om die te bereiken moet je tweehonderdachttien traptreden af langs een honderden meters diep ravijn. Kostas heeft het een keer gedaan en zei dat nooit meer te zullen herhalen. Ik durfde met mijn hoogtevrees niet eens in de buurt van de trap te komen. We hebben ver van de rand van het ravijn, in de schaduw van een rots, koude nescafé gedronken, terwijl de drie anderen onvervaard aan de afdaling begonnen.

We hebben hun terugkomst niet afgewacht, maar zijn op zoek gegaan naar de kluizenaar Josif, die ergens aan de rand van de afgrond moest wonen. We hadden moeite hem te vinden. We kwamen bij een verlaten kluis, maar die was niet bij een afgrond. Tenslotte kwam er een landrover over het pad, waarin een aannemer die op Athos restauratiewerk verricht. 'Stap maar in.' Vijf minuten later waren we er. Josif bleek naar Thessaloniki te zijn. Wij hebben in zijn tuin onze conserven gegeten en tsipouro gedronken, waarvan Kostas een litertje bij zich had. Er was een kraan en we vonden een gieter. Daarmee de planten en groenten, die dreigden te verdorren, flink water gegeven. De buikpijn kwam nu en dan weer opzetten, maar dan bracht een stiekeme scheet verlichting (later in Lavra moeizaam gescheten op zo'n verdomde hangplee, om daarna te ontdekken dat een deur verder de echte mensen-wc was). Vanaf de kluis van Josif heb je een indrukwekkend uitzicht op de zuidpunt van Athos, waar verschillende kluizen boven de afgrond zijn gebouwd. Die hangen als bijennesten een paar honderd meter boven zee. Ik durfde er niet aan te denken hoe je daar moet komen. Kluizenaar Josif staat er om bekend dat hij iedere keer als er toestellen van de luchtmacht overkomen, met een grote Griekse vlag gaat zwaaien. Soms maakt zo'n vliegtuig dan een ererondje. Piloten die Athos bezoeken brengen hem een pet of insigne, zodat hij, naar men zegt, een klein luchtmachtmuseum in huis heeft.

Teruggeklommen naar de Roemeense skite, waar we water, opnieuw tsipouro en koffie dronken. Omdat de archondaris bezig was, heeft Kostas de koffie maar zelf gezet. De sfeer bij de Roemenen is heel wat ontspanner dan die in Lavra. Uitgerust begonnen we aan een gemakkelijke wandeling terug. Je moet eerst een kort stuk klimmen, maar daarna begint de weg geleidelijk aan te dalen, tot aan de poort van het klooster.

'Thuis' een stortbad genomen, geslapen, wat gelezen en mij drie kwartier verveeld bij de vespers. In de voorkerk, want daar val je minder op. Na het avondeten gaf vader Sofronios ons een rondleiding. In het gebouw geweest waar nog belangrijker mensen dan wij, zoals de patriarch van Constantinopel en bezoekende ministers, logeren. Ook het oudste deel van het klooster gezien, met de kapel waar men tot monnik wordt gewijd. Je vindt er ook het knekelhuis en het baptisterium. Sofronios verhaalde van het ene wonder na het andere, allemaal in de categorie kinderlijke flauwekul en feeërieke onzin. Uiteraard hebben we hem in zijn waarde gelaten en niet tegengesproken, al werd het heel pijnlijk toen hij beweerde dat God aan Kostas vriend kanker had gezonden uit liefde. Door dat lijden kom je tot inkeer, dichter bij God en uiteindelijk in het paradijs. Ja, ja, dus Stella is gestorven vanwege de grote liefde die God voor haar koesterde. Ik had er het mijne over willen zeggen, maar dan waren we direct buiten de poort gezet en hadden we de nacht in de wildernis moeten doorbrengen. Nadat Sofronios ons twee boeken cadeau had gedaan (over het leven van Agios Athanasios en over de kluis van Agios Johannes Koukouzelis) hebben we de avond op onze kamer doorgebracht met een fles rode wijn, die mijn darmen weer wat verlichting bracht.

De derde dag (7 augustus) dezelfde ochtendroutine, alleen zijn we pas het laatste kwartier naar de kerk gegaan. Daar werden we terechtgewezen door een oude monnik, omdat we tijdens een of ander onderdeel van de rite niet stonden, maar zaten. We hadden er genoeg van en zijn de kerk uitgelopen. Later, toen we wachtten tot de refter open ging, kwam hij naast ons zitten en bood hij zijn verontschuldigingen aan. Hij was te streng geweest, zei hij. Er ontspon zich een gesprek. Vader Christoforos bleek een beminnelijke man te zijn. Na vijfentwintig jaar als stuurman op de grote vaart, had hij zich teleurgesteld in het leven teruggetrokken in het klooster. Het kloosterleven begon hem echter zwaar te worden. Vooral het nachtelijke opstaan. 'Ik heb er nu al een derde wekker bij gekocht, anders verslaap ik mij.'

Het ontbijt bestond uit sperziebonen, aardappelen, brood, olijven en rode wijn, met watermeloen toe. Hetzelfde als het avondeten. De wijn in Lavra is goed, maar wel wat aan de jonge kant.

Vader Sofronios kwam om ons naar de kapel van Agios Athanasios te brengen, die hij volgens de verhalen bouwde in opdracht van de Maagd. Steeds verwoestten demonen het bouwen aan het klooster, tot de Maagd zei: 'Bouw in één dag een kapel en draag daar 's avonds de mis op.' Nu, dat deed hij, wat de demonen voorgoed de das omdeed, aldus een serieuze Sofronios. De kapel is klein en charmant, maar gebouwd in één dag? We hebben het maar niet gevraagd, want Sofronios wees ons alweer op een ander wonder: twee iconen die hadden gehuild bij een aanval van piraten. Bij de kapel is een kluis die niet wordt bewoond, maar waarin vader Avraam (Abraham) kanaries fokt, wat een vrolijk gezicht was. Vlakbij zagen we een zonnewijzer en een stenen vat voor het persen van druiven uit de oudheid, maar daarover zei Sofronios niet veel. De oudheid is niet geliefd bij de monniken.

Tenslotte bracht hij ons naar de nabij gelegen kluis van Johannes Koukouzelis, die wordt bewoond en gerestaureerd door een jonge, vrolijke monnik uit Thessaloniki, vader Efraïm (als ik mij goed herinner). Direct kwamen water, drank, noten en koulourakia op tafel. We hadden een aardig gesprek over Byzantijnse geschiedenis, maar onvermijdelijk werden God en de Maagd erbij gehaald, waarna wij vonden dat het tijd was om op te stappen. Hij zag in mij een soort kandidaat-orthodox. Ik kreeg een paar bidsnoeren cadeau om vast te oefenen. Ik kreeg ook een stuk hout met daarop een lapje leer met een gekalligrafeerde bijbeltekst. Het paste niet meer in de bagage. Ik heb het discreet achtergelaten in Lavra. Vergeten, zullen we maar zeggen.

Terug in Lavra hebben we onze boeken, conserven en tsipouro ingepakt en zijn we afgedaald naar de haven, waar we in de schaduw bij het zingen van de zee hebben gelezen, gegeten en gedronken. Met de buik ging het beter nadat ik 's morgens het een en ander was kwijtgeraakt. De steile klim terug was nogal vermoeiend, maar ons wachtte het stortbad en de middagrust.

Na de avondliturgie (waarvan we maar tien minuten volgden) kennis gemaakt met een bezoekende bisschop uit Zambia en na het avondeten een tijd gesproken met de abt, een man die vriendelijk lijkt, maar ook iets sluws in zijn blik heeft. Vader Sofronios stelde een wandeling voor. Kostas zei direct ja, maar ik had geen zin meer in wonderen en in gehuichel dat ik het allemaal prachtig vind. Ik ben op de kamer gaan lezen. Kostas kwam tegen kwart over tien terug, witheet, omdat hij toch met Sofronios in debat was geraakt, terwijl geen enkele monnik ook maar enigszins vatbaar is voor logica, want dat zien ze als een instrument van de duivel. We hebben de laatste fles rode wijn opgedronken.

De laatste ochtend (8 augustus) konden we niet naar de mis, omdat het taxibusje naar Karyes al om zeven uur vertrok. Toen we in de kiosk buiten de poort wachtten, zagen we de zon opkomen achter Thassos, dat vaag in de nevels oprees uit zee. Afscheid genomen van vader Sofronios, die Kostas nog wat dingen meegaf (ondermeer een bidsnoer en een fles wijwater) voor hun wederzijdse vrienden Yorgos en Eleni. Hij zou bidden voor Yorgos genezing, maar 'alles is in de handen van God.' Rond half negen arriveerden we met de 'mixer' in Karyes, waar we nog enkele mensen vonden die niet anderhalf uur op de bus wilden wachten. Met zijn allen een taxi genomen naar Dafni, waar we tegen tien uur arriveerden. We hadden de 'snelboot' van twaalf uur besproken. Die vertrok wel op tijd, maar deed er om de een of andere reden een uur over om in Ouranoupolis te komen, in plaats van een half uur. Kostas kreeg de pest in, want hij moest nog een aantal zaken regelen voor zijn hoogbejaarde moeder. We reden door een mooi landschap naar Thessaloniki via Stagira (de geboorteplaats van Aristoteles), Arnea en Vassilika. Ik hoorde de stem van Stella, die zei: 'Waarom zou je naar een toeristisch eiland gaan als je een prachtig gebied als Halkidíki vlakbij hebt?'

©Kees Klok

4 opmerkingen:

Vasílis zei

Beste Kees, ik heb je dagboek gelezen. Erg vrolijk klinkt het niet. Waarom, vraag ik mij af, wil je (toch) naar Athos en ga je ook?
Vasílis

Kees Klok zei

Omdat het voor een historicus natuurlijk buitengewoonn interessant is om eens in die wereld rond te kijken.

Vasílis zei

Zoals je misschien weet verzamel ik zoveel mogelijk publicaties van (ervaringen van) Nederlanders over Athos. Ik hoop dat je er geen bezwaar tegen hebt dat ik ook jouw dagboek overneem: http://debergathos.blogspot.nl/2012/10/183-historicus-kees-klok-en-de-agion.html

Kees Klok zei

Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen. Overigens zijn mijn ervaring niet negatief, in tegendeel. Gastvrije ontvangst, mooi onderkomen, monnik die zijn best deed het ons naar de zin te maken, ontmoeting met de abt en Zambiaanse bisschop, wandelingen door een ongelofelijk mooi landschap, maar ik beschrijf een en ander wel vanuit mijn visie als vrijdenker. Bovendien moet het een literair verhaal zijn (literair dagboek), waarbij de letterlijke waarheid onderschikt is aan het literair effect. Dat kleurt een en ander, uiteraard.